Hoofdstuk 1: Werken met mensen Flashcards

1
Q

Wat bedoelt Ter Horst met de tweevoudige dialoog?

A

Het doel van de agogische relatie is niet de relatie tussen opvoeder en kind, maar het bevorderen de dialoog tussen:

  • cliënt en zijn dichte omwereld (de omgeving waar de cliënt nu mee in relatie staat).
  • cliënt en de volle werkelijkheid (de wereld waar hij in de toekomst mee in relatie zal staan).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de vijf aspecten van de basishouding volgens Ter Horst.

A
  • Liefhebben
  • Overschot
  • Bijtanken
  • Openheid
  • Intentionaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is zelfreflectie (overschot) belangrijk in het werk van een orthopedagogisch begeleider?

A

Zelfreflectie helpt een begeleider om zijn handelen bewust af te stemmen op de noden van de cliënt. Het voorkomt handelen vanuit vooroordelen of intuïtie en versterkt de effectiviteit van de hulp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit hoe de begeleidingsrelatie kan bijdragen aan de dialoog tussen cliënt en zijn dichte omwereld.

A

Door de begeleidingsrelatie leert de cliënt zich beter te verbinden met zijn huidige omgeving. Dit kan door:
* sociale vaardigheden te ontwikkelen
* steun te krijgen bij uitdagingen
* relaties te versterken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe zou je ‘bijtanken’ toepassen in een dagelijkse praktijk als begeleider?

A

Bijtanken betekent nieuwe energie opdoen om weer scherp en aanwezig te zijn. Dit kan door korte pauzes te nemen, met collega’s te sparren of afwisseling te zoeken in je taken.

Voorbeeld:
Wanneer je je tijdens het klasgebeuren uitgeput voelt, kan je tijdens de speeltijd even buiten de schoolmuren glippen om terug op te laden, zodat je na de speeltijd er terug voluit tegenaan kan gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kun je ‘openheid’ tonen in je dagelijkse praktijk als begeleider?

A

De begeleider moet aandachtig luisteren, eigen pedagogische vooroordelen herkennen en zich volledig opstellen voor de cliënt

Voorbeeld:
Tijdens een rekenles merkte ik dat een leerling niet kon volgen. In plaats van te verwachten dat hij hetzelfde tempo aanhield als de rest, ging ik naast hem zitten en vroeg ik hem hoe hij het probleem zag. Door zijn perspectief serieus te nemen, vond ik een eenvoudige manier om hem te helpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe pas je ‘intentionaliteit’ toe in je dagelijkse praktijk als begeleider?

A

Het handelen van de opvoeder moet afgestemd zijn op de unieke hulpvraag & situatie v/d cliënt en aanvoelen wanneer je best zelf initiatief neemt of aan de cliënt overlaat.

Voorbeeld:
Tijdens een turnles hielp ik een leerling die moeite had met een oefening. In plaats van hem meteen te corrigeren, gaf ik hem eerst een duidelijke uitleg en deed ik de oefening zelf voor. Daarna moedigde ik hem aan om het stap voor stap te proberen, waarbij ik hem telkens positief bekrachtigde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zorg je ervoor dat je voldoende ‘overschot’ hebt om als begeleider beschikbaar te zijn?

A

De begeleider moet voldoende energie en vitaliteit hebben om emotioneel beschikbaar te zijn. Je kunt pas iets geven (ondersteuning, aandacht) als je zelf genoeg hebt.

Voorbeeld: Een begeleider die zijn eigen grenzen bewaakt en goed zorgt voor zijn mentale en fysieke gezondheid, zodat hij voldoende kracht heeft om cliënten emotioneel te ondersteunen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe pas je ‘liefhebben’ toe in een dagelijkse praktijk als begeleider?

A

Onvoorwaardelijke liefde voor de cliënt is essentieel. Een opvoeder moet betrokken, empathisch en oprecht zijn.

Voorbeeld:
Op de speelplaats begeleidde ik een leerling die zich afgezonderd voelde. Ik stelde hem voor aan andere kinderen en zorgde ervoor dat hij kon aansluiten bij het spel. Door vragen te stellen zoals hoe het met hem ging en hem te ondersteunen, liet ik zien dat ik om hem gaf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt zelfreflectie in? En waarom is het belangrijk?

