Hoofdstuk 3: Orthopedagogie, ingebed in maatschappelijke context Flashcards

1
Q

Wat is een paradigma?

A

Een paradigma is een samenhangend geheel van ideeën, theorieën, waarden en normen, die op een bepaald moment in een specifieke context het referentiekader vormen waarbinnen gedacht en gehandeld wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 4 kenmerken van inclusie?

A

Participatie: volledige deelname met gelijke rechten.
Verbondenheid: emotionele verwevenheid met de maatschappij.
Wederkerigheid: een geven en nemen tussen persoon en omgeving.
Erkenning: diversiteit wordt gezien als normaal en wordt gerespecteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de 3 paradigma’s en geef een kernwoord voor elk.

A
  • Defectparadigma: focus op beperkingen en gebreken.
  • Ontwikkelingsparadigma: focus op ontwikkelingsmogelijkheden.
  • Burgerschapsparadigma: focus op gelijke rechten en deelname.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef een voorbeeld uit je eigen omgeving waarin een paradigmawisseling merkbaar is. Welke verandering is er zichtbaar?

A

In het onderwijs is er een verschuiving van een defectparadigma (focus op beperkingen, zoals ADHD als probleem) naar een ontwikkelingsparadigma (focus op de sterktes van kinderen en het aanpassen van het onderwijs aan hun behoeften).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is het belangrijk dat een orthopedagogisch begeleider zicht heeft op zijn eigen vanzelfsprekendheden?

A

Het helpt de begeleider om zijn houding en gedrag beter te begrijpen en te reflecteren op hoe deze worden beïnvloed door eigen waarden, normen en mensbeeld. Dit voorkomt dat persoonlijke overtuigingen onbewust worden opgelegd aan cliënten en maakt ruimte voor een open houding tegenover de visies en behoeften van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan een paradigma ook belemmerend werken? Geef een concreet voorbeeld.

A

Een paradigma kan belemmerend zijn omdat het afwijkingen niet toelaat en nieuwe of tegenstrijdige gegevens negeert. Bijvoorbeeld: in een defectparadigma worden mensen met een beperking vooral gezien als hulpbehoevend. Dit kan het moeilijk maken om te erkennen dat zij ook zelfstandig kunnen bijdragen aan de maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe zou je de verschillen tussen inclusie en integratie in één beeld of metafoor uitleggen?

A

Integratie is als een puzzelstukje dat alleen past als het wordt bijgesneden; de persoon moet zich aanpassen aan de maatschappij. Inclusie is als een puzzel waarbij het hele ontwerp zo wordt gemaakt dat alle stukjes van nature passen, inclusief de unieke vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bespreek hoe het huidige paradigma (burgerschapsparadigma) impact heeft op taalgebruik in de zorg. Geef voorbeelden.

A

In het burgerschapsparadigma staat de persoon centraal, wat terugkomt in taalgebruik. Vroeger gebruikte men termen als “mindervalide” of “gehandicapte,” terwijl nu gesproken wordt over “persoon met een beperking,” waarbij de focus ligt op de persoon in plaats van de beperking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In hoeverre ben je het eens met de stelling: “Inclusie is eigenlijk niks anders dan een ander woord voor integratie”?

A

Ik ben het oneens met deze stelling.
Inclusie en integratie verschillen fundamenteel:
- inclusie is gebaseerd op wederzijdse aanpassing en het wegnemen van drempels door de maatschappij.
- iIntegratie vereist aanpassing van de persoon aan bestaande structuren.
- inclusie streeft naar volledige deelname met respect voor diversiteit, terwijl integratie vaak beperkt blijft tot fysieke of maatschappelijke aanwezigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem drie maatschappelijke factoren die invloed hebben op de beeldvorming van “zwakkeren in de samenleving.”

A
  • Wetenschappelijke evoluties
  • Economische context
  • Culturele, sociale en politieke factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt bedoeld met een paradigmawissel?

A

Een paradigmawissel verwijst naar een overgang naar een nieuw paradigma, omdat het oude paradigma niet langer gepaste antwoorden biedt op de heersende uitdagingen. Dit proces is vaak traag en gaat gepaard met kritiek op het oude paradigma en wetenschappelijke onderbouwing van het nieuwe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stel dat je werkt in een voorziening waar cliënten mogen kiezen wat ze eten, maar niet hoe laat ze eten. Op welk niveau van participatie zit deze situatie?

A
  • Recht op informatie: Cliënten worden geïnformeerd, maar hebben geen inspraak.
  • Recht op gehoord worden: Cliënten kunnen hun mening geven, maar beslissen niet.
  • Recht op beslissingen nemen: Cliënten hebben de mogelijkheid om mee te beslissen.

Dit valt onder het niveau van gehoord worden, omdat cliënten inspraak hebben in wat ze eten (hun mening wordt gehoord), maar ze beslissen niet over hoe laat ze eten. In de tekst staat dat “gehoord worden” niet betekent dat cliënten beslissen, wat deze situatie weerspiegelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stel dat je merkt dat een collega zich enkel richt op de beperking van een cliënt, terwijl jij vertrekt vanuit de sterktes van die persoon. Hoe kan dit verschil in aanpak verklaard worden?

