Hoofdstuk 1 - Taal en cultuur Flashcards

1
Q

fors

adjective/adverb

A

strong, sharp, considerable

adjective/adverb

Er is forse kritiek geuit op dat wetsvoorstel.
(There has been strong criticism of that bill.)

Het aantaal werklozen is de afgelopen jaren fors gestegen.
(The number of unemployed people has risen sharply in recent years.)

Maar: we hebben die avond flink gelachen. De bioscoop zat flink vol.
(But: we had a good laugh that night. The cinema was quite full.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

herleiden tot

verb phrase

A

traced/converted/reduced to

verb phrase

De wiskundeleraar vraagt of je de breuk wilt herleiden tot een simpelere breuk. Bijvoorbeeld: 2/4 = 1/2.
(The math teacher asks if you want to reduce the fraction to a simpler fraction. For example, 2/4 = 1/2.)

De informatie die wij verzamelen, is niet te herleiden tot een persoon. Uw privacy blijft dus verzekerd.
(The information we collect cannot be traced back to an individual. Your privacy therefore remains assured.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de kern

noun

A

the core

noun

Een goede presentatie bestaat uit een inleiding, een kern en een slot. De kern is het belangrijkste deel.
(A good presentation consists of an introduction, a core and a conclusion. The core is the most important part.)

kernidee
(central/main/basic idea)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het terrein

noun

A

the field, sphere, domain
the site, premises, grounds

noun

Als het hek dicht is, mag u het terrein niet betreden.
(When the gate is closed, you are not allowed to enter the premises.)

Hij weet alles van insectenbeten, dat is echt zijn terrein. Hij heeft er onderzoek naar gedaan, dus dat is zijn specialiteit.
(He knows all about insect bites, that’s really his field. He has done research on it, so that is his speciality.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

markeren

transitive verb

A

to mark
(figuratively or literally)

transitive verb

Het eindexamenfeest markeert het einde van de middelbareschooltijd en het begin van het studentenleven.
(The graduation party marks the end of high school and the beginning of university life.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de doorbrak

noun

doorbreken is the verb form

A

the breakthrough

noun

We verwachten een doorbraak in de langlopende discussie omtrent de hypotheeklast voor huiseigenaren.
(We expect a breakthrough in the long-running debate over the mortgage burden on homeowners.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

doorbreken

(in)transitive verb

brak door, is doorgebroken

A

to break through
(literally or figuratively)

(in)transitive verb

Hij had al negen boeken geschreven, maar werd pas bekend toen hij doorbrak met zijn bestseller.
(He had already written nine books, but only became famous when he broke through with his bestseller.)

de tanden braken door het tandvlees
(the teeth broke through the gums)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bevlogen

adjective

A

inspired, enthusiastic, animated

adjective

Voor deze bijeenkomst zoeken we een bevlogen spreker die het publiek kan inspireren.
(For this meeting, we are looking for an animated speaker who can inspire the audience.)

In het interview sprak de auteur bevlogen over zijn nieuwe boek.
(In the interview, the author spoke enthusiastically about his new book.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kennelijk

adverb/adjective

A

apparently, evidently, obviously

adverb/adjective

Is die tas van jouw? Nee. Kennelijk heeft iemand het vergeten.
(Is that bag yours? No. Apparently someone forgot it.)

Zij heeft twee essays geschreven in plaats van een. Kennelijk had ze tijd genoeg om dit te doen.
(She wrote two essays instead of one. Apparently, she had plenty of time to do so.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

behappen

verb, indefinite tense only

A

doable, manageable, workable

verb, indefinite tense only

dat is goed te behappen
(that is very doable, it is easily manageable)

dat kan ik niet in mijn eentje behappen
(I can’t handle that all at once on my own)

