Hoofdstuk 2 - Onderwijs Flashcards

1
Q

de rangorde

noun

A

order, ranking

noun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de ordening

noun

A

order, structure

noun

Binnen de gemeente is er een afdeling ruimtelijke ordening. Deze dienst houdt zich bezig met de indeling van de openbare ruimte van de stad.
(There is a spatial planning department at the municipality. This department deals with the layout of the city’s public spaces.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ordenen

transitive verb

A

to arrange, organize

transitive verb

Het ordenen van de papieren gaf haar veel rust. Door de goede indeling in de mappen kon ze alles steeds snel terugvinden.
(Organizing the papers gave her a lot of peace of mind. The proper arrangement of folders allowed her to find everything quickly every time.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de hoogleraar

noun

A

professor

noun

De aanspreektitel van een hoogleraar is ‘professor’.
(A ‘hoogleraar’ is addressed as ‘professor’.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de gegevens

noun

A

data, information

noun

Voor het onderzoek hebben we allerlei gegevens verzameld.
(For the study, we collected a variety of data.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de onvrede

noun

A

dissatisfaction

noun

Bij de scholen en universiteiten is er grote onvrede over de bezuinigingen.
(There is considerable dissatisfaction with the cuts at schools and universities.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gericht

adjective/adverb

A

directed, targeted (at/towards)

adjective/adverb

Door een paar goede trefwoorden in te voeren in het systeem, kun je gericht zoeken in de database.
(By entering a few good keywords into the system, you can do a targeted search of the database.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

richten op

verb phrase

A

focus on

verb phrase

Als hij naar een tv-programma kijkt, richt hij zijn aandacht uitsluitend op dat programma en merkt niet wat er om hem heen gebeurt.
(When he watches a TV program, he focuses his attention exclusively on that program and does not notice what is going on around him.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zich richten op

verb phrase

A

focus (something/oneself) on

verb phrase

Komende maand wil ik me richten op de verhuizing.
(Next month I want to focus on the move.)

De onderwijsinspectie wil zich de komende tijd vooral richten op de dingen die verbeterd kunnen worden.
(In the coming period, the education inspectorate wants to focus on the things that can be improved.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de verschuiving

noun

A

shift

noun

Binnen de politiek is er een verschuiving van de macht.
(Within politics, there is a shift in power.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verschuiven

intransitive verb

verschoof, heeft verschoven

A

to shift, move

intransitive verb

Ik wilde de indeling van de woonkamer veranderen en daarom heb ik de meubels verschoven.
(I wanted to change the layout of the living room, so I moved the furniture around.)

De vergadering wordt verschoven van 5 mei naar 12 mei.
(The meeting will be rescheduled from May 5 to May 12.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de opkomst

noun

A

the rise, the emergence

noun

Aan het begin van de 19e eeuw kwamen er overal fabrieken. Door de opkomst van de industrie veranderde de samenleving.
(At the beginning of the 19th century, factories began to appear everywhere. The rise of industry changed society.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de uitschieter

noun

A

the outlier

noun

Deze leerling haalt meestal drieen en vieren voor biologie. Onlangs haalde hij voor een test een tien! Dat was een uitschieter.
(This student usually gets threes and fours for biology. Recently, he got a ten on a test! That was an outlier.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vatbaar voor

adjective

A

susceptible to
subject to

adjective

Nieuwe voorstellen zijn altijd vatbaar voor opmerkingen en kritiek.
(New proposals are always subject to comments and criticism.)

Als je moe bent, ben je veel vatbaar voor allerlei ziektes.
(When you are tired, you are much more susceptible to all kinds of diseases.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de tak

noun

A

the branch, division

noun

Meetkunde is een zelfstandige tak van wiskunde.
(Geometry is an independent branch of mathematics.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

citeren

transitive verb

A

to cite
to quote

transitive verb

De politica was fout geciteerd in de krant; er stond niet exact wat ze had gezegd.
(The politician was misquoted in the newspaper; it did not say exactly what she had said.)

14
Q

het citaat

noun

A

the quote
the citation

noun

Het citaat: ‘I’m gonna make him an offer he can’t refuse’ komt uit de film The Godfather.
(The quote: “I’m gonna make him an offer he can’t refuse” is from the movie The Godfather.)

15
Q

andermans

indefinite pronoun

A

other people’s
someone else’s

indefinite pronoun

Je moet van andermans spullen afblijven! Wat niet van jou is, moet je laten liggen.
(You should stay away from other people’s stuff! You should not touch what is not yours.)

16
Q

de invalshoek

noun

A

the angle, perspective, point of view

noun

Hoe je de dingen ziet heeft alles te maken met je invalshoek.
(How you see things has everything to do with your point of view.)

17
Q

aanvoeren

transitive verb, seperable

A

to lead, head, top

transitive verb

Amsterdam voert de lijst van de grootste steden in Nederland aan.
(Amsterdam tops the list of the largest cities in the Netherlands.)

18
Q

de aanvoerder

noun

A

the leader, captain

noun

In de sport is het heel gebruikelijk dat de coach iemand van het team als aanvoerder aanwijst.
(In sports, it is very common for the coach to designate someone on the team as captain.)

19
Q

afzonderlijk

adjective/adverb

A

separate/separately
individual/individually

adjective/adverb

Zullen we samen reizen of gaat ieder afzonderlijk?
(Will we travel together or will we each travel separately?)

De politie ondervraagt de verdachten ieder afzonderlijk om te kijken of er verschillen zijn in hun verhaal.
(Police are interviewing each of the suspects individually to see if there are any differences in their stories.)

20
Q

het voorgevoel

noun

A

the hunch, premonition

noun

Maria heeft het sterke voorgevoel dat ze deze keer voor het examen gaat slagen.
(Maria has a strong hunch that she will pass the exam this time.)

21
Q

het plagiaat

noun

A

plagiarism

noun

De meeste universiteiten voeren sancties uit als ze plagiaat ontdekken.
(Most universities carry out disciplinary action if they discover plagiarism.)

22
Q

het kartel

noun

A

the cartel

noun

De bedrijven hebben samen een kartel gevormd om zo de concurrentie te beperken.
(The companies formed a cartel together to limit competition.)

23
Q

de fraude

noun

A

fraud

noun

Plagiaat is ook een vorm van fraude omdat je doet alsof het werk van anderen van jou is.
(Plagiarism is also a form of fraud because you pretend that other people’s work is your own.)

24
Q

de indruk wekken

expression

A

to give/create the impression

expression

25
Q

appels met peren vergelijken

expression

A

compare apples and oranges

expression

26
Q

(geld/tijd/energie) steken in iets

expression

A

invest (money/time/energy) in something

expression

27
Q

gaande zijn

expression

A

are going on
are in progress
are taking place

expression

Similar meaning to ‘aan de hand’

28
Q

tot stand komen

expression

A

to come into being
to come about

expression

29
Q

iets voor elkaar krijgen

expression

A

to get something done
to manage (to do) something

expression

30
Q

(de persoon) in kwestie

expression

A

(the person) in question

expression

de persoon/de zaak/het geval in kwestie
(the person/matter/case in question)