A

Zelfreflectie betekent dat je nadenkt over jouw handelen, overtuigingen en emoties in relatie tot de begeleiding. Het doel is om jouw aanpak beter af te stemmen op de noden van de cliënt of leerling.

Ter Horst wijst erop dat begeleiders die niet reflecteren, vaak handelen op basis van vooroordelen of intuïtie, wat de effectiviteit van de hulp kan ondermijnen.

Toepassing op jouw ervaring:
Tijdens toezicht op de speelplaats kun je nadenken over hoe je kinderen aanspreekt: Ben je streng bij een conflict? Of zoek je naar een constructieve dialoog?
Tijdens de huiswerkklas: Geef je kinderen genoeg autonomie of grijp je snel in?

Voorbeeld:
Stel dat je merkt dat een bepaalde leerling altijd verlegen is tijdens huiswerkklas. Zelfreflectie kan helpen te ontdekken of je misschien te veel controle neemt, waardoor het kind zich niet vrij voelt om vragen te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn netwerkkaarten?

A

Netwerkkaarten zijn visuele hulpmiddelen die de sociale en emotionele relaties van een kind of cliënt in kaart brengen. Ze tonen wie er betrokken is bij het leven van de cliënt, van familie en vrienden tot leraren en hulpverleners. Deze kring kan helpen om een beeld te krijgen van wie er “liefdevol betrokken” is en hoe de cliënt wordt ondersteund.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn grondvormen?

A

De grondvormen van menselijk contact, zoals beschreven door Ter Horst, zijn manieren waarop begeleiders en opvoeders in dialoog kunnen gaan met cliënten. Deze vormen zijn niet beperkt tot verbale communicatie maar omvatten aanraken, verzorgen, spelen, eten en drinken, vieren, erop uittrekken, werken, leren, en praten/luisteren. Elk van deze dialogische grondvormen biedt unieke kansen om relaties op te bouwen, veiligheid te creëren, en cliënten te ondersteunen bij hun ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn polariteiten?

A

Polariteiten spelen een cruciale rol in de professionele grondhouding, zoals:
- afstand/nabijheid
- openheid/geslotenheid
- houvast/ruimte
Balans is essentieel om cliënten enerzijds te ondersteunen en veiligheid te bieden en anderzijds ruimte te geven voor zelfstandigheid en groei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt de begeleidingsrelatie in?

A

De begeleidingsrelatie is een centraal element in het werk van de orthopedagogisch begeleider.
In recente jaren is er meer aandacht voor relationeel werken als kern van hulpverlening, na een periode waarin methodieken en technieken centraal stonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de grondvormen van menselijk contact volgens Ter Horst? (9)

A
  • Aanraken
  • Verzorgen
  • Spelen
  • Eten en drinken
  • (feest)vieren
  • Erop uittrekken
  • Werken
  • Leren
  • Praten en luisteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt bedoeld met de polariteit afstand/nabijheid?

A

De balans tussen betrokkenheid en objectiviteit in de professionele relatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is ‘totaal communiceren’?

A

Het ondersteunen van woordtaal met lichaamstaal zoals mimiek, gebaren, en stemgebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn enkele voorbeelden van houvast in een opvoedingssituatie?

A

Structuur bieden, regels en grenzen stellen, voorspelbaarheid creëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is aanraken een belangrijke grondvorm in het contact met een cliënt?

A

Aanraken biedt troost, veiligheid en nabijheid; het is fundamenteel in de dialoog en in situaties zoals lichaamsmassage, of basale stimulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke risico’s zijn er verbonden aan het gebruik van aanraken als grondvorm?

A

Bij cliënten met trauma of ASS kan aanraken als bedreigend worden ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat betekent ‘selectieve authenticiteit’ in de context van openheid/geslotenheid?

A

Het bewust kiezen wat je deelt in een begeleidingsrelatie, terwijl het gedeelde authentiek blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe draagt feestvieren bij aan de groepsdynamiek in een leefgroep?