Tien nieuwe woorden per dag is nog wel te behappen, maar meer kan ik echt niet onthouden hoor!
(Ten new words a day is still manageable, but I really can’t remember more!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

onthutsend

A

disconcerting, bewildering

De detective deed een onthutsende ontdekking: de vrouw die hij zocht, lag al tien jaar dood in haar woning.
(The detective made a disconcerting discovery: the woman he was looking for had been lying dead in her home for 10 years.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ratelen

intransitive verb

A

to rattle (figuratively or literally)
to chatter

intransitive verb

Ik vroeg of de vrouw wat langzamer wilde spreken, maar in plaats daarvan ratelde ze maar door. Ik verstond er niets van, zo snel sprak ze.
(I asked if the woman would speak more slowly, but instead she just rattled on. I couldn’t understand a thing, she spoke so fast.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de weergave

noun

A

the description, account (of)

noun

Bij het schrijven van je scriptie is een correcte weergave van de bronnen een vereiste.
(When writing your thesis, an accurate account of your sources is a must.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

weergeven

transitive verb

gaf weer, heeft weergegeven

A

to render, reproduce
to describe, reflect

transitive verb

In de grafiek wordt het aantal zonne-uren per dag weergegeven.
(The chart shows the number of solar hours per day.)

Dit scherm kan 3D-beelden weergeven zonder dat daar een speciale 3D-bril voor nodig is.
(This screen can display 3D images without the need for special 3D glasses.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sneuvelen

intransitive verb

A

to break, perish
to fall (in battle), be killed (in action)

intransitive verb

Is er alweer een glas gesneuveld? Kun je de glazen voortaan iets voorzichtiger afwassen?
(Has another glass been broken? Can you wash the glasses a little more carefully from now on?)

In een oorlog sneuvelen er altijd veel soldaten.
(Many soldiers always die in a war.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beperken

transitive verb

A

to limit, restrict

transitive verb

De schade van de storm bleef gelukkig beperkt. Er zijn wel bomen omgevallen, maar niet op auto’s of huizen.
(Fortunately, the damages from the storm were limited. Trees fell, but not on cars or houses.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

zich beperken tot

reflexive verb

A

to limit/restrict/confine (oneself to)

reflexive verb

De politie wil dat we ons beperken tot de feiten; we hoeven er geen verhaal vol emoties van te maken.
(The police want us to stick to the facts; we don’t need to create a story full of emotions.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

frappant

adjective/adverb

A

striking, remarkable, conspicuous

adjective/adverb

De twee jongens lijken ongelooflijk veel op elkaar; de gelijkenis is echt frappant.
(The two boys are incredibly similar; the resemblance is really striking.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

maar liefst

expression

A

no less/fewer than
as much as

expression

De 34-jarige man had maar liefst acht kinderen.
(The 34-year-old man had no fewer than/a whopping eight children.)

Ze kreeg maar liefst twee grote onderzoekssubsidies toegewezen.
(She was awarded no fewer than two major research grants.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ten onrechte

A

mistakenly, wrongly, unfairly

De leerlinge werd ten onrechte verdacht van afkijken.
(The pupil was wrongfully suspected of cheating.)

Hij is ten onrechte voor gek gezet met zijn geruduceerde spraak, want wij doen dat allemaal.
(He has been unfairly made a fool of with his ruined speech, since we all do that.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

iemand voor gek zetten

expression

A

to make a fool of someone, show someone up

expression

Annabel was boos omdat ze vond dat Marcella haar voor gek zette waar hun vrienden bij waren.
(Annabel was angry because she felt Marcella was making fun of her in front of their friends.)

Hij is ten onrechte voor gek gezet met zijn geruduceerde spraak, want wij doen dat allemaal.
(He has been unfairly made a fool of with his ruined speech, since we all do that.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het spoor bijster raken

expression

A

lose one’s way
lose the scent

expression

Door alle tegenstrijdige informatie raken we het spoor bijster.
(All the conflicting information makes us lose the plot.)

Je raakt het spoor bijster als de dame achter de toonbank in het Frans begint terug te ratelen.
(You lose your way when the lady behind the counter starts rattling back at you in French.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

als het ware

expression

A

as it were, so to speak

expression

We kunnen hem als het ware geen seconde alleen laten.
(We can’t leave him alone for a second, so to speak.)

De planning van de uitspraak van dat woord, waarbij het gaat om de aansturing van de spraakorganen, light als het ware nog klaar in ons geheugen.
(The planning for the pronunciation of that word, which involves controlling the organs of speech, is still ready in our memory, so to speak.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

onder vier ogen

expression

A

in private, face to face

expression

Marta, kan ik jou zo dadelijk even onder vier ogen spreken?
(Marta, can I talk to you in private in a moment?)

