Hoofdstuk 4 - Gezondheid en voeding Flashcards
wrang
adjective/adverb
sour, tart
nasty, unpleasant
adjective/adverb
Een citroen heeft letterlijk een wrange smaak.
(A lemon literally has a sour taste.)
Als je beste vrindin er met je vriendje vandoor gaat, is dat ook wrang.
(If your best friend runs off with your boyfriend, that’s nasty too.)
Het is heel wrang dat zij is ontslagen, terwijl zij de organisatie juist zo groot heeft gemaakt.
(It is very galling that she has been sacked, even though she made the organisation so great.)
menigeen
indefinite pronoun
many (people)
indefinite pronoun
Bij het concert waren veel fans aanwezig. Menigeen had al een jaar van tegoren een kaartje gekocht.
(A lot of fans attended the concert. Many had already bought tickets a year in advance.)
het noodlot
noun
fate, destiny
noun
Het noodlot heeft toegeslagen: de orkaan heeft een groot aantal huizen verwoest.
(Fate has struck: the hurricane has destroyed a large number of houses.)
ontlopen
transitive verb
ontliep, is ontlopen
to escape, avoid
transitive verb
de keerzijde
noun
the downside
the other side, the reverse
noun
(on)beheersbaar
adjective
(un)controllable
adjective
beheersen
transitive verb
to control, have control over
transitive verb
De negatieve gedachten beheersen mijn denken. Ik weet wel dat positief denken veel beter is, maar ik denk steeds dat er allerlei vervelende dingen gaan gebeuren.
(Negative thoughts dominate my thinking. I do know that positive thinking is much better, but I keep thinking all kinds of unpleasant things are going to happen.)
zich beheersen
reflexive verb
keep a grip on/control oneself, keep/control one’s temper
reflexive verb
verdrievoudigen
intransitive verb
to triple,
get three times as big
intransitive verb
belasten
transitive verb
to make responsible for
to put a load on
transitive verb
naderen
(in)transitive verb
to approach, draw near
(in)transitive verb
uitwijzen
transitive verb (seperable)
wees uit, heeft uitgewezen
to show, reveal
transitive verb
afvlakken
transitive verb
afgevlakt
to level off
transitive verb
het tegengeluid
noun
dissenting opinion
noun
De buurtbewoners waren fel tegen de komst van de tramlijn in hun buurt. Een enkeling liet echter een tegengeluid horen en wees bijvoorbeeld op de betere bereikbaarheid van het ziekenhuis.
(Local residents vehemently opposed the arrival of the tram line in their neighbourhood. A few, however, raised a dissenting voice, pointing, for instance, to better accessibility to the hospital.)
gelijkluidend
adjective/adverb
identical (one note)
adjective/adverb