A

Dit verschil kan verklaard worden door het paradigma waarbinnen de collega handelt. Een defectparadigma benadrukt beperkingen en afwijkingen, terwijl een burgerschapsparadigma uitgaat van gelijkwaardigheid en inclusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke van de volgende uitspraken hoort bij het inclusieprincipe in het burgerschapsparadigma?
a) De samenleving bepaalt of iemand volwaardig kan deelnemen.
b) Diversiteit wordt gezien als een probleem dat opgelost moet worden.
c) Mensen hebben gelijke rechten en er worden drempels weggenomen door de maatschappij.
d) Iemand mag enkel meedoen als hij of zij zich aanpast aan de norm.

A

c) Mensen hebben gelijke rechten en er worden drempels weggenomen door de maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke van de volgende uitspraken over een paradigma is correct?
a) Een paradigma verandert continu, zonder rustperiodes.
b) Een paradigma is altijd universeel aanvaard door alle groepen in de samenleving.
c) Een paradigma is een referentiekader dat antwoorden biedt op heersende maatschappelijke uitdagingen.
d) Een paradigma vervangt altijd volledig zijn voorganger.

A

c) Een paradigma is een referentiekader dat antwoorden biedt op heersende maatschappelijke uitdagingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het risico van vasthouden aan een oud paradigma terwijl een nieuw paradigma al in opkomst is?

A

Het risico is dat het oude paradigma geen oplossingen meer biedt voor actuele problemen, waardoor hulpverlening minder effectief wordt. Het kan ook leiden tot weerstand tegen veranderingen en een gebrek aan innovatie in de zorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke vanzelfsprekendheid uit jouw eigen leven zou je kunnen herzien in het licht van een inclusiever mensbeeld?

A

“Ik dacht dat personen met een beperking altijd bescherming nodig hebben, maar nu zie ik dat ze met de juiste ondersteuning zelfstandig kunnen leven.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekende “survival of the fittest” in de prehistorie?
a) Iedereen zorgde goed voor elkaar.
b) Alleen de sterksten overleefden.
c) Mensen hielpen elkaar om te overleven.

A

b) Alleen de sterksten overleefden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat vonden de Oude Grieken belangrijk aan een mens?
a) Schoonheid, kracht en nut voor de samenleving.
b) Iedereen moest gelijk behandeld worden.
c) Mensen met een beperking waren bijzonder.

A

a) Schoonheid, kracht en nut voor de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wie zorgde in de Middeleeuwen vaak voor mensen met een beperking?
a) De koningen en prinsen.
b) Boeren en handelaars.
c) Kloosters en abdijen.

A

c) Kloosters en abdijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar of niet waar
In de Nieuwe Tijd werden mensen met een beperking vaak opgevangen in grote instellingen, zoals gestichten.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar of niet waar
De Azteken zagen sommige afwijkingen als een teken van aanraking door de goden.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar of niet waar
Het medisch model legt de schuld voor een beperking bij de samenleving.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe dachten mensen in de prehistorie over beperkingen?

A

Mensen zagen beperkingen vaak als gevaarlijk of het gevolg van bovennatuurlijke krachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarom werd de “normalisatie” in de jaren ‘70 belangrijk?

A

Het idee ontstond dat mensen met beperkingen zo normaal mogelijk moesten kunnen leven, met integratie in de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat betekent het burgerschapsparadigma?

A

Mensen met beperkingen zijn volwaardige burgers die recht hebben op hun eigen plek in de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de verschillen tussen hoe de Oude Grieken en de Azteken dachten over mensen met een beperking?

A

De Oude Grieken zagen beperkingen als zwakte en nutteloosheid. De Azteken zagen sommige afwijkingen juist als een teken van aanraking door de goden en waardeerden die.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarom was het defectparadigma zo beperkend voor mensen met een beperking?

A

Het legde de nadruk op wat mensen niet konden en sloot hen vaak buiten de samenleving. Ze werden vooral gezien als patiënten die genezen moesten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe kunnen we tegenwoordig leren van de fouten die in het verleden zijn gemaakt?

A

Door diversiteit te waarderen, samen te werken en barrières weg te nemen, zodat iedereen kan meedoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe zou jij een klasgenoot met een beperking helpen om zich welkom te voelen in de klas?

A

Ik zou ervoor zorgen dat deze klasgenoot zich welkom voelt door samen met de hele klas afspraken te maken over hoe we elkaar ondersteunen. Bijvoorbeeld door een buddy-systeem op te zetten waarbij steeds een ander klasgenootje helpt. Daarnaast zou ik ervoor zorgen dat we tijdens groepsactiviteiten iedereen betrekken en bijvoorbeeld visuele of fysieke aanpassingen maken als dat nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Denk je dat we in de toekomst nog meer veranderingen zullen zien in hoe we omgaan met beperkingen? Waarom?