A

Het doorbreekt routines, biedt structuur door tradities en versterkt de onderlinge verbondenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe kunnen opvoeders aanraken bewust en gedoseerd toepassen bij cliënten met traumatische ervaringen?

A

Door rekening te houden met:
* de specifieke situatie van de cliënt
* grenzen te respecteren
* alternatieven te bieden zoals indirect contact via materialen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom is humor een belangrijk element in het praten met cliënten?

A
  • het verlaagt spanningen
  • versterkt de band
  • maakt moeilijke situaties draaglijker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke dilemma’s kunnen ontstaan bij het bieden van zowel houvast als ruimte aan een cliënt?

A

Te veel houvast kan autonomie beperken, terwijl te veel ruimte onveiligheid kan veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe draagt het gezamenlijk uitvoeren van zorgtaken bij aan de dialoog tussen begeleider en cliënt?

A
  • het versterkt de vertrouwensrelatie
  • biedt de cliënt een gevoel van waarde en bijdrage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe kan een opvoeder omgaan met de spanning tussen professionele afstand en nabijheid?

A

Door:
* methodisch te werken
* duidelijke grenzen te stellen
* tegelijkertijd betrokkenheid en empathie te tonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke impact heeft de culturele context op het gebruik van aanraken als grondvorm?

A

In sommige culturen wordt aanraken als normaal en gewenst beschouwd, terwijl het in andere als ongepast wordt gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de gevolgen van routinematig handelen tijdens verzorgingsmomenten?

A
  • het kan de kans op betekenisvolle interactie verminderen
  • de cliënt een gevoel van onpersoonlijke behandeling geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarom is congruentie in de houding van een begeleider cruciaal in de polariteit openheid/geslotenheid?

A

Het waarborgt de geloofwaardigheid van de begeleider en ondersteunt een vertrouwensrelatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe kun je als opvoeder spelen inzetten om sociale vaardigheden van een cliënt te ontwikkelen? (grondvorm spelen)

A

Door spellen te kiezen waarbij beurt nemen, samenwerken en omgaan met winnen en verliezen centraal staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hoe kun je houvast bieden zonder de zelfstandigheid van een cliënt te ondermijnen? (polariteit houvast/ruimte)

A

Door duidelijke regels te combineren met mogelijkheden voor eigen keuzes en verantwoordelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat kun je als opvoeder doen om maaltijden in een leefgroep betekenisvol te maken? (grondvorm eten en drinken)

A

Samen koken, de tafel gezellig dekken, gesprekken stimuleren en aandacht schenken aan individuele voorkeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke strategieën kun je toepassen om openheid in gesprekken af te stemmen op de behoeften van de cliënt? (polariteit openheid/geslotenheid)

A

Door te variëren in wat je deelt, afhankelijk van de situatie, en empathisch te luisteren naar de cliënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe kun je een cliënt met ASS ondersteunen om aanraken op een veilige manier te leren ervaren? (grondvorm aanraken)

A

Door het contact te starten met voorspelbare, niet-bedreigende aanrakingen, zoals handdrukken of indirect contact via objecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Polariteit Geef de definitie van openheid/geslotenheid

A

De balans tussen wat je deelt (openheid) en wat je voor jezelf houdt (geslotenheid) in de professionele relatie.

Voorbeeld: Tijdens een gesprek met een jongere in een crisissituatie vertelt de begeleider dat hij ook weleens last heeft van stress, maar bewaakt hij zijn grenzen door niet in detail te treden over privézaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Polariteit: Geef de definitie van houvast/ruimte

A
  • => houvast: De balans tussen het bieden van structuur, voorspelbaarheid
    en
  • => ruimte: het geven van vrijheid, verantwoordelijkheid

Voorbeeld:
* Een opvoeder geeft een kind een vaste bedtijd (houvast)
maar
* laat het kind kiezen welk boek er wordt voorgelezen (ruimte).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waarom is verzorgen een belangrijke grondvorm in het contact met een cliënt?

