Hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

associatieconcept

A

creatief basisidee dat verbanden tussen het merk en iets anders legt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

communicatiedoelgroep

A

afgebakende groep personen of organisatie waarop de communicatie is gericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

communicatiedoel

A

het effect dat de organisatie met communicatie in een bepaalde periode bij een specifieke doelgroep wil bereiken op het gebied van kennis, houding en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

communicatiestrategie

A

de keuze over met welke boodschap en met welke middelen met wie en wanneer wordt gecommuniceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

concept

A

creatief idee dat het uitgangspunt vormt voor communicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

effectconcept

A

creatief basisidee waarbij het te bereiken resultaat wordt getoond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

explicatieconcept

A

creatief basisidee waarbij het product of de dienst wordt verklaard en toegelicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

intermediair

A

tussenpersoon tussen de zender en de doelgroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

marketingdoelgroep

A

de daadwerkelijke consumenten op wie de communicatie zich richt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nulmeting

A

meting van de situatie voordat activiteiten plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

propositie

A

belofte die de organisatie of het merk doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

return on investment

A

in hoeverre een investering zich terugverdient.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

selectieve perceptie

A

mensen registreren maar een deel van alle informatie uit hun omgeving. ze nemen vooral voor waar wat overeenkomst met hun eigen gevoelens en overtuigingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stakeholder

A

een belanghebbende persoon of organisatie die zowel positief als negatief invloed ondervindt of kan uitoefenen op een organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

taakstellende methode

A

het budget wordt gebaseerd op de gestelde doelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vergelijkingsconcept

A

creatief basisidee dat het merk tegen een ander merk afzet.