Hoofdstuk 2: roosterfouten Flashcards

1
Q

2 eigenschappen nog van kristallen

A

ze zijn zelden perfect

ze kunnen fouten hebben in de roosters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom zijn fouten in kristalroosters belangrijk?

A

omdat ze zorgen voor belangrijke eigenschappen van materialen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke soorten kristalfouten kun je hebben

A

puntfouten: op een punt
dislocaties: langs een lijn
korrelgrenzen: over een vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke 2 soorten vaste oplossingen heb je

A

substitutionele vaste oplossing

interstitiële vaste oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer heb je een volledige oplosbaarheid bij de substitutionele vaste oplossing

A

wanneer één type atoom een ander soort atoom vervangt en dat gaat wanneer er wordt voldaan aan wat regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de 4 regels voor te voldaan aan volledige oplosbaarheid bij de substitutionele vaste oplossing

A

minder dan 15% verschillen in atoomdiameter

dezelfde kristalstructuur

vergelijkbare EN-waarde

dezelfde chemische valentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat gebeurt er als dezelfde chemische valentie niet wordt behouden bij de substitutionele vaste oplossing

A

dan is er een beperkte oplosbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een interstitiële vaste oplossing

A

dat is wanneer een kleiner vreemd atoom zit op een plaats die normaal niet bezet is door atomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de 2 voorwaarden voor een interstitiële vaste oplossing

A

de diameter legeringsatomen moet kleiner zijn dan de grootte van lege plaatsen tussen roosteratomen

de atomen moeten vergelijkbare elektronegativiteit bezitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het doel van de interstitiële vaste oplossing

A

het maken van legeringen om de sterkte van het metaal te verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een eigenschap van puntfouten

A

dat de onderbreking van het rooster heel gelokaliseerd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke 3 soorten puntfouten heb je + leg uit

A

vacature: lege plaats in het rooster
zelfinterstitieel: rooster atoom op de verkeerde plaats

aanwezigheid van een vreemd atoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke onderverdeling heb je bij aanwezigheid van een vreemd atoom bij puntfouten + leg uit + andere naam

A

substitutioneel: vervangend roosterdeeltje + substitutionele legeringen
interstitieel: op een plaats die normaal niet bezet is door deeltjes + interstitiële legeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe ontstaat een lijnfout of dislocatie (2)

A

bij het stollen van materiaal

tijdens mechanische vervorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke 2 types van dislocaties heb je

A

randdislocatie

schroefdislocatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke soort dislocatie is dit

A

randdislocatie

17
Q

welke soort dislocatie is dit

A

schroefdislocatie

18
Q

wat zijn 4 kenmerken van dislocaties

A
19
Q

wat is een polykristallijn materiaal + waar komt het meestal voor

A

Polykristallijn materiaal = materiaal opgebouwd uit meerdere kristallen met een oriëntatieverschil + technische materialen

20
Q

wat is een oppervlaktefout + ander woord

A

een oppervlaktefout of een korrelgrens is een grenszone tussen 2 korrels die een verschillende oriëntatie vertonen

21
Q

wanneer ontstaan oppervlaktefouten (2)

A

tijdens het stollen of het vervormen van het materiaal

22
Q

welke 3 soorten oppervlaktefouten heb je

A

tweelinggrenzen

subgrenzen

korrelgrenzen

23
Q

wat is een tweelinggrens + hoe ontstaat het

A

die scheidt 2 symmetrische kristallijne regio’s +

door het koud of heel snel vervormen van materialen

24
Q

wat zijn subgrenzen

A

dat is een oppervlaktefout waarbij het oriëntatieverschil tussen beide kristallen minder is dan 2°

25
Q

wat zijn korrelgrenzen + wanneer ontstaan ze

A

dat zijn oppervlaktefouten die een oriëntatieverschil hebben tussen kristallen groter dan 2° + bij stollen

26
Q

teken een schets van een korrelgrens

A
27
Q

welke soort oppervlaktefout is dit

A

tweelinggrens

28
Q

welke soort oppervlaktefout is dit

A

subgrens

29
Q

welke soort oppervlaktefout is dit

A

korrelgrens

30
Q

synoniem voor kristalrooster

A

korrels

31
Q

wat is de oorzaak en gevolg van kiemvorming bij kristallijne materialen

A

oorzaak: als de stoltemperatuur bereikt wordt dan begint de kristallisatie op veel plaatsen tegelijk
gevolg: kiemen groeien uit tot korrels

32
Q

wat gebeurt er met groeiende korrels die elkaar raken

A

als de oriëntatie hetzelfde is, dan versmelten ze tot 1 groot kristal (kans is klein)

33
Q

wat is het eindresultaat van de kiemvorming

A

je krijgt een polykristallijn materiaal

34
Q

waar is de korrelgrootte afhankelijk van + bespreek 2 mogelijkheden

A

van de afkoelsnelheid

trage afkoeling = weinig kiemen = grofkorrelige kristallijne structuur

snelle afkoeling = veel kiemen = fijnkorrelige structuur