Hoofdstuk 4: hogere corticale functies Flashcards

1
Q

Welke eigenschappen onderscheid de mens van andere dieren door een sterkere ontwikkeling van de cerebrale cortex?

A
  • fijne gecoördineerde bewegingen van de handen
  • ontwikkeling van de spraak en taal
  • persoonlijkheid
  • geweten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke hogere corticale functies zijn er?

A
  • fasie: taalgebruik
  • praxie: weten handelen
  • gnosie: herkennen van zintuigelijke indrukken
  • soma: ruimte kennis
  • geheugen
  • bewustzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke verschillende taalniveaus zijn er?

A
  • semantiek: betekenis
  • fonologie: klank
  • syntaxis: zin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt afasie in?

A

Functiestoornis van de taaldominante hemisfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soorten afasie zijn er?

A
  • Broca afasie
  • Wernicke afasie
  • gemengde/globale afasie
  • amnetische/nominatieve afasie
  • conductie afasie
  • transcorticaal motorische afasie
  • transcorticaal sensorische afasie
  • gemengde transcorticale afasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken van Broca afasie?

A
  • motore afasie
  • letsel ter hoogte van de gyrus frontalis inferior
  • taalbegrip intact
  • problemen met spreken
  • echolalie
  • persevereren
  • spreken in telegramstijl
  • bewust van stoornis
  • lezen is intact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de kenmerken van Wernicke afasie?

A
  • letsel ter hoogte van de gyrus temporalis superior
  • gestoord taalbegrip
  • vloeiende spraak
  • logorrhoe
  • neologismen
  • jargonafasie
  • niet bewust van stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de kenmerken van gemengde/globale afasie?

A
  • letsel: uitgebreide laesies ter hoogte van de linker sulcus lateralis
  • niet-vloeiende spraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van amnetische/nominatieve afasie?

A
  • letsel posterieur in de temporale kwab of restletsel van motorische afasie
  • vloeiende spontane spraakproductie
  • begrip relatief goed bewaard
  • woordvindingsmoeilijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de kenmerken van conductie afasie?

A
  • letsel ter hoogte van de fasiculus aruatus
  • onvermogen voorgezegde zin te herhalen
  • spontane spraak weinig gestoord
  • begrip is goed
  • hardop lezen en schrijven verstoord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de kenmerken van transcorticaal motorische afasie?

A
  • letsel ter hoogte van de anterieure frontaalkwab
  • spontane taal gereduceerd
  • automatische taal (naspreken, hardop lezen gaat veel beter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de kenmerken van transcorticaal sensorische afasie?²

A
  • letsel: posterieur pariëtemporaal links
  • lege en omschrijvende spontane taal
  • semantische parafasieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kenmerken van gemengde transcorticale afasie?

A
  • letsel: anterieure en posterieur associatiecortex links
  • weinig spontane taal
  • echolalie
  • ernstige taalbegripstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar kan men naar kijken om er achter te komen aan welk soort afasie iemand lijdt?

A
  • spontante spraak
  • taalbegrip
  • benoemen
  • herhalen
  • lezen
    -schrijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is het soms moeilijk om afasie te lokaliseren?

A
  • taalproductie is complex
  • grote heterogeniteit binnen de afasietypes
  • geeft onvoldoende aanknopingspunten voor therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt apraxie in?

A

Stoornis van het aangeleerde doelgerichte handelen niet terug te brengen op de aanwezigheid van parese, sensiebele stoornis…

17
Q

Welke vormen van apraxie zijn er?

A
  • dyspraxie: mildere vorm van apraxie, die vooral bij kinderen en jongeren voorkomt
  • ideatoire aparaxie: stoornis in planning en volgorde van de bewegingen
  • ideomotore apraxie: stoornis in het hanteren van voorwerpen
  • constructieve apraxie: ruimtelijke aspect van een handeling is verstoord
  • kledingapraxie: niet weten hoe men zich moet aankleden
  • orofaciale apraxie: niet meer goed weten hoe bepaalde mondbewegingen gemaakt moeten worden
  • verbale apraxie: niet weten hoe men woorden moet uitspreken
18
Q

Wat houdt gnosie in?

A

Het herkennen en begrijpen van de prikkels om ons heen (visueel, tactiel en auditief)

19
Q

Wat houdt agnosie in?

A

De onmogelijkheid om sensoriële prikkels te herkennen ondanks intacte zintuigen

20
Q

Wat houdt soma in?

A

Ordening van de ruimte, het lichaam en de lichaamsdelen

21
Q

Wat zijn de taken van de niet-dominante hemisfeer voor soma?

A
  • ordening van ruimte en lichaam
  • eigen lichaamsdelen worden als bestaand en van zichzelf ervaren
22
Q

Wat zijn de taken van de dominante hemisfeer voor soma?

A
  • toekennen van symbolen aan het lichaam en de ruimte
23
Q

Wat zijn de gevolgen van schade aan het drielandenpunt in de niet-dominante hemisfeer?

A
  • ontkennen van het bestaan van de linker lichaamshelft en linker helft van de ruimte (neglect)
24
Q

Wat zijn de gevolgen van schade aan het drielandenpunt in de dominante hemisfeer?

A
  • symbolische betekenis van lichaamsdelen ontbreekt
  • vingeragnosie
  • Gerstmann syndroom (stoornis links-rechts, vingeragnosie, agrafie en acalculie)
25
Q

Wat zijn de 3 stappen voor informatie te verwerken in het geheugen?

A
  1. encoding: vastleggen en verwerken van binnenkomende informatie
  2. consolidation: het bewaren
  3. retrieval: terug oproepen van de informatie
26
Q

Wat houdt amnesie in?

A

De onmogelijkheid om ontvangen kennis vast te leggen, te bewaren en terug op te roepen

27
Q

Wat zijn de kenmerken van het amnetisch syndroom?

A
  • geheugenstoornis
  • oriëntatiestoornis
  • confabulatie
28
Q

Wat houdt bewustzijn in?

A

Kennis van eigen persoon en omgeving

29
Q

Welke verschillende graden van bewustzijn zijn er?

A
  • helder bewustzijn
  • bewustzijnsvernauwing
  • bewustzijnsindaling (schermtoestnad, delier)
  • stupor
  • coma
  • hersendood