A

Ja, ik denk dat er nog veel veranderingen komen. Technologie speelt een grote rol, zoals apparaten die communicatie vergemakkelijken of fysieke barrières wegnemen. Ook groeit de aandacht voor inclusie, waardoor de maatschappij steeds meer beseft dat iedereen dezelfde rechten heeft en mee moet kunnen doen. Deze bewustwording kan leiden tot betere ondersteuning en meer inclusieve omgevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat betekent inclusie in de context van mensen met een beperking?
A) Apart onderwijs aanbieden aan mensen met een beperking
B) Iedereen dezelfde kansen bieden in een omgeving die aangepast is aan hun noden
C) Mensen met een beperking laten meedoen, op voorwaarde dat ze zich aanpassen

A

B) Iedereen dezelfde kansen bieden in een omgeving die aangepast is aan hun noden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke pijler hoort niet bij het burgerschapsparadigma?
A) Gelijkwaardigheid
B) Segregatie
C) Keuze en controle

A

B) Segregatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Waar of niet waar: Bij segregatie worden mensen met een beperking volledig opgenomen in de samenleving.

A

Niet waar.
Bij segregatie worden mensen met een beperking in aparte groepen of instellingen geplaatst, waardoor zij niet volledig kunnen deelnemen aan de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Inclusie betekent dat zowel de persoon als de maatschappij zich aanpast om gelijkwaardige deelname mogelijk te maken.

A

Waar.
Inclusie vereist tweerichtingsverkeer: de persoon met een beperking moet kunnen participeren, maar de maatschappij moet ook de nodige aanpassingen doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is het verschil tussen integratie en inclusie, en waarom is inclusie een stap verder?

A

Bij integratie mag de persoon met een beperking deelnemen aan de samenleving, maar alleen als hij/zij zich aanpast. Bij inclusie worden ook de structuren van de samenleving aangepast om volwaardige deelname voor iedereen mogelijk te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Geef een voorbeeld van hoe een begeleider vanuit gelijkwaardigheid kan handelen.

A

Een begeleider die samen met een cliënt een
ondersteuningsplan opstelt, waarbij de cliënt zelf aangeeft waar hij hulp nodig heeft, handelt vanuit gelijkwaardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waar of niet waar: Bij uitsluiting wordt iemand niet toegelaten tot deelname aan de samenleving.

A

Waar.
Uitsluiting betekent dat iemand expliciet wordt geweigerd, zoals een leerling die niet op school mag omdat zijn beperking de klas zou ‘vertragen’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waar of niet waar: Het defectparadigma ziet de beperking als een probleem in de samenleving.

A

Niet waar.
In het defectparadigma wordt de beperking gezien als een intra-individueel probleem, dat betekent dat het probleem in het individu ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Waar of niet waar: Het burgerschapsparadigma stelt dat iedereen recht heeft op ondersteuning, ongeacht hun mogelijkheden.

A

Waar.
Het burgerschapsparadigma benadrukt dat ondersteuning gebaseerd is op rechten, zonder dat er voorwaarden zijn zoals een bepaald cognitief vermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is het defectparadigma?

A

Het defectparadigma is een benadering waarin de nadruk ligt op wat iemand niet kan, de tekortkomingen of beperkingen van een persoon. Het beschouwt een beperking als een individueel probleem dat binnen de persoon ligt en dat gecorrigeerd, behandeld of gecompenseerd moet worden. Dit paradigma domineerde tot halverwege de 20e eeuw en was gebaseerd op medische en psychologische perspectieven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Hoe zien we het defectparadigma vandaag nog terug?

A

Sporen van het defectparadigma zijn vandaag de dag nog te vinden in systemen die voornamelijk gericht zijn op diagnose, medische behandeling of het indelen van mensen in categorieën op basis van hun beperkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is het ontwikkelingsparadigma?

A

Het ontwikkelingsparadigma richt zich op de mogelijkheden en het potentieel van een persoon. Het uitgangspunt is dat iedereen zich kan ontwikkelen, mits de juiste hulp en ondersteuning worden geboden. Dit paradigma ontstond in de jaren ’50 en ’60 en werd beïnvloed door de opkomst van psychologie en pedagogiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe zien we het ontwikkelingsparadigma in het heden?

A

Het ontwikkelingsparadigma is zichtbaar in het gebruik van persoonlijke ontwikkelingsplannen, therapieën en onderwijsprogramma’s die zich richten op het versterken van individuele vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is het burgerschapsparadigma?

A

Het burgerschapsparadigma legt de nadruk op gelijke rechten, inclusie en participatie van mensen met een beperking in de samenleving. Het stelt dat beperkingen niet alleen een individueel probleem zijn, maar ook een gevolg van sociale barrières. Dit paradigma kwam op in de jaren ‘80 en ‘90 en is gebaseerd op mensenrechten en inclusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe zien we het burgerschapsparadigma vandaag de dag?

