Hoofdstuk 4: Polymeren vanaf 4.2 tot 4.4 Flashcards

1
Q

welke 3 basistypen van polymeren heb je + vb

A

lineaire polymeren bv. thermoplasten

lineair vertakte polymeren bv. thermoplasten

vernette (of cross linked) polymeren bv. elastomeren (beperkt vernet) en thermoharders (sterk vernet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn 2 eigenschappen bij lineaire polymeren

A

tussen de polymeerketens zijn er zwakke interactie-krachten

en de polymeerketens verstrengelen elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn 2 eigenschappen bij lineair vertakte polymeren

A

ontstaan door zijreacties tijdens de polymeersynthese

verminderde dichtheid van het polymeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een eigenschap bij beperkt vernette polymeren

A

bij elastomeren: ze hebben cross-links = dwarsverbindingen tussen de polymeerketens op covalente basis

bij thermoharders: hebben ze veel cross-links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4 eigenschappen van thermoplasten

A

meestal lineair of lineair vertakte structuur maar onvernet

worden vloeibaarder bij opwarming en terug vaster bij afkoeling

bij nog hogere temperatuur treedt er decompositie op

ze zijn oplosbaar in een geschikt solvent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4 eigenschappen van elastomeren

A

beperkt vernette polymeren met rubberachtige (elastische) eigenschappen

worden niet meer vervormbaar bij hoge T

bij hogere temperatuur treedt er decompositie op

onoplosbaar in solventen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

4 eigenschappen van thermoharders

A

er bestaat een strak netwerk van covalente bindingen (cross-links)

is bros

worden niet meer vervormbaar bij hoge T (decompositie bij nog hogere T)

onoplosbaar in solventen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke soort polymeer is dit

A

Thermoplast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke soort polymeer is dit

A

elastomeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke soort polymeer is dit

A

thermoharder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

door welke 2 manieren kan ketenverstijving veroorzaakt worden

A

door grote substituentgroepen op hoofdketen

door de locatie van de zijgroep op de hoofdketen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke soort polypropeen is dit + uitleg

A

isotactisch PP want alle CH3-groepen zitten aan dezelfde zijde van het vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke soort polypropeen is dit + uitleg

A

syndiotactisch PP want de CH3-groepen staan afwisselend voor en achter het vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke soort polypropeen is dit + uitleg

A

atactisch PP want de CH3-groepen zijn at random geplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geef 2 eigenschappen van semikristallijne polymeren

A

regelmatige structuur

kleine zijgroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geef een eigenschap van amorfe polymeren

A

willekeurige structuur, geen regelmaat

17
Q

wat betekent Tg, Tv en Tm

A

Tg: glasovergangstemperatuur van een amorf polymeer

Tv: vloeitemperatuur van een amorf polymeer

Tm: smeltpunt van een kristallijn polymeer

18
Q

Tg, Tv en Tm bij amorfe thermoplast, theoretisch 100% kristallijne thermoplast en semi-kristallijne thermoplast

A

amorfe thermoplast: Tg, Tv

theoretisch 100% kristallijne thermoplast: Tm

semi-kristallijne thermoplast: Tg, Tv en Tm

19
Q

wat betekenen de curves op deze grafiek

A

a = amorfe thermoplast

a1/a2 = lagere/hogere molmassa

b = theoretisch 100% kristallijne thermoplast (komt in de praktijk nooit voor)

c = theoretische curve van de semi-kristallijne thermoplast

d = realistische curve van de semi-kristallijne thermoplast

20
Q

wat betekenen de curves op deze grafiek

A

a = thermoharder

b = elastomeer

21
Q

wat zijn additieven

A

dat zijn speciale toevoegmaterialen die in kunststoffen gebruikt worden om eigenschappen en functioneren te verbeteren

22
Q

welke 2 soort mengpolymeren kan je hebben + het verschil

A

homogeen mengsel = 2 of meer polymeren zijn met het blote oog waarnemend mengbaar

heterogeen mengsel = 2 of meer polymeren zijn met het blote oog waarnemend NIET mengbaar

23
Q

welke 3 soort interpenetrerende netwerken heb je

A

blend

semi IPN

IPN

24
Q

welke soort interpenetrerend netwerk is dit

A

blend

25
Q

welke soort interpenetrerend netwerk is dit

A

semi IPN

26
Q

welke soort interpenetrerend netwerk is dit

A

IPN