A

Verzorgingsmomenten bieden kansen voor nabijheid, vertrouwen en betekenisvolle interactie. Ze versterken het gevoel van geborgenheid.

Voorbeeld: Tijdens het wassen van een cliënt vertelt de begeleider een rustig verhaal, wat helpt om angst te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waarom is spelen een belangrijke grondvorm in het contact met een cliënt?

A

Spelen bevordert sociale vaardigheden, creativiteit en een gevoel van plezier en ontspanning. Het versterkt de onderlinge band.

Voorbeeld: Een opvoeder speelt een spel waarbij een kind leert om op zijn beurt te wachten, wat bijdraagt aan de sociale ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Waarom is eten en drinken een belangrijke grondvorm in het contact met een cliënt?

A

Eten en drinken creëert samenhorigheid en biedt momenten van rituelen en betekenisvolle interacties.

Voorbeeld: Tijdens de lunch praten begeleiders en cliënten over hun dag en wordt een jarige gevierd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Waarom is (feest)vieren een belangrijke grondvorm in het contact met een cliënt?

A

Het biedt structuur door tradities, bevordert saamhorigheid en doorbreekt de dagelijkse routine.
Praktijkvoorbeeld: Een begeleider organiseert een themafeest voor een cliënt met een verjaardag, wat een gevoel van belangrijkheid geeft.

42
Q

Waarom is erop uittrekken een belangrijke grondvorm in het contact met een cliënt?

A

Het helpt cliënten nieuwe ervaringen op te doen, biedt mogelijkheden tot interactie en kan bijdragen aan fysieke en mentale gezondheid.

Voorbeeld: Samen wandelen in het park geeft een cliënt met angststoornissen rust en ruimte om te praten.

43
Q

Waarom is werken een belangrijke grondvorm in het contact met een cliënt?

A

Werken geeft structuur, eigenwaarde en een gevoel van productiviteit en zinvolheid.

Voorbeeld: Een jongere helpt met opruimen na een activiteit, wat zijn verantwoordelijkheidsgevoel vergroot.

44
Q

Waarom is leren een belangrijke grondvorm in het contact met een cliënt?

A

Leren helpt bij de ontwikkeling van vaardigheden, kennis en zelfvertrouwen. Het geeft grip op de wereld.

Voorbeeld: Een opvoeder legt aan een kind uit hoe je met geld omgaat tijdens een winkeloefening.

45
Q

Waarom is praten en luisteren een belangrijke grondvorm in het contact met een cliënt?

A

Het biedt mogelijkheden tot reflectie, uiten van emoties en opbouwen van een vertrouwensrelatie.
Praktijkvoorbeeld: Een opvoeder luistert actief naar een jongere die zijn frustraties deelt en stelt verdiepende vragen.

46
Q

Hoe kun je voorkomen dat verzorgen routinematig wordt en betekenis verliest?

A

Door persoonlijke aandacht te geven, gesprekken aan te gaan en oogcontact te maken.

Verzorgen: Risico van routinematig handelen

47
Q

Hoe zorg je ervoor dat spelen niet leidt tot frustratie of overprikkeling bij een cliënt?

A

Door het spelniveau en de duur aan te passen aan de behoeften van de cliënt.

Spelen: Risico op overprikkeling of competitie

48
Q

Hoe kun je eten en drinken ondersteunen zonder druk uit te oefenen?

A

Door een positieve sfeer te creëren en alternatieven te bieden bij voedingsvoorkeuren.

Eten en drinken: Risico op dwang bij voedingsproblemen.

49
Q

Hoe zorg je ervoor dat iedereen zich betrokken voelt bij een feest?

A

Door vooraf te inventariseren wat iedereen leuk vindt en individuele wensen in te passen.

(Feest)vieren: Risico op het uitsluiten van cliënten.

50
Q

Hoe kun je een uitje toegankelijk maken voor een cliënt met prikkelgevoeligheid?

A

Door het uitje rustig op te bouwen en duidelijke afspraken te maken.

Erop uittrekken: Risico van overstimulatie in nieuwe omgevingen

51
Q

Wat zijn de parameters bij openheid/geslotenheid?