A

Dit paradigma is zichtbaar in initiatieven zoals inclusief onderwijs, arbeidsmarktparticipatie en wetten die toegankelijkheid en non-discriminatie waarborgen, zoals de VN-conventie inzake de rechten van personen met een handicap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoe zijn deze paradigma’s nog steeds aanwezig in onze samenleving?

A

Het defectparadigma is nog steeds zichtbaar in de nadruk op diagnoses en medische behandelingen.
Het ontwikkelingsparadigma is te zien in trainings- en begeleidingsprogramma’s die de nadruk leggen op persoonlijke groei.
Het burgerschapsparadigma komt naar voren in inclusieve beleidsvorming en sociale bewegingen voor gelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat betekent de verschuiving van een individuele naar een sociale benadering?

A

De verschuiving betekent dat beperkingen niet langer alleen worden gezien als een probleem van het individu, maar als een resultaat van maatschappelijke structuren en barrières. Waar vroeger de nadruk lag op het ‘repareren’ van het individu (individuele benadering), ligt deze nu op het aanpassen van de samenleving om iedereen te kunnen laten deelnemen (sociale benadering).

49
Q

Kun je een voorbeeld geven van deze verschuiving?

A

Een voorbeeld is de overgang van segregatie in speciale scholen naar inclusief onderwijs, waarin scholen worden aangepast om alle kinderen, ongeacht hun beperking, te verwelkomen.

50
Q

Wanneer hebben deze verschuivingen plaatsgevonden?

A
  • Defectparadigma: Dominant tot de jaren 1950.
  • Ontwikkelingsparadigma: Opkomst vanaf de jaren 1950 en 1960.
  • Burgerschapsparadigma: Opkomst in de jaren 1980 en 1990.
  • De verschuiving naar een sociale benadering van beperkingen begon vanaf de jaren 1990 en kreeg een sterke impuls met de VN-conventie inzake de rechten van personen met een handicap (2006).
51
Q

Wat is kwartiermaken?

A

Kwartiermaken is een methodiek die gericht is op het creëren van veilige plekken in de samenleving voor mensen die vaak als ‘anders’ worden beschouwd. Het doel is om mensen die uitsluiting ervaren, zoals mensen met een beperking of mensen die armoede ervaren, een gastvrije omgeving te bieden waarin zij zich kunnen ontwikkelen en deelnemen aan de maatschappij.

52
Q

Geef een voorbeeld van wat kwartiermaken is.

A

Tijdens mij stage op een basisschool kan kwartiermaken bijvoorbeeld betekenen dat ik zorgt voor een gastvrije ontvangst van kinderen met speciale behoeften in de klas. Dit kan bijvoorbeeld door het creëren van een plek in de klas waar deze kinderen zich veilig voelen, en waar hun eigenheid wordt gewaardeerd in plaats van als afwijking te worden gezien.

53
Q

Waarom is kwartiermaken belangrijk?

A

Kwartiermaken is belangrijk omdat het ervoor zorgt dat er ruimte wordt gemaakt voor mensen die vaak buitengesloten worden. Het helpt om de samenleving inclusiever te maken door drempels te verlagen en het ‘anders-zijn’ te omarmen.

54
Q

Hoe kun je kwartiermaken toepassen in een onderwijssetting?

A

Het begint bij het erkennen van de diversiteit in de klas en het creëren van een leeromgeving waarin elk kind zich geaccepteerd en ondersteund voelt. Dit kan door bijvoorbeeld aangepaste lesmethoden of communicatiekanalen te gebruiken voor kinderen die anders leren.

55
Q

Wat is empowerment?

A

Empowerment is een proces waarbij individuen of gemeenschappen hun eigen kracht en controle over hun situatie vergroten. Het gaat om het versterken van zelfbewustzijn, het vergroten van controle over eigen leven en het stimuleren van actieve participatie in de maatschappij.

56
Q

Geef een voorbeeld van wat empowerment kan zijn op jouw stageplaats:

A

Empowerment kan tijdens je stage op de basisschool betekenen dat je kinderen helpt om zelf keuzes te maken over hun leerprocessen. Dit kan bijvoorbeeld door hen te betrekken bij de keuze van onderwerpen die zij willen leren of manieren waarop ze hun huiswerk willen presenteren.

57
Q

Waarom is empowerment belangrijk in onderwijs?

A

Empowerment is belangrijk omdat het kinderen helpt om zelfvertrouwen en zelfbewustzijn te ontwikkelen. Dit maakt hen niet alleen zelfstandiger in hun leerproces, maar ook in hun persoonlijke ontwikkeling.

58
Q

Hoe kan ik empowerment toepassen in de klas?

A

Empowerment in de klas kan door kinderen verantwoordelijkheden te geven, zoals het kiezen van groepsleden voor een project of het kiezen van een taak voor een schoolactiviteit.

59
Q

Wat is emancipatorisch werken?

A

Emancipatorisch werken is gericht op het versterken van mensen die in een achtergestelde positie verkeren, zodat zij een volwaardige plaats in de samenleving kunnen innemen. Het draait om het bevorderen van zelfregie, het vergroten van keuzevrijheid en het stimuleren van participatie.

