Hoofdstuk 1: Werken met mensen Flashcards
Wat bedoelt Ter Horst met de tweevoudige dialoog?
Het doel van de agogische relatie is niet de relatie tussen opvoeder en kind, maar het bevorderen de dialoog tussen:
- cliënt en zijn dichte omwereld (de omgeving waar de cliënt nu mee in relatie staat).
- cliënt en de volle werkelijkheid (de wereld waar hij in de toekomst mee in relatie zal staan).
Noem de vijf aspecten van de basishouding volgens Ter Horst.
- Liefhebben
- Overschot
- Bijtanken
- Openheid
- Intentionaliteit
Waarom is zelfreflectie (overschot) belangrijk in het werk van een orthopedagogisch begeleider?
Zelfreflectie helpt een begeleider om zijn handelen bewust af te stemmen op de noden van de cliënt. Het voorkomt handelen vanuit vooroordelen of intuïtie en versterkt de effectiviteit van de hulp.
Leg uit hoe de begeleidingsrelatie kan bijdragen aan de dialoog tussen cliënt en zijn dichte omwereld.
Door de begeleidingsrelatie leert de cliënt zich beter te verbinden met zijn huidige omgeving. Dit kan door:
* sociale vaardigheden te ontwikkelen
* steun te krijgen bij uitdagingen
* relaties te versterken
Hoe zou je ‘bijtanken’ toepassen in een dagelijkse praktijk als begeleider?
Bijtanken betekent nieuwe energie opdoen om weer scherp en aanwezig te zijn. Dit kan door korte pauzes te nemen, met collega’s te sparren of afwisseling te zoeken in je taken.
Voorbeeld:
Wanneer je je tijdens het klasgebeuren uitgeput voelt, kan je tijdens de speeltijd even buiten de schoolmuren glippen om terug op te laden, zodat je na de speeltijd er terug voluit tegenaan kan gaan.
Hoe kun je ‘openheid’ tonen in je dagelijkse praktijk als begeleider?
De begeleider moet aandachtig luisteren, eigen pedagogische vooroordelen herkennen en zich volledig opstellen voor de cliënt
Voorbeeld:
Tijdens een rekenles merkte ik dat een leerling niet kon volgen. In plaats van te verwachten dat hij hetzelfde tempo aanhield als de rest, ging ik naast hem zitten en vroeg ik hem hoe hij het probleem zag. Door zijn perspectief serieus te nemen, vond ik een eenvoudige manier om hem te helpen.
Hoe pas je ‘intentionaliteit’ toe in je dagelijkse praktijk als begeleider?
Het handelen van de opvoeder moet afgestemd zijn op de unieke hulpvraag & situatie v/d cliënt en aanvoelen wanneer je best zelf initiatief neemt of aan de cliënt overlaat.
Voorbeeld:
Tijdens een turnles hielp ik een leerling die moeite had met een oefening. In plaats van hem meteen te corrigeren, gaf ik hem eerst een duidelijke uitleg en deed ik de oefening zelf voor. Daarna moedigde ik hem aan om het stap voor stap te proberen, waarbij ik hem telkens positief bekrachtigde.
Hoe zorg je ervoor dat je voldoende ‘overschot’ hebt om als begeleider beschikbaar te zijn?
De begeleider moet voldoende energie en vitaliteit hebben om emotioneel beschikbaar te zijn. Je kunt pas iets geven (ondersteuning, aandacht) als je zelf genoeg hebt.
Voorbeeld: Een begeleider die zijn eigen grenzen bewaakt en goed zorgt voor zijn mentale en fysieke gezondheid, zodat hij voldoende kracht heeft om cliënten emotioneel te ondersteunen.
Hoe pas je ‘liefhebben’ toe in een dagelijkse praktijk als begeleider?
Onvoorwaardelijke liefde voor de cliënt is essentieel. Een opvoeder moet betrokken, empathisch en oprecht zijn.
Voorbeeld:
Op de speelplaats begeleidde ik een leerling die zich afgezonderd voelde. Ik stelde hem voor aan andere kinderen en zorgde ervoor dat hij kon aansluiten bij het spel. Door vragen te stellen zoals hoe het met hem ging en hem te ondersteunen, liet ik zien dat ik om hem gaf.
Wat houdt zelfreflectie in? En waarom is het belangrijk?
Zelfreflectie betekent dat je nadenkt over jouw handelen, overtuigingen en emoties in relatie tot de begeleiding. Het doel is om jouw aanpak beter af te stemmen op de noden van de cliënt of leerling.