A

Rogers spreekt over een congruente houding, echtheid, respect & onvoorwaardelijke acceptatie als parameters om deze vragen te beantwoorden:
wat is het belang van open te zijn, wat zijn de risico’s ervan?

52
Q

Congruentie

A

De mate waarin wat je communiceert overeenkomt met je innerlijke beleving. Dit bepaalt hoe authentiek je overkomt in wat je deelt.

53
Q

Selectieve authenticiteit

A

Het bewust kiezen welke informatie je deelt en welke je achterhoudt, afgestemd op de behoeften van de cliënt.

54
Q

Echtheid

A

Op een oprechte en transparante manier communiceren zonder maskers of verborgen agenda’s.

55
Q

Onvoorwaardelijke acceptatie

A

De ander accepteren zoals die is, ongeacht wat er gedeeld of niet gedeeld wordt.

56
Q

Hoe stem je je mate van openheid af op de behoeften van een cliënt zonder je eigen grenzen te overschrijden?

A

Door selectieve authenticiteit toe te passen, waarbij je op een congruente manier deelt wat bijdraagt aan het vertrouwen en welzijn van de cliënt, terwijl je persoonlijke grenzen bewaakt.

57
Q

Hoe bewaak je als professional de balans tussen empathie en professionele afstand?

A

Door congruent te handelen: je laat oprecht zien dat je om de cliënt geeft, maar stelt grenzen als de relatie te afhankelijk of te persoonlijk wordt. Feedback van collega’s kan hierbij ondersteunen.

58
Q

Hoe kun je als begeleider een cliënt ruimte geven terwijl je voldoende houvast biedt voor veiligheid en structuur? (houvast/ruimte)

A

Je geeft de cliënt ruimte om te groeien, maar blijft duidelijk in wat wel en niet mogelijk is.

59
Q

Wat is een eigen begeleidingsstijl ontwikkelen?

A

Een begeleidingsstijl ontwikkelen als orthopedagogisch begeleider betekent bewust omgaan met drie polariteiten: afstand/nabijheid, houvast/ruimte, en openheid/geslotenheid. Deze stijl wordt beïnvloed door de noden van de cliënt, de context, en het eigen stressniveau. Acceptatie, congruentie en consistentie vormen hierbij een essentiële basis.

Schema: ‘begeleidingsdriehoek’ of ‘dynamische driehoek’
de polariteit ‘houvast-ruimte’ wordt samengebracht met ‘acceptatie’
dit wordt uitgebreid naar de 2 ander polariteiten en plaatsen acceptatie centraal

60
Q

Wat is acceptatie

A

Acceptatie is een actief proces dat uitgaat van respect en empathie. Het betekent de ander accepteren met al zijn verschillen en hem ruimte geven voor groei, zonder grensoverschrijdend gedrag te tolereren.

61
Q

Welke beïnvloedingsstrategieën zijn er (Van Tilburg, 2003)

A

Overleggen: Samenwerken vanuit gelijkwaardigheid.
Onderhandelen: Compromissen zoeken door alternatieven te bieden.
Overtuigen: Argumenten gebruiken om een standpunt over te brengen.
Overnemen: Sturing volledig overnemen wanneer nodig.

Situatie:
In de klas hebben de leerlingen een vrij moment. Een groepje van drie kinderen besluit een verhaal te schrijven en uit te beelden, maar er ontstaan spanningen:

Leerling 1 schrijft te snel door zonder overleg.
Leerling 2 probeert mee te denken maar raakt gefrustreerd.
Leerling 3 wordt genegeerd en voelt zich buitengesloten.

Beïnvloedingsstrategieën:

Overleggen: “Wat vinden jullie belangrijk in het verhaal? Hoe kunnen jullie beter samenwerken?”
Onderhandelen: “Laten we een mindmap maken waar iedereen een idee aan toevoegt, en daarna schrijft elk van jullie een stukje.”
Overtuigen: “Als we zo werken, wordt het verhaal sterker en leuker voor iedereen.”
Overnemen: Je schrijft de mindmap op het bord om structuur te bieden en de samenwerking weer op gang te helpen.