60
Q

Geef een voorbeeld van wat emancipatorisch werken is in het onderwijs:

A

Op een basisschool kan emancipatorisch werken betekenen dat je ervoor zorgt dat kinderen zich bewust worden van hun rechten en hen de ruimte biedt om te kiezen in bijvoorbeeld hun leeractiviteiten of buitenschoolse activiteiten. Dit zorgt ervoor dat ze als actieve deelnemers worden gezien, in plaats van passieve ontvangers van onderwijs.

61
Q

Hoe verschilt emancipatorisch werken van andere vormen van begeleiding?

A

Emancipatorisch werken richt zich niet alleen op de persoonlijke groei van het individu, maar ook op het verbeteren van de positie van deze persoon in de samenleving door hen keuzes te geven en ze te betrekken bij besluitvormingsprocessen.

62
Q

Waarom is het belangrijk dat kinderen zich emancipatorisch kunnen ontwikkelen?

A

Het geeft kinderen een gevoel van eigenwaarde en controle over hun leven. Dit helpt hen om als zelfstandige en zelfbewuste volwassenen deel te nemen aan de maatschappij.

63
Q

Wat is ondersteuning?

A

Ondersteuning verwijst naar het bieden van de juiste hulp die iemand nodig heeft om goed te functioneren in zijn omgeving. Het gaat er niet om mensen te behandelen of te betuttelen, maar hen te ondersteunen in hun zelfredzaamheid, waarbij hun eigen wensen en mogelijkheden centraal staan.

64
Q

Geef een voorbeeld van ondersteuning in het onderwijs

A

Ondersteuning in het onderwijs kan bijvoorbeeld betekenen dat een kind met leerproblemen extra tijd krijgt om een toets te maken, of dat er aangepast lesmateriaal wordt gebruikt om het leren gemakkelijker te maken. Dit zorgt ervoor dat het kind de mogelijkheid heeft om zich optimaal te ontwikkelen.

65
Q

Hoe verschilt ondersteuning van zorg?

A

Ondersteuning is minder stigmatiserend dan zorg, omdat het gericht is op het versterken van de zelfredzaamheid van de persoon, terwijl zorg vaak wordt gezien als het ‘verzorgen’ of ‘genezen’ van iemand.

66
Q

Hoe kan ik ondersteuning bieden als OPB?

A

Ondersteuning kan op verschillende manieren worden geboden, bijvoorbeeld door het bieden van extra begeleiding voor kinderen met specifieke leerbehoeften, of door het aanpassen van de leeromgeving zodat deze voor iedereen toegankelijk is.

67
Q

Wat is de definitie van kwartiermaken in het kader van inclusie?

A

Kwartiermaken is het proces waarbij mensen met een beperking of andere kwetsbaarheden worden ondersteund om volwaardig deel te nemen aan de maatschappij door hen te begeleiden in de nodige processen en structuren.

68
Q

Noem drie belangrijke principes van kwartiermaken.

A

Participatie, gelijkwaardigheid, en autonomie.

69
Q

Hoe zou je kwartiermaken toepassen om een leerling met een beperking te integreren in de reguliere klassenactiviteiten op een lagere school?

A

Ik zou beginnen met het identificeren van de behoeften van de leerling, samenwerken met de leerkracht en ouders om praktische oplossingen te vinden, en activiteiten aanbieden waarin de leerling kan meedoen op een manier die voor hem/haar toegankelijk is.

70
Q

Waarom is het belangrijk om in een schoolcontext zowel de leerling als het schoolteam te betrekken bij het proces van kwartiermaken?

A

Het betrekken van zowel de leerling als het schoolteam zorgt voor een gezamenlijke verantwoordelijkheid en verhoogt de kans op succes door afstemming op de behoeften en mogelijkheden van alle betrokkenen.

71
Q

Waar of niet waar: Kwartiermaken is enkel van toepassing voor kinderen met ernstige beperkingen.

A

Niet waar. Kwartiermaken kan voor alle kinderen die extra ondersteuning nodig hebben, ongeacht de aard van de beperking, toegepast worden.

72
Q

Wat betekent empowerment in een pedagogische context?

A

Empowerment betekent het versterken van de kracht van mensen, zodat ze meer controle en verantwoordelijkheid kunnen nemen over hun eigen leven en keuzes.

73
Q

Noem twee manieren waarop je empowerment kunt bevorderen bij leerlingen in een lagere school.

A

Het geven van keuzevrijheid in leeractiviteiten en het aanmoedigen van zelfreflectie over hun eigen leerproces.

74
Q

Hoe zou je als orthopedagogisch begeleider empowerment kunnen bevorderen bij een leerling die moeite heeft met zelfvertrouwen?

A

Ik zou beginnen met het erkennen van kleine successen van de leerling, positieve feedback geven en hem/haar betrekken in het nemen van beslissingen over eigen leerdoelen.

75
Q

Wat zijn de voordelen van empowerment voor een leerling in het onderwijs?