25
Q

zeggen waar het op staat

expression

A

tell it like it is, give it to someone straight, not mince one’s words

expression

Als de man nog een keer zo’n seksistische opmerking maakt, zal ik hem zeggen waar het op staat.
(If the man makes such a sexist comment again, I will give him a piece of my mind.)

26
Q

(iemand) in de boeien slaan

expression

A

handcuff someone, slap the cuffs on someone, put someone in irons

expression

De crimineel werd door de politie in de boeien geslagen en meegevoerd naar het bureau.
(The police handcuffed the criminal and took him to the station.)

27
Q

op het eerste gezicht

expression

A

at first sight, on the face of it

expression

De situatie is gecompliceerder dan je zo op het eerste gezicht zou denken.
(The situation is more complicated than you might think at first glance.)

28
Q

een goed woordje voor iemand doen (bij iemand)

expression

A

put in a good word for someone

expression

Ik heb mijn vriendin gevraagd om een goed woordje voor mij te doen bij haar leidinggevende.
(I asked my friend to put in a good word for me with her supervisor.)

29
Q

scheppen

transitive verb

schiep, heeft geschapen

A

to create, establish

transitive verb

De nieuwe trainer was erg goed. Meteen bij de eerste training wist hij een goede en sportieve sfeer te scheppen.
(The new trainer was very good. Right from the first training he managed to create a good and sportsmanlike atmosphere.)

30
Q

inlassen

transitive verb

A

to insert, put in

transitive verb

Het programma is erg vol. Ik denk dat we rond vijf uur nog een extra pauze moeten inlassen.
(The program is very full. I think we should add an extra break around five o’clock.)

31
Q

besmuikt

adjective/adverb

A

furtively, sniggering, smugly, silently, backhandedly

Hij fluisterde besmuikt dat hij de lezing nogal saai vond.
(He whispered contemptuously that he found the lecture rather boring.)

Ze vond het wel grappig, maar wilde dat niet laten merken dus lachte ze een beetje besmuikt.
(She thought it was funny, but didn’t want to show it so she laughed a little smugly.)

32
Q

uitvissen

transitive verb (informal)

A

to dig/fish/ferret out

Weet jij al waar de excursie naartoe gaat? Kun je dat niet uitvissen bij Marian van de organisatie? Zij vertelt het vast als je haar wat slimme vragen stelt.
(Do you already know where the excursion is going? Can’t you find out from Marian from the organization? She’ll probably tell you if you ask her some smart questions.)

33
Q

verontwaardigd

adjective/adverb

A

indignant, outraged, scandalized (about/at)

adjective/adverb

Hij reageerde verontwaardigd toen ik zei dat ik liever allen naar de stad ging. Blijkbaar voelde hij zich aangevallen, maar ik winkel nu eenmaal graag in mijn eentje.
(He reacted indignantly when I said I would rather go to town alone. Apparently he felt attacked, but I just like to shop by myself.)

zeer verontwaardigd zijn over iets
(be up in arms/extremely offended about/over something)

34
Q

redeneren

intransitive verb

A

to reason
to argue (about)

intransitive verb

Kinderen kun je leren hoe ze een standpunt kunnen bepalen door stap voor stap na te denken. In hun latere leven zullen ze veel profijt hebben van hun vermogen om te redeneren.
(You can teach children how to adopt a point of view by thinking step by step. In later life, they will benefit greatly from their ability to reason.)

35
Q

de redenering

noun

A

reasoning, argument, rationale

noun

Ik kon zijn redenering niet volgen. Ik begreep niet hoe hij dacht.
(I couldn’t follow his reasoning. I didn’t understand how he was thinking.)

36
Q

opschorten

transitive verb

A

to postpone, defer, suspend

transitive verb

Het bouwbedrijf zal de werkzaamheden tot na de vorstperiode opschorten. Als de temperatuur onder nul is, kan er niet gewerkt worden.
(The construction company will suspend work until after the frost period. If the temperature is below zero, no work can be done.)

De huurder was zo ontevreden over het onderhoud aan zijn woning dat hij de betaling van zijn huur opschortte.
(The tenant was so dissatisfied with the maintenance of his home that he suspended payment of his rent.)

37
Q

geneigd zijn

adjective

A

inclined, disposed, apt (to)

adjective

Jasper is geneigd om Natalia haar zin te geven, want hij wil haar graag plezieren.
(Jasper is tempted to let Natalia have her way because he wants to make her happy.)

