Hoofdstuk 3 - Economie en bedrijfsleven Flashcards
(42 cards)
afnemen
intransitive verb (seperable)
nam af, heeft afgenomen
to buy, purchase
to take (away)
intransitive verb
Deze klant neemt altijd grote hoeveelheden wijn af.
(This customer always purchases large quantities of wine.)
de verbintenis
noun (formal register)
the commitment (to someone or something)
noun
Het huwelijk is een verbintenis voor het leven.
(Marriage is a commitment for life.)
De speler heeft een verbintenis met de club voor drie jaar.
(The player has a three-year commitment to the club.)
de omslag
noun
a big change, reversal
noun
De oorlog veroorzaakte een omslag in de internationale verhoudingen.
(The war caused a big shift in international relations.)
hanteren
transitive verb
hanteerde, heeft gehanteerd
to use, apply
transitive verb
Sommige scholen hanteren strengere regels dan andere.
(Some schools apply stricter rules than others.)
Ik weet niet hoe ik dit instrument moet hanteren.
(I don’t know how to use this tool.)
zich onderscheiden (van/door)
reflexive verb
onderscheidde zich, heft zich onderscheiden
to be different, distinct
reflexive verb
De straat waar de familie woont, onderscheidt zich niet van andere straten.
(The street where the family lived is not distinct from other streets.)
zich scherp onderscheiden van
(contrast sharply with)
Als je de baan wilt hebben, moet je je onderscheiden van de andere kandidaten.
(If you want the job, you must distinguish yourself from the other candidates.)
het onderscheid
noun
the difference, distinction
noun
Er wordt hier geen onderscheid gemaakt tussen oudere en jongere mensen.
(No distinction is made here between older and younger people.)
aanpalend
adjective
adjacent, adjoining, neighboring
adjective
Het bedrijf heeft enkele ondernemingen in aanpalende gebieden overgenomen.
(The company has acquired some businesses in adjacent fields.)
nauw
adjective/adverb
close(ly)
adjective/adverb
Dankzij de nauwe samenwerking met collega’s…
(Thanks to the close collaboration with colleagues…)
de duurzaamheid
noun
sustainability
durability
noun
Bij nieuwbouw wordt steeds meer rekening gehouden met de duurzaamheid van gebouwen.
(New construction is increasingly taking into account the sustainability of buildings.)
duurzaam
adjective
sustainable, renewable
durable, made to last
adjective
Duurzame energie heet zo omdat de bronnen, zoals zonlicht or windkracht, niet kunnen opraken.
(Renewable energy is so named because the sources, such as sunlight or wind power, cannot run out.)
goeddunken
intransitive verb
see fit/proper
like, please
intransitive verb
Je moet maar aandoen wat jou goeddunkt.
(You just have to wear what seems right to you.)
Zij kunnen doen wat hun goeddunkt.
(They can do as they see fit.)
Het dunkt mij goed.
(It seems good to me.)
bijbehorend
adjective
accompanying, corresponding, matching
adjective
Hij heeft mij zijn pinpas geleend en me ook de bijbehorende pincode gegeven.
(He lent me his debit card and also gave me the corresponding PIN.)
oppotten
transitive verb, seperable
to hoard, save
transitive verb
Jan koopt nooit iets van zijn zakgeld. Hij laat zijn moeder alles betalen en pot zijn eigen geld liever op.
(Jan never buys anything from his allowance. He makes his mother pay for everything and prefers to hoard his own money.)
opdrijven
transitive verb, seperable
dreef op, heeft opgedreven
to force/drive up
transitive verb
Het tekort aan woningen heeft de huizenprijzen flink opgedreven: de gemiddelde prijs is met 7% gestegen.
(The housing shortage has significantly driven up house prices: the average price has risen 7%.)
bestendig
adjective
lasting, enduring
adjective
Mijn ouders hebben een heel bestendig huwelijk.
(My parents have a very long-lasting marriage.)
-bestendig
suffix
-proof, -resistant
suffix
Voor deze baan zoeken ze iemand die stressbestendig is.
(For this job, they are looking for someone who is stress-proof.)
hittebestendig
(heat-resistant)
roestbestendig
(rust-proof)
vochtbestendig
(damp-proof)
gestaag
adjective/adverb
steady (steadily)
adjective/adverb
De cursisten vorderen gestaag; elke dag gaat het een beetje beter met hun kennis van Nederlands.
(The students are making steady progress; every day their knowledge of Dutch is improving a little.)
verdringen
transitive verb
verdrong, heeft verdrongen
to oust, take the place of
(something or someone)
transitive verb
De nieuwe supermarkt trekt enorm veel klanten en heeft de marktleider van de eerste plaats verdrongen.
(The new supermarket is attracting huge numbers of customers and has ousted the market leader from first place.)
De e-mail heeft de brief voor een groot deel verdrongen.
(The e-mail has largely taken the place of the letter.)
de overdracht
noun
the transfer, handover
noun
De overdracht van Hongkong aan China ging zonder veel problemen.
(The handover of Hong Kong to China proceeded without many difficulties.)
vergen
transitive verb
vergde, heeft gevergd
to demand, require
transitive verb
Het fotograferen van dieren vergt veel geduld.
(Photographing animals requires a lot of patience.)
Ze is ziek want het werk heeft te veel van haar gevergd.
(She is sick because the work has taken too much out of her.)
aanhikken tegen
informal, intransitive verb phrase
to have problems (with/about), find difficult to accept
informal, intransitive verb phrase
Ik heb de hele dag tegen het maken van mijn huiswerk aangehikt.
(I’ve been struggling to do my homework all day.)
uitvallen (hoger, lager, beter….)
intransitive verb (separable)
viel uit, is uitgevallen
to turn out to be, end up (higher, lower, better, etc.)
intransitive verb (separable)
De economische groei viel hoger uit dan verwacht; blijkbaar ging het beter dan men had voorspeld.
(Economic growth had turned out to be higher than expected; apparently things were going better than predicted.)
De taart was vrij groot uitgevallen.
(The cake had turned out to be quite large.)
ontsluiten
transitive verb
ontsloot, heeft ontsloten
to open up (figuratively or literally)
transitive verb
De nieuwe wijk moet beter worden ontsloten; nu is het vervoer van en naar de wijk niet goed mogelijk.
(The new district needs to be made more accessible; now transportation to and from the district is not good.)
ontmantelen
transitive verb
ontmantelde, heeft onmanteld
to dismantle
transitive verb
De landen spraken af dat een deel van hun wapens zou worden onmanteld.
(The countries agreed that some of their weapons would be dismantled.)