A

Empowerment vergroot de motivatie, zelfvertrouwen en zelfstandigheid van de leerling, wat bijdraagt aan betere leerresultaten en sociale integratie.

76
Q

Hoe kan empowerment bijdragen aan het verminderen van segregatie in het onderwijs?

A

Door leerlingen meer verantwoordelijkheid en keuze te geven, krijgen ze de kans om zich meer te integreren in de bredere schoolgemeenschap, wat helpt om hen te normaliseren en bij te dragen aan inclusie.

77
Q

Wat is het doel van emancipatorisch werken?

A

Het doel van emancipatorisch werken is het bevorderen van gelijke kansen en het ondersteunen van kwetsbare groepen om uit sociale, culturele of economische achterstelling te komen.

78
Q

Noem een voorbeeld van emancipatorisch werken op een school.

A

Het creëren van gelijke onderwijs- en sociale kansen voor leerlingen uit kwetsbare of gemarginaliseerde groepen, zoals het aanbieden van gerichte ondersteuning en programma’s om hun potentieel volledig te ontwikkelen.

79
Q

Hoe zou je als orthopedagogisch begeleider emancipatorisch werken met een groep leerlingen die uit een achtergestelde wijk komen?

A

Ik zou hen niet alleen extra ondersteuning bieden in hun leerproces, maar ook bewust aandacht besteden aan hun culturele achtergrond, hun sterke punten benadrukken en hen helpen om hun eigen stem te vinden in school- en maatschappelijke kwesties.

80
Q

Waarom is het belangrijk om emancipatorisch werken te combineren met een inclusieve benadering?

A

Omdat emancipatorisch werken zich richt op het creëren van gelijke kansen voor iedereen, en inclusie zorgt ervoor dat alle leerlingen actief kunnen deelnemen aan het sociale en leerproces, ongeacht hun achtergrond.

81
Q

Wat wordt verstaan onder ‘ondersteuning’ in het onderwijs?

A

Ondersteuning verwijst naar de hulp en begeleiding die leerlingen krijgen om hen te helpen hun leerdoelen te bereiken, rekening houdend met hun individuele behoeften en capaciteiten.

82
Q

Noem drie verschillende vormen van ondersteuning die je kunt bieden in een basisschoolomgeving.

A

Extra individuele begeleiding, aanpassingen in het lesmateriaal, en sociale-emotionele ondersteuning.

83
Q

Hoe zou je als orthopedagogisch begeleider ondersteuning kunnen bieden aan een leerling die moeite heeft met concentreren tijdens de les?

A

Ik zou verschillende strategieën proberen, zoals het geven van korte instructies, het gebruik van visuele hulpmiddelen, het inplannen van pauzes, en het creëren van een rustige werkruimte voor de leerling.

84
Q

Wat zijn de voordelen van het aanbieden van op maat gemaakte ondersteuning in plaats van generieke ondersteuning in het onderwijs?

A

Op maat gemaakte ondersteuning houdt rekening met de unieke behoeften en sterktes van elke leerling, wat resulteert in effectievere leerervaringen en betere leeruitkomsten.

85
Q

Waar of niet waar: Ondersteuning in het onderwijs heeft altijd betrekking op academische hulp.

A

Niet waar. Ondersteuning kan zowel academisch, sociaal als emotioneel zijn, afhankelijk van de behoeften van de leerling.

86
Q

Wat is netwerkversterking?

A

Netwerkversterking is het proces waarbij de sociale netwerken van een individu (zoals familie, vrienden, buren, en andere sociale groepen) versterkt worden om de autonomie en kwaliteit van leven van de cliënt te verbeteren. Dit kan door het betrekken van de sociale omgeving van de cliënt in het zorgproces en het vergroten van de steun vanuit deze netwerken.

87
Q

Geef een voorbeeld van wat netwerkversterking is

A

Stel dat een leerling met een leerstoornis worstelt met zelfvertrouwen. Als orthopedagogisch begeleider zou je het netwerk van de leerling in kaart brengen: ouders, leraren, vrienden en andere belangrijke figuren. Je zou bijvoorbeeld een gesprek organiseren waarin je het belang van de steun van ouders en klasgenoten benadrukt en hen actief betrekt in het versterken van het zelfvertrouwen van de leerling.

88
Q

Hoe kun je als orthopedagogisch begeleider het netwerk van een leerling versterken in een basisschoolomgeving?

A

Ik zou starten met het in kaart brengen van het huidige netwerk, daarna ouders en leerkrachten actief betrekken bij ondersteuningsplannen en samenwerkingsmogelijkheden zoeken om de sociale relaties van de leerling te verbeteren, bijvoorbeeld door leerlingen in groepsactiviteiten te betrekken en ouders regelmatig op de hoogte te houden van voortgang.

89
Q

Wat is vermaatschappelijking van de zorg?