38
Q

neigen (naar)

intransitive verb

A

to be inclined (to/towards), to be leaning towards

intransitive verb

Ik neig ernaar om met haar mee te gaan als ze naar Amerika gaat verhuizen, maar ik wil er nog even goed over nadenken.
(I am leaning toward going with her when she moves to America, but I want to give it some more thought.)

39
Q

de neiging (om)

noun

A

the inclination, tendency (to)

noun

Diederik heeft de neiging om heel hard te schreeuwen als hij boos is.
(Diederik tends/has a tendency to shout very loudly when he is angry.)

Als ik zie dat iemand in de problemen zit, heb ik de neiging om die persoon te helpen, ook al ken ik hem helemaal niet.
(When I see someone is in trouble, I have a tendency to help that person, even if I don’t know them at all.)

40
Q

tentoonspreiden

transitive verb

A

to display, showcase, show off (usually negative)

transitive verb

Tijdens een sollicitatiegesprek moet je zo veel mogelijk al je kwaliteiten en talenten tentoonspreiden.
(During a job interview, you should showcase all your qualities and talents as much as possible.)

De school organiseerde een open podium waarop de leerlingen hun theatrale talenten konden tentoonspreiden.
(The school organized an open stage where students could show off their theatrical talents.)

zijn kennis tentoonspreiden
(to show off/parade one’s knowledge)

41
Q

bewerkstelligen

transitive verb

A

to bring about

transitive verb

We willen graag dat de bibliotheek ’s avonds wat langer openblijft. Hoe kunnen we dat bewerkstelligen?
(We would like the library to stay open a little longer in the evenings. How can we bring that about/accomplish that?)

De directie wil dat de verschillended afdelingen meer gaan samenwerken, maar het is altijd lastig om een verandering te bewerkstelligen.
(Management wants the various departments to work together more, but it is always difficult to bring about a change.)

42
Q

onoverbrugbaar

adjective

A

irreconcilable, unbridgeable

adjective

Het verschil van mening tussen de twee partijen was onoverbrugbaar; ze moesten hun discussie stoppen want ze kwamen niet dichter bij elkaar.
(The difference of opinion between the two sides was unbridgeable; they had to stop their discussion because they were not getting closer to each other.)

43
Q

overbruggen

transitive verb

A

to bridge, span (literally or figuratively)

transitive verb

een rivier overbruggen
(to bridge a river)

Het lukte de nieuwe regering niet om de tegenstellingen tussen de verschillende partijen te overbruggen.
(The new government did not manage to overcome/bridge the contradictions between the different parties.)

Doordat de leerlingen stage moeten lopen, wordt de kloof tussen theorie en praktijk overbrugd.
(By requiring students to do internships, the gap between theory and practice is bridged.)

44
Q

de strekking

noun

A

the effect, tenor, intent

noun

Het toneelstuk had een iets andere strekking dan het boek waar het op gebaseerd was. Toch was het een mooie voorstelling.
(The play had a slightly different tenor than the book it was based on. Still, it was a fine performance.)

woorden van gelijke strekking
(words with identical meanings)

de strekking van een redenering
(the thrust of an argument)

de strekking van het verhaal
(the drift/tenor of the story)

of woorden van die strekking
(or words to that effect)

45
Q

ongeacht

adverb

A

regardless of, nothwithstanding

adverb

Deze broek wil ik, ongeacht de prijs, graag kopen.
(I would like to buy these pants, regardless of the price.)

De wedstrijd heeft een open inschrijving. Iedereen mag meedoen, ongeacht leeftijd, sekse en afkomst.
(The contest has open enrollment. Anyone may compete, regardless of age, sex and ethnicity.)

46
Q

discreet

adjective

A

discrete, secret, delicate

adjective

een discrete opdracht
(a delicate mission)

Manon liep discreet de kamer uit toen ze merkte dat de jongen het meisje graag even onder vier ogen wilde spreken.
(Manon discreetly walked out of the room when she noticed that the boy was eager to speak to the girl in private.)

47
Q

rechttoe rechtaan

expression

A

straightforward, without beating around the bush

expression

In Nederland gaat zoiets rechttoe rechtaan.
(In the Netherlands, something like this happens straightforwardly.)