Ter Horst wijst erop dat begeleiders die niet reflecteren, vaak handelen op basis van vooroordelen of intuïtie, wat de effectiviteit van de hulp kan ondermijnen.
Toepassing op jouw ervaring:
Tijdens toezicht op de speelplaats kun je nadenken over hoe je kinderen aanspreekt: Ben je streng bij een conflict? Of zoek je naar een constructieve dialoog?
Tijdens de huiswerkklas: Geef je kinderen genoeg autonomie of grijp je snel in?
Voorbeeld:
Stel dat je merkt dat een bepaalde leerling altijd verlegen is tijdens huiswerkklas. Zelfreflectie kan helpen te ontdekken of je misschien te veel controle neemt, waardoor het kind zich niet vrij voelt om vragen te stellen.
Wat zijn netwerkkaarten?
Netwerkkaarten zijn visuele hulpmiddelen die de sociale en emotionele relaties van een kind of cliënt in kaart brengen. Ze tonen wie er betrokken is bij het leven van de cliënt, van familie en vrienden tot leraren en hulpverleners. Deze kring kan helpen om een beeld te krijgen van wie er “liefdevol betrokken” is en hoe de cliënt wordt ondersteund.
Wat zijn grondvormen?
De grondvormen van menselijk contact, zoals beschreven door Ter Horst, zijn manieren waarop begeleiders en opvoeders in dialoog kunnen gaan met cliënten. Deze vormen zijn niet beperkt tot verbale communicatie maar omvatten aanraken, verzorgen, spelen, eten en drinken, vieren, erop uittrekken, werken, leren, en praten/luisteren. Elk van deze dialogische grondvormen biedt unieke kansen om relaties op te bouwen, veiligheid te creëren, en cliënten te ondersteunen bij hun ontwikkeling.
Wat zijn polariteiten?
Polariteiten spelen een cruciale rol in de professionele grondhouding, zoals:
- afstand/nabijheid
- openheid/geslotenheid
- houvast/ruimte
Balans is essentieel om cliënten enerzijds te ondersteunen en veiligheid te bieden en anderzijds ruimte te geven voor zelfstandigheid en groei.
Wat houdt de begeleidingsrelatie in?
De begeleidingsrelatie is een centraal element in het werk van de orthopedagogisch begeleider.
In recente jaren is er meer aandacht voor relationeel werken als kern van hulpverlening, na een periode waarin methodieken en technieken centraal stonden.
Wat zijn de grondvormen van menselijk contact volgens Ter Horst? (9)
- Aanraken
- Verzorgen
- Spelen
- Eten en drinken
- (feest)vieren
- Erop uittrekken
- Werken
- Leren
- Praten en luisteren
Wat wordt bedoeld met de polariteit afstand/nabijheid?
De balans tussen betrokkenheid en objectiviteit in de professionele relatie.
Wat is ‘totaal communiceren’?
Het ondersteunen van woordtaal met lichaamstaal zoals mimiek, gebaren, en stemgebruik.
Wat zijn enkele voorbeelden van houvast in een opvoedingssituatie?
Structuur bieden, regels en grenzen stellen, voorspelbaarheid creëren.
Waarom is aanraken een belangrijke grondvorm in het contact met een cliënt?
Aanraken biedt troost, veiligheid en nabijheid; het is fundamenteel in de dialoog en in situaties zoals lichaamsmassage, of basale stimulatie.
Welke risico’s zijn er verbonden aan het gebruik van aanraken als grondvorm?
Bij cliënten met trauma of ASS kan aanraken als bedreigend worden ervaren.
Wat betekent ‘selectieve authenticiteit’ in de context van openheid/geslotenheid?
Het bewust kiezen wat je deelt in een begeleidingsrelatie, terwijl het gedeelde authentiek blijft.
Hoe draagt feestvieren bij aan de groepsdynamiek in een leefgroep?
Het doorbreekt routines, biedt structuur door tradities en versterkt de onderlinge verbondenheid.
Hoe kunnen opvoeders aanraken bewust en gedoseerd toepassen bij cliënten met traumatische ervaringen?
Door rekening te houden met:
* de specifieke situatie van de cliënt
* grenzen te respecteren
* alternatieven te bieden zoals indirect contact via materialen.
Waarom is humor een belangrijk element in het praten met cliënten?
- het verlaagt spanningen
- versterkt de band
- maakt moeilijke situaties draaglijker