A

Vermaatschappelijking van de zorg is het proces waarbij zorg en ondersteuning zo veel mogelijk worden geïntegreerd in de samenleving, zodat mensen met ondersteuningsbehoeften actief kunnen deelnemen aan het dagelijkse leven (inclusie). Dit houdt in dat mensen met bijvoorbeeld een beperking niet alleen afhankelijk zijn van zorginstellingen, maar ook in hun eigen gemeenschap kunnen wonen, werken, leren en deelnemen aan sociale activiteiten.

90
Q

Geef een voorbeeld van vermaatschappelijking in de zorg

A

Als orthopedagogisch begeleider zou ik ervoor zorgen dat een leerling met een beperking de kans krijgt om deel te nemen aan reguliere schoolactiviteiten, met de nodige aanpassingen, en actief kan deelnemen aan het sociale leven, bijvoorbeeld door deelname aan naschoolse activiteiten of door het betrekken van buurtbewoners bij schoolgerelateerde activiteiten.

91
Q

Hoe kan vermaatschappelijking van de zorg worden toegepast op een basisschool?

A

Door de leerling in de reguliere schoolomgeving te ondersteunen met gerichte begeleiding, het bieden van integratie met andere kinderen, en het faciliteren van deelname aan buitenschoolse activiteiten. Dit bevordert het gevoel van inclusie en vermindert segregatie.

92
Q

Wat is het belangrijkste doel van netwerkversterking in het sociale zorg- en onderwijssysteem?

A

Het doel van netwerkversterking is om de cliënt of leerling te ondersteunen door een bredere basis van steun en sociale relaties te creëren, zodat deze meer greep krijgt op zijn of haar leven en volwaardig kan participeren in de samenleving.

93
Q

Welke belanghebbenden kunnen betrokken worden bij het netwerk van een leerling op een basisschool?

A

Ouders, familieleden, vrienden, klasgenoten, leerkrachten, buitenschoolse begeleiders, en zelfs buren kunnen onderdeel zijn van het netwerk van een leerling.

94
Q

Hoe zou je de netwerken van ouders en vrienden betrekken bij de ondersteuning van een leerling die sociaal geïsoleerd is?

A

Ik zou gesprekken voeren met ouders en mogelijk de klasgenoten van de leerling betrekken bij gezamenlijke activiteiten, waarbij ik benadruk hoe belangrijk het is om sociale interacties te stimuleren. Ook zou ik ondersteunende netwerken opzetten, zoals het organiseren van playdates of het betrekken van ouders bij groepsactiviteiten.

95
Q

Waarom is het belangrijk om niet alleen te focussen op de professionele zorg, maar ook op het sociale netwerk van de cliënt?

A

Het sociale netwerk biedt langdurige steun en versterkt de eigen regie van de cliënt, wat leidt tot een verbeterde levenskwaliteit en meer autonomie.

96
Q

Wat is een van de eerste stappen bij netwerkversterking?
a) Het vergroten van het aantal contacten
b) Het in kaart brengen van het bestaande netwerk
c) Het aanstellen van een zorgcoördinator

A

b) Het in kaart brengen van het bestaande netwerk

97
Q

Waar of niet waar: Netwerkversterking betekent altijd dat je een nieuw netwerk opbouwt voor de cliënt.

A

Niet waar. Het doel is om het bestaande netwerk te versterken en waar nodig te uitbreiden, niet om een volledig nieuw netwerk op te bouwen.

98
Q

Wat is een belangrijk principe van de vermaatschappelijking van zorg?

A

Het principe van de vermaatschappelijking van zorg is het bevorderen van de maatschappelijke integratie van mensen met zorgbehoeften, zodat zij kunnen deelnemen aan het normale dagelijkse leven, zoals wonen, werken, en leren in de samenleving.

99
Q

Wat betekent “inclusie” in het kader van vermaatschappelijking van de zorg?

A

Inclusie betekent dat mensen met een zorgbehoefte gelijke kansen krijgen en actief kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven, zonder uitsluiting of segregatie.

100
Q

Hoe zou je als orthopedagogisch begeleider de principes van vermaatschappelijking toepassen op een leerling die moeite heeft om zich aan te passen in een reguliere klas?

A

Ik zou nauw samenwerken met de leerkracht en ouders om de leerling te ondersteunen bij het integreren in de klas door passende aanpassingen in het onderwijsaanbod en het bevorderen van peer-interacties. Daarnaast zou ik naschoolse activiteiten aanbieden om de leerling buiten de schoolomgeving sociaal te integreren.

101
Q

Waarom is het belangrijk om vermaatschappelijking van de zorg toe te passen in het onderwijs?

A

Omdat het de kans biedt voor leerlingen met zorgbehoeften om een volwaardig deel van de samenleving te worden, hen helpt om hun sociale vaardigheden te ontwikkelen, en hen de middelen geeft om zelfstandig te functioneren binnen de maatschappij.

102
Q

Wat is een kenmerk van vermaatschappelijking van de zorg?
a) Het bieden van zorg uitsluitend binnen zorginstellingen
b) Het betrekken van de samenleving bij zorgprocessen
c) Het minimaliseren van de betrokkenheid van professionals

A

b) Het betrekken van de samenleving bij zorgprocessen

103
Q

Waar of niet waar: Vermaatschappelijking van de zorg betekent dat zorginstellingen niet langer nodig zijn.

