Hoofdstuk 3 - Wie ben ik? (Persoonlijke zaken) Flashcards
1
Q
aangeboren
A
inborn
2
Q
bescheiden
A
modest
3
Q
brutaal
A
brutal
4
Q
dominant
A
dominant
5
Q
dromen
A
to dream
6
Q
dun
A
thin
7
Q
eerder
A
earlier
8
Q
eigenschap, de
A
attribute
9
Q
eigenzinnig
A
stubborn
10
Q
fotograaf, de
A
photographer
11
Q
geestig
A
witty
12
Q
kwetsbaar
A
vulnerable
13
Q
mens, de
A
person
14
Q
noemen
A
to name
15
Q
onzeker
A
Insecure
16
Q
oordeel, het
A
judgment
17
Q
optimistisch
A
optimistic
18
Q
pesten
A
Bully
19
Q
populair
A
popular
20
Q
schreeuwen
A
shout
21
Q
serie, de
A
series
22
Q
succes, het
A
success/good luck
23
Q
vertrouwen, het
A
trust
24
Q
voorstelling, de
A
performance
25
Q
flexibel
A
flexible
26
Q
hoewel
A
although
27
Q
hoofd, het
A
head
28
Q
koel
A
chilly
29
Q
ontslag, het
A
dismissal/resignation
30
Q
puberteit, de
A
puberty
31
Q
respect, het
A
respect
32
Q
spel, het
A
game