48
Q

iemand glazig aankijken

expression

A

to stare in disbelief at someone, to look with utter incomprehension

expression

De bevlogen wetenschapper hield een lang verhaal over het onderwerp waarin hij gespecialiseerd was. Hij merkte niet dat zijn gesprekspartner hem glazig aankeek (aankeek met een blik die een volkomen onbegrip uitdrukte).
The inspired scientist gave a long talk on the subject in which he specialized. He did not notice that his interlocutor looked at him with a glazed expression (looked at him with a gaze that expressed utter incomprehension).

49
Q

geen stom woord (zeggen)

expression

A

to say nothing, not say a word

expression

Je constateert dat er geen stom woord uit die man komt.
(You observe that not a single word comes out of that man.)

50
Q

zijn neus stoten

expression

A

fall flat on one’s face
make a social faux pas (and get a negative reaction)

expression

Ik heb vaak mijn neus gestoten en veel geleerd van mijn collega’s voordat ik een patroon zag.
(I often fell flat on my face and learned a lot from my colleagues before I saw a pattern.)

51
Q

(weten waar) de schoen wringt

expression

A

(knowing what) the problem is
(knowing what) the rub is

expression

In dat gesprekje bleek dat voor de Indiers de schoen niet wrong bij de prijs, zoals de Nederlanders dachten, maar bij de kwaliteit.
(In that little chat, it turned out that for the Indians, the problem was not with the price, as the Dutch thought, but with the quality.)

52
Q

van kinds af aan

expression

A

from childhood (on), since childhood

expression

Japanners leren al van kinds af aan om niet alleen te luisteren naar het gesproken woord, maar hun informatie vooral te halen uit de context.
(Japanese people learn from an early age not just to listen to the spoken word, but to get their information mainly from context.)

53
Q

klip-en-klaar

expression

A

crystal-clear, clear-cut
in plain language

expression

Nederlanders willen de gesproken woorden letterlijk begrijpen en zijn geneigd klip-en-klaar te zeggen waar het op staat.
(The Dutch want to take spoken words literally and tend to say what they mean in plain language.)

iets klip-en-klaar formuleren
(say something in plain language/speech/words)

54
Q

zeggen waar het op staat

expression

A

to tell something the way it is

expression

Nederlanders willen de gesproken woorden letterlijk begrijpen en zijn geneigd klip-en-klaar te zeggen waar het op staat.
(The Dutch want to take spoken words literally and tend to say what they mean in plain language.)

55
Q

kennis van zaken (hebben)

expression

A

to know what’s what
to know one’s facts

expression

Meer dan in de feitelijke antwoorden is hij geinteresseerd in de kennis van zaken die jij tetoonspreidt.
(He is more interested in the expertise you demonstrate than in the actual answers.)

56
Q

al dan niet

expression

A

… or otherwise, whether … or not

expression

Meer dan in de feitelijke antwoorden is hij geinteresseerd in de kennis van zaken die jij tetoonspreidt en in de oprechtheid waarmee je zijn vragen al dan niet beantwoordt.
(More than in the factual answers, he is interested in the expertise you exhibit and the sincerity with which you do or do not answer his questions.)

57
Q

iets onverlet laten

expression

A

aside

expression

Dat laat onverlet dat er soms onoverbrugbare cultuurverschillen tussen landen bestaan.
(That aside, there are sometimes irreconcilable cultural differences between countries.)

Agnes haalde weer een onvoldoende voor haar tentamen. Dat lat onverlet dat zij ook deze tweede keer heel erg haar best had gedaan.
(Agnes failed her exam again. That didn’t change the fact that she had also tried very hard this second time.)

58
Q

iemand voor de wolven gooien

expression

A

throw someone to the wolves

expression

Wat mijn vriend ook heeft gedaan, niets kan rechtvaardigen dat hij op deze maier voor de wolven wordt gegooid.
(No matter what my friend has done, nothing can justify throwing him to the wolves in this way.)

59
Q

iets in de hand hebben

expression

A

to have something under control

expression

Daarnaast hebben Fransen een lage tolerantie voor zaken die ze zelf niet in de hand hebben.
(In addition, French people have little tolerance for things beyond their control.)

In korte tijd ontstond er een enorme chaos. De politie had de situatie niet meer in de hand.
(In a short time, chaos ensued. The police were no longer in control of the situation.)