A

Niet waar. Vermaatschappelijking van de zorg betekent niet het afschaffen van zorginstellingen, maar het bevorderen van zorg in de gemeenschap en het ondersteunen van mensen binnen hun sociale netwerken.

104
Q

Wat past niet in het rijtje? “Integratie - Participatie - Inclusie - Segregatie”

A

Segregatie (Segregatie is het tegenovergestelde van integratie en inclusie, omdat het betekent dat mensen apart worden gehouden in plaats van deel te nemen aan de samenleving.)

105
Q

Wat past niet in het rijtje:
Empowerment - Wederkerigheid - Zelfbeschikking - Cliënt als object

A

Cliënt als object (In het orthopedagogisch handelen wordt de cliënt gezien als een actieve deelnemer, niet als een object.)

106
Q

Wat past niet in het rijtje:
Sociaal netwerk - Buurtbetrokkenheid - Zelfregie - Afhankelijke zorg

A

Afhankelijke zorg (Dit is geen doel van orthopedagogisch handelen, dat juist gericht is op zelfstandigheid en zelfregie.)

107
Q

Wat past niet in het rijtje:
Defectparadigma - Medisch model - Normalisatie - Wederkerigheid

A

Wederkerigheid (Wederkerigheid hoort bij de sociale benadering, terwijl de andere termen betrekking hebben op het defectparadigma en medische modellen.)

108
Q

Wat past niet in het rijtje:
Normalisatie - Integratie - Segregatie - Inclusie

A

Segregatie (Segregatie gaat juist tegen de principes van normalisatie, integratie en inclusie in, die gericht zijn op deelname aan de samenleving.)

109
Q

Wat past niet in het rijtje:
Jaren 1970-1980 - Emancipatie - Gelijke rechten - Vermaatschappelijking

A

Gelijke rechten (Hoewel gelijkheid belangrijk is in de emancipatiebeweging, is het niet specifiek een paradigma in de tijdsperiode van de jaren 1970-1980 in de context van zorg en ondersteuning.)

110
Q

Wat past niet in het rijtje:
Empowerment - Cliënt als regisseur - Vermaatschappelijking - Medicalisering

A

Medicalisering (Medicalisering is een term die het proces beschrijft waarbij sociale en psychologische problemen als medische aandoeningen worden geclassificeerd, wat tegen de doelen van empowerment en vermaatschappelijking ingaat.)

111
Q

Wat past niet in het rijtje:
“Inclusie - Zorgintegratie - Eigen regie - Wederkerigheid

A

Zorgintegratie (Zorgintegratie is een meer gericht concept in het medische of zorgmodel, terwijl inclusie en eigen regie meer sociaalgerichte benaderingen zijn.)

112
Q

Wat past niet in het rijtje:
Participatie - Autonomie - Segregatie - Wederkerigheid

A

Segregatie (Segregatie is het tegenovergestelde van participatie, autonomie en wederkerigheid, die gericht zijn op inclusie en gelijkwaardige deelname.)

113
Q

Wat past niet in het rijtje:
Persoonlijke ontwikkeling - Sociale benadering - Cliënt als slachtoffer - Sociaal netwerk

A

Cliënt als slachtoffer (In de sociale benadering wordt de cliënt niet als slachtoffer gezien, maar als iemand met mogelijkheden, waarbij de nadruk ligt op sociale integratie.)

114
Q

Wat past niet in het rijtje:
Normalisatie - Vermaatschappelijking - Sociale inclusie - Aansprakelijkheid

A

Aansprakelijkheid (Aansprakelijkheid heeft geen directe relatie met de sociale benadering van het ‘probleem’, die focust op participatie en inclusie.)

115
Q

Wat past niet in het rijtje:
Ondersteuning op maat - Participatie - Zelfbeschikking - Afhankelijkheid

A

Afhankelijkheid (De sociale benadering stimuleert zelfbeschikking en participatie, wat juist tegen de concepten van afhankelijkheid ingaat.)

116
Q

Wat past niet in het rijtje:
Burgerschapsparadigma - Emancipatie - Inclusie - Segregatie

A

Segregatie (Het burgersparadigma is gericht op inclusie en gelijke deelname aan de samenleving, niet op segregatie.)

117
Q

Wat past niet in het rijtje:
Netwerkversterking - Empowerment - Participatie - Zorgen voor

A

Zorgen voor (Het burgersparadigma is niet gericht op zorgen voor de cliënt, maar op het versterken van eigen regie en sociale netwerken.)

118
Q

Wat past niet in het rijtje:
Krachtgerichte ondersteuning - Participatie - Empowerment - Medisch model

A

Medisch model (Het medisch model is gericht op behandeling en genezing van de cliënt, terwijl krachtgerichte ondersteuning, participatie en empowerment gericht zijn op het versterken van de eigen regie.)