62
Q

Wat is het scheppen van een gepast leefklimaat?

A

Een gepast leefklimaat zorgt voor welzijn en groei. Gepaste leefomstandigheden die het welzijn v/d cliënten optimaal garandeert en verder stimuleert, waarin de cliënt kan floreren.

63
Q

Wat is het verschil tussen accepteren en tolereren?

A

Accepteren betekent de persoon waarderen zoals hij is, terwijl tolereren betekent dat ongewenst gedrag ongemoeid wordt gelaten.

64
Q

Noem een situatie waarin overnemen de meest geschikte strategie is.

A

Bijvoorbeeld wanneer een cliënt in een staat van paniek zichzelf niet kan sturen en directe actie nodig is.

65
Q

Hoe bepaal je of een cliënt meer houvast of meer ruimte nodig heeft?

A

Door te observeren of de cliënt baat heeft bij duidelijke structuur of juist meer zelfstandigheid aankan.

66
Q

Waarom is congruentie belangrijk in jouw begeleidingsstijl?

A

Congruentie zorgt ervoor dat jouw handelen overeenkomt met jouw waarden en voorkomt tegenstrijdige signalen naar de cliënt.

67
Q

Hoe verschilt overtuigen van onderhandelen

A

Bij overtuigen gebruik je argumenten om de cliënt te overhalen; bij onderhandelen zoek je naar een compromis waarbij beide partijen inspraak hebben.

68
Q

Geef een voorbeeld van hoe je de strategie “overleggen” kunt toepassen bij een cliënt die moeite heeft met samenwerken.

A

Je bespreekt samen met de cliënt hoe taken verdeeld kunnen worden, waarbij je volledig rekening houdt met zijn behoeften en voorkeuren.

69
Q

Hoe pas je houvast toe bij een cliënt die angstig wordt in een chaotische omgeving?

A

Je creëert een voorspelbare dagstructuur en communiceert duidelijk wat de verwachtingen zijn, zodat de cliënt zich veilig voelt.

70
Q

Welke drie aspecten van het leefklimaat beschrijft Kok en wat houden ze in?

A

Sfeer: De grondtoon van vertrouwen, aanvaarding en veiligheid.
Ritme: De ordening en structuur in tijd en ruimte, aangepast aan de behoeften van de cliënt.
Situatiehantering: De wijze waarop de begeleider dynamisch inspeelt op situaties om de cliënt te ondersteunen en ontwikkelen.

71
Q

Wat betekent structuur volgens Kok, en wat is het grootste misverstand hierover?

A

Structuur is het verduidelijken van situaties om houvast te bieden en persoonlijke groei te stimuleren. Een groot misverstand is dat structuur een rigide systeem is en alleen noodzakelijk is voor mensen met ASS.

72
Q

Waarom is het belangrijk dat een orthopedagogisch begeleider een sfeer van vertrouwen uitstraalt?

A

Vertrouwen zorgt voor een veilige basis waarin cliënten zich vrij voelen om te leren, te groeien en zich te ontplooien. Het creëert een ondersteunende omgeving.

73
Q

Wat bedoelt Kok met de balans tussen houvast en ruimte in structuur?

A

Houvast biedt veiligheid en voorspelbaarheid, terwijl ruimte de mogelijkheid geeft om eigen keuzes te maken en te experimenteren. Een goede balans stimuleert zelfsturing en ontwikkeling.

74
Q

Een cliënt wordt onrustig in een groep met veel prikkels. Hoe zou je de sfeer aanpassen om dit te verbeteren?

A

Je kunt de prikkels doseren, bijvoorbeeld door een rustige ruimte aan te bieden met minder geluid en visuele afleiding. Daarnaast kan het helpen om een vast ritueel of routine te introduceren.

75
Q

Een kind heeft moeite met het volgen van de dagplanning en wordt daardoor gefrustreerd. Welke aanpassingen kun je doen aan het ritme?

A

Introduceer een visuele dagplanning, gebruik pictogrammen en maak de activiteiten korter en afwisselender. Zorg voor een duidelijke overgang tussen activiteiten.

