Hoofdstuk 2 - Hier woon ik (Wonen) Flashcards
1
Q
aantreffen
A
discover/ suddenly see
2
Q
binnenstad, de
A
city centre
3
Q
huiselijk
A
domestic
4
Q
ondanks
A
despite
5
Q
plicht, de
A
duty
6
Q
sleutel, de
A
key
7
Q
totdat
A
until
8
Q
voorgoed
A
for good
9
Q
aandacht, de
A
attention
10
Q
afschuwelijk
A
horrible
11
Q
agressie, de
A
aggression
12
Q
agressief
A
aggressive
13
Q
anderzijds
A
on the other hand
14
Q
asociaal
A
asocial
15
Q
bedreigen
A
threaten
16
Q
beëindiging, de
A
termination
17
Q
belachelijk
A
rediculous
18
Q
blaffen
A
barking
19
Q
bovendien
A
furthermore
20
Q
draaien
A
spin
21
Q
dreunen
A
Throbbing
22
Q
enerzijds
A
on the one hand
23
Q
ernstig
A
serious
24
Q
ervaren
A
to experience
25
geachte
Dear...
26
gedrag, het
behaviour
27
geestelijk
spiritual
28
gehorig
noisy
29
geweld, het
violence
30
gooien
throw
31
handelen
trade
32
hoogachtend
Yours sincerely...
33
klagen
complain
34
kwijt
lost
35
lawaai, het
uproar
36
melden
report
37
nauwelijks
barely
38
ontkenning, de
denial
39
ophouden
stop/cease/quit
40
overlast, de
nuisance
41
plafond, het
ceiling
42
poep, de
poop
43
rechter, de
judge
44
schelden
curse
45
slot, het
lock
46
stank, de
stench
47
stinken
stink
48
veilig
safe
49
verdelen
divide
50
verslaafd
addicted
51
voorkomen
prevent
52
vuil, het
filth
53
waarschuwen
warn
54
zorg, de
care
55
zulk
such
56
aanrecht, het
kitchen counter
57
afwasmachine, de
dishwasher
58
afzuigkap, de
extractor hood
59
bord, het
plate
60
fornuis, het
stove
61
gootsteen, de
sink
62
ingewikkeld
complicated
63
kant-en-klaarmaaltijd, de
ready-to-eat meal
64
magnetron, de
microwave
65
omheen
around
66
opruimen
clean up
67
oven, de
oven
68
plank, de
shelf
69
trots
proud
70
vriezer, de
freezer
71
zodat
so that
72
afwassen
do the dishes
73
borstel, de
brush
74
doek, de
cloth
75
gebruiksaanwijzing, de
operating instructions
76
instellen
set
77
klus, de
task
78
knop, de
button
79
positie, de
position
80
stand, de
stand
81
stofzuigen
vacuuming
82
strijken
ironing
83
ten slotte (tot slot)
finally
84
toets, de
test
85
volgorde, de
order
86
wasmiddel, het
detergent
87
zeep, de
soap
88
aansprakelijkheid, de
liability
89
begrafenis, de
funeral
90
dief, de
thief
91
diefstal, de
theft
92
inboedel, de
Everything that's in a house
93
inbraak, de
burglary
94
inbreken
break into
95
letterlijk
literally
96
looptijd, de
duration
97
maatschappij, de
society
98
premie, de
premium
99
regelen
arrange
100
vergoeden
reimburse
101
verlengen
extend
102
verplicht
mandatory
103
verzekeren
insure
104
vloerbedekking, de
carpet
105
volk, het
people
106
vooraf
beforehand
107
voorwaarde, de
condition
108
wettelijk
legally
109
ziekte, de
disease
