Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

wat zijn de vier verschillende aspecten die je kan onderscheiden bij een boodschap?

A
  1. zakelijke aspect: de beschrijving van feiten, de informatie in de boodschap.
  2. expressief aspect: het gevoel, de emotie die de zender via de boodschap uit.
  3. relationeel aspect: de verhouding van de zender en ontvanger tot elkaar.
  4. appellerend aspect: het beroep op de ontvanger om iets te doen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

wat is communicatie?

A

communicatie is een proces van tweerichtingsverkeer waarbij zowel de zender als de ontvanger actief zijn. beide kunnen van positie wisselen. communicatie is daarom een interactief proces. interactie is geen voorwaarde, maar wel een essentieel voor communicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar bestaat het klassieke model van communicatie uit?

A

bestaat uit zender-boodschap-medium-ontvanger.
door de feedback van de ontvanger en terugkoppeling van de zender ontstaat interactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

agendasetting

A

de media bepalen wat in de publieke belangstelling staat, maar niet hoe men over die onderwerpen denkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

boodschap

A

communicatie-inhoud die de zender aan de ontvanger wil overbrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

communicatiemodaliteiten

A

indeling in verschillende communicatiewijzen in onder andere: voorlichting, public relations, reclame, en propaganda.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

decoderen

A

interpreteren van de boodschap door de ontvanger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

encoderen

A

het door de zender omzetten van gedachten en/of gevoelens in een boodschap, in woord, beeld en/of lichaamstaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

feedback

A

de reactie die de ontvanger stuurt naar de zender.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

framing

A

denkraam waarbinnen informatie wordt ingekaderd en bepaalde aspecten worden uitgelicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

interactieve communicatie

A

informatieoverdracht tussen een zender en een ontvanger waarbij de ontvanger een actieve rol heeft en mee het proces en de communicatie bepaalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

interne ruis

A

verstoring door factoren binnen het communicatieproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

medium

A

object dat een communicatieboodschap kan dragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

non-intentionele communicatie

A

vorm van communicatie waarbij de zender niet de bedoeling heeft te communiceren, maar waarbij wel een boodschap overkomt. denk aan blozen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

non-verbale communicatie

A

communicatie door beelden, klanken, gebaren, smaken of geuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ontvanger

A

degene bij wie de communicatie terechtkomt, bedoelt of onbedoeld.

16
Q

propaganda

A

communicatie die gericht is op het winnen van mensen voor overtuigingen, ideeën en ideologieën.

17
Q

public relations

A

stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een organisatie en haar stakeholders.

18
Q

reclame

A

beïnvloedende informatie over producten, diensten en bedrijven via gekochten ruimte in de media

19
Q

redundantie

A

al dan niet bewuste overdraad - herhaling - van communicatie.

20
Q

ruis

A

factoren die het communicatieproces verstoren

21
Q

stimulus-respons

A

theorie die ervan uitgaat dat de massa alles klakkeloos overneemt wat de media inspuiten. ook wel injectienaaldtheorie genoemd.

22
Q

terugkoppeling

A

reactie van de zender op de feedback van de ontvanger.

23
Q

two step flow

A

communicatietheorie die ervan uitgaat dat de doelgroep (indirect) bereikt wordt door de opinieleiders en influencers.

24
Q

uses and gratifications

A

communicatietheorie met als uitgangspunt dat de mensen massamedia gebruiken om hun eigen behoeften te bevredigen.

25
Q

verbale communicatie

A

communicatie door woorden, zowel schriftelijk als mondeling.

26
Q

voorlichting

A

bewust gegevens hulp en menings- en besluitvorming door de middel van communicatie.

27
Q

zender

A

degene die start met het communicatieproces en die een boodschap verstuurt.