76
Q

Een jongere in een woonvoorziening ervaart de structuur als te rigide en rebelleert. Hoe kun je flexibiliteit toepassen zonder de veiligheid van de structuur te verliezen?

A

Laat de jongere meedenken over de dagindeling en bied keuzemogelijkheden. Dit creëert eigenaarschap en betrokkenheid terwijl de basisstructuur behouden blijft.

77
Q

Sensitieve responsiviteit:

A

De vaardigheid van een begeleider om in te spelen op de behoeften en signalen van cliënten.

78
Q

Repressie

A

Het ongepast inzetten van macht door de begeleider, wat kan leiden tot controleverlies en angst bij cliënten.

79
Q

Situatiehantering

A

Het flexibel en doelgericht inspelen op situaties om het gedrag van cliënten te sturen en hun ontwikkeling te bevorderen.

80
Q

Zelfsturing

A

Het vermogen van een cliënt om zelfstandig keuzes te maken en verantwoordelijkheid te dragen voor zijn of haar handelen.

81
Q

Houvast en ruimte

A

De balans tussen voorspelbaarheid en veiligheid (houvast) en vrijheid en zelfontplooiing (ruimte).

82
Q

Wat bedoelt Kok met de uitspraak dat structuur een “veilig baken” moet zijn en geen beperking van persoonlijke ontplooiing?

A

Structuur moet dienen als een hulpmiddel voor veiligheid en groei, zodat cliënten zich vrij voelen om nieuwe dingen te proberen. Het is geen rigide systeem dat hen beperkt.

83
Q

Wat wordt bedoeld met “niet vastlopen in de aangeboden structuur”?

A

Dat cliënten flexibiliteit leren en niet afhankelijk worden van een vaste structuur. Begeleiders moeten variëren met de structuur om de ontwikkeling en veerkracht van cliënten te bevorderen.

84
Q

Waarom is het vermogen tot zelfsturing een dynamisch gegeven?

A

Het vermogen tot zelfsturing verandert voortdurend door de sociaal-emotionele ontwikkeling van de cliënt en kan fluctueren afhankelijk van hun situatie en behoeften.

85
Q

Welke factoren spelen een rol bij de mate waarin een cliënt een situatie kan hanteren?

A

Leeftijd, ervaring, bekendheid met de situatie, en de moeilijkheidsgraad van de situatie.

86
Q

Wat wordt bedoeld met de balans tussen veiligheid en flexibiliteit in een leefritme? Geef een voorbeeld.

A

De balans houdt in dat een cliënt veiligheid ervaart door structuur, maar tegelijkertijd ruimte krijgt om eigen keuzes te maken.

Voorbeeld: Een kind krijgt een vaste volgorde voor schooltaken, maar mag zelf kiezen welk vak het eerst doet.

87
Q

Waarom is dynamisch inspelen op situaties belangrijk in de orthopedagogiek?

A

Omdat cliënten variëren in hun behoeften en vaardigheden per situatie. Dynamisch inspelen helpt om begeleiding op maat te bieden en de ontwikkeling te ondersteunen.

88
Q

Wat zijn risico’s van een te rigide structuur en hoe kun je dit voorkomen?

A

Een te rigide structuur kan cliënten beperken in hun vrijheid en ontwikkeling. Dit kun je voorkomen door flexibiliteit in te bouwen en cliënten te leren omgaan met veranderingen.

89
Q

Een cliënt reageert formalistisch en loopt vast in de regels. Hoe kun je als begeleider de situatie dynamisch hanteren?

A

Door variatie aan te brengen, bijvoorbeeld de regels te versoepelen of de cliënt uit te dagen iets nieuws te proberen. Dit kan hen helpen om flexibeler te worden.

90
Q

Een cliënt kan een situatie zelf aan, maar vraagt alsnog om hulp. Wat doe je?

A

Laat de cliënt zelf proberen en ontdek oplossingen, tenzij het te complex blijkt. Begeleid alleen wanneer nodig.

