Hoofdstuk 12 Flashcards
waar richt marketing communicatie zich op?
verkoop van diensten en producten.
wat zijn de vier p’s in de marketing mix
product, prijs, plaats en promotie en personeel hoort er ook bij.
wat is business to business?
lange aankooptrajecten waarbij meerdere mensen betrokken zijn.
wat zijn de positioneringsvormen?
de informationele, de transformationele en de tweezijdige positionering.
wat wordt bedoeld met een informationele positionering?
hierbij worden concrete, functionele eigenschappen benadrukt.
wat wordt bedoeld met een transformationele positionering?
hierbij wordt een merk verbonden met de waarden enleovenstijl van de consument.
wat wordt bedoeld met een tweezijde positionering?
hierbij worden zowel de producteigenschappen als de emotionele waarden gecomunniceerd.
wat is operationele excellence?
hierbij gaat het om zeer efficiënt werken in een organisatie.
wat is customer intimacy?
hierbij draait het om excellente relaties met de klanten en een optimale service verlenen.
wat is product leadership?
hierbij gaat het om innovatie en als eerste met nieuwe producten komen.
wat is thought leadership
hier wordt de organisatie gezien als een changemaker die bestaande ideeën en concepten in een sector verandert.
waar lijdt een sterke positie naar in de beleving van consumenten toe?
een duidelijke en onderscheidende plaats van het merk ten opzichte van de concurrentie.
welke vier elementen beschrijft de positioneringsruit?
- merk
- doelgroep
- concurrentie
- trends
wat creëert een merk?
bekendheid: de merkkennis.
emotionele band met de klanten: merkvoorkeur
het herinnert klanten eraan om opnieuw bij de organisatie te kopen: merkloyaliteit.
wat is segmenteren?
hierbij deel je de doelgroep op in kleinere delen.
dit kan door: demografie, geografie, psychografie of behavior.
waar gaat het om bij het see-think-do-care-model?
om bekendheid, overweging, actie en loyaliteit.
bij een concurrentieanalyse kan branchmarking handig zijn. wat is dat?
je vergelijkt de prestaties van de organisatie van de organisatie met andere organisaties uit de sector. bij branchmarking kijk je naar organisaties in andere sectoren.
wat is het verschil tussen mega trends en microtrends?
megatrends zijn langdurige ontwikkelingen me vee impact op de organisatie. microtrends spelen in een bedrijf of een sector.
bij een destep analyse kijk je naar?
D=demografische factoren
E=economische factoren
S=sociaal-culturele factoren
T=technologische factoren
E=ecologische factoren
P=politiek-juridische factoren
Behavioristisch
segmentatie op basis van het koopgedrag, de gebruiksfrequentie en de gebruikssituatie.
benchmarking
vergelijken van de eigen prestaties met die van de toonaangevende concurrenten uit de sector.
branding
het ontwikkelen en managen van alle associaties die mensen hebben bij het zien, horen, voelen en ruiken van een merk.
customer relationship management (CRM)
de manier waarop een organisatie de relatie en interactie met (potentiële) klanten beheerd.
decision making unit (DMU)
tijdelijke of vaste groep mensen in een organisatie die actief is en een organisatie bij de beslissing over een aankoop.
DESTEP-analyse
een handige methode om grip te krijgen op de context en de trends waarbinnen een organisatie werkt.
geografische segmentatie
segmentatie op basis van een land, provincie, regio, gemeente of postcode, wijk of straat.
informationele positionering
benadrukken van concrete, functionele eigenschappen van een product of dienst.
internal branding
verbeteren van de betrokkenheid van management en medewerkers bij het eigen merk.
macrotrends
maatschappelijke ontwikkelingen op lange termijn.
marketing
alle activiteiten gericht op het signaleren en bevredigen van de behoeften van de doelgroepen.
marketingmix
de vier p’s: product, prijs, plaats, en promotie. vaak aangevuld met een vijfde p: personeel.
megatrends
maatschappelijke ontwikkelingen die he niveau van het individu overstijgen, ingebed raken in de maatschappij en van lange duur zijn.
merkwaarden
de waarden die het merk naar buiten, extern communiceert.
microtrends
ontwikkelingen binnen een bepaalde markt of sector op het niveau van producten of diensten op de korte termijn.
monopolie
slechts een aanbieder op de markt die dus alles kan bepalen.
oligopolie
enkele aanbieders op de markt dus beperkte concurrentie.
operationele excellence
de organisatie wil uitblinken in super efficiënte bedrijfsvoering.
positionering
creëren van een voorkeurspositie in het brein van de doelgroep ten opzichte van andere organisaties.
positioneringsruit
een krachtige positionering heeft als basis een sterke merkidentiteit, is van betekenis voor de doelgroep, onderscheidend van de concurrentie en speelt in io relevante trends. de Positioneringsruit brengt dat alles helder in beeld.
product excellence
de organisatie wil uitblinken in de kwaliteit van de producten en diensten.
psychografische segmentatie
segmentatie op basis van waarden en behoeften zoals lifestyle, ideëen over geld, sparen en milieu.
service excellence
de organisatie wil uitblinken in haar dienstverlening en klantbeleving.
socio-demografische segmentatie
segmentatie op basis van specifieke kenmerken van een persoon of een huishouden zoals: leeftijd, geslacht, burgerlijke staat , gezinsgrootte, inkomen, beroep en opleiding.
substituten
vervangende producten en diensten die dezelfde behoefte vervullen.
thought leadership
de organisatie wil gezien worden als innovator en changemaker.
top of find awareness (TOMA)
het merk dat als eerst genoemd wordt in een categorie.
transformationele positionering
verbinden van een merk met de waarden en levensstijl van de consument.
tweezijdige positionering
zowel communiceren over de functionele producteigenschappen als de emotionele waarden.
volledige mededingen
heel veel aanbieders op de markt, dus veel concurrentie.