91
Q

Een cliënt vindt een opdracht te moeilijk en raakt gefrustreerd. Hoe pas je situatiehantering toe?

A

Deel de opdracht op in kleinere stappen en bied hulpmiddelen, zoals visuele uitleg of praktische voorbeelden.

92
Q

Een jongere worstelt met emoties en kan afspraken moeilijk naleven. Wat kun je doen om grenzen te verruimen?

A

Laat ruimte voor eigen keuzes, verminder tijdelijk de eisen en bied emotionele ondersteuning.

93
Q

Dynamisch gegeven

A

Een eigenschap die voortdurend verandert en zich aanpast aan de situatie, zoals het vermogen van een cliënt om zelfsturing te tonen.

94
Q

Dynamisch inspelen

A

Het flexibel en actief aanpassen van de begeleidingsstijl aan de behoeften van de cliënt in een specifieke situatie

95
Q

Situatiehantering

A

De manier waarop een begeleider reageert op een situatie om het gedrag en welzijn van de cliënt positief te beïnvloeden.

96
Q

Niet formalistisch/ niet vastlopen in structuur

A

Het vermogen van een cliënt om met variatie en veranderingen om te gaan zonder afhankelijk te worden van vaste routines.

97
Q

Veilig baken

A

Structuur die houvast en stabiliteit biedt, waardoor cliënten voldoende veiligheid ervaren om nieuwe uitdagingen aan te gaan.

98
Q

Formalistisch reageren

A

Het strikt vasthouden aan regels zonder flexibiliteit, wat kan leiden tot vastlopen in situaties.

99
Q

Leg uit hoe de begeleidingsrelatie kan bijdragen aan de dialoog tussen cliënt en de volle werkelijkheid (de wereld waar hij in de toekomst mee in relatie staat).

A

De begeleidingsrelatie bereidt de cliënt voor op een betekenisvolle verbinding met de toekomst door vaardigheden en zelfvertrouwen te ontwikkelen. De begeleider helpt hem omgaan met veranderingen, nieuwe uitdagingen aan te gaan en zich bewust te worden van zijn plaats in de bredere samenleving.

100
Q

Wie worden beschouwd als de belangrijke grondleggers van de orthopedagogiek in het Nederlands taalgebied, en waarvoor staan zij bekend?

A

De belangrijke grondleggers van de orthopedagogiek in het Nederlands taalgebied zijn Kok en Ter Horst.

Kok staat bekend om zijn concept van een gepast leefklimaat, waarin hij de elementen sfeer, ritme, en situatiehantering centraal stelt.
Ter Horst is bekend om zijn theorie over het tweevoudig dialogaal gebeuren, dat het belang benadrukt van een wederkerige dialoog tussen begeleider en cliënt.

101
Q

Polariteiten: hoe pas je begeleidingsmolen toe?
Begeleidingsdriehoek/ dynamische driehoek

A

Situatie:
Tijdens een knutselactiviteit moeten leerlingen een groepswerk maken. Eén leerling voelt zich onzeker over wat hij moet doen, terwijl de anderen al bezig zijn.

Afstand / Nabijheid:
Je blijft op afstand om te zien hoe de groep het oplost, maar biedt nabijheid door je erbij te voegen als je merkt dat de leerling blijft vastlopen.

Openheid / Geslotenheid:
Je vraagt open: “Wat lijkt je leuk om te doen?” maar beperkt de keuze (geslotenheid) door te zeggen: “Je kunt bijvoorbeeld de achtergrond kleuren of helpen met de figuren uitknippen.”

Houvast / Ruimte:
Je biedt houvast door een duidelijke taakverdeling voor te stellen: “Misschien kan jij de sterren maken, en zij doen de maan.” Maar je laat ruimte door te zeggen: “Of misschien bedenken jullie samen iets anders.”

Door vanuit de grondhouding onvoorwaardelijke acceptatie te vertrekken, ondersteun ik de leerlingen om zich veilig en begrepen te voelen. Door alle polariteiten op het juiste moment in te zetten stimuleer ik zowel zelfstandigheid als samenwerking binnen de groep. Dit draagt bij aan een positieve ervaring.