Hoofdstuk 3 Begrippen Flashcards
Afstromen
Wegvloeien naar een lager gebied.
Aquifer
Een waterhoudende laag in de bodem.
Bemalen
Het wegpompen van het water uit de polder.
Benedenloop
De plek waar een rivier uitmondt in een ander water.
Bodemerosie
Het verdwijnen van de bovenste laag uit de bodem.
Boezem
Tijdelijke opslag van water in een kanaal of een meer.
Bovenloop
De plek waar de rivier begint.
Brak water
Water op de grens van zoet en zout water.
Bron
Plaats waar water uit de grond komt.
Chemische vervuiling
Vervuiling van water doordat er teveel voedingsstoffen in terechtkomen.
Debiet
De hoeveelheid water die op een bepaald punt in de rivier passeert.
Delta
Vertakte riviermonding.
Deltaplan
Het plan om Nederland veilig te maken tegen overstromingen.
Doorlaatbaarheid
Het gemak waarmee de grond het water door laat stromen.
Draineren
Het laten weglopen van overtollig water.
Droogmakerij
Het maken van een polder door een meer of een stuk zee te ontwateren.
Filterende werking
De eigenschap van een grondsoort om de vervuiling uit het water te zeven.
Fossiel water
Grondwater dat in een eerdere periode in een steenlaag is opgesloten. Dit water kan wel duizenden jaren oud zijn.
Gemengde rivier
Een rivier die zowel regenwater als smeltwater afvoert.
Gletsjerrivier
Een rivier die alleen smeltwater afvoert.
Grijs water
Licht vervuild water.
Helmgras
Duinplant waarvan de lange wortels het zand vasthouden.
Hoogwater
Het hoogste niveau van water bij vloed.
Koelwater
Water dat gebruikt wordt om machines af te koelen.
Komgrond
Laaggelegen gebied, wat verder van der rivier.
Korte kringloop
De kringloop van water boven de zee (verdampen > neerslag).
Krib
Stenen dam in een rivier.
Kunstmatige afwatering
Het weghalen van water door de mens.
Kwel
Grondwater aan de oppervlakte.
Laag Nederland
Het deel van Nederland onder de zeespiegel.
Laagwater
Het laagste niveau van water bij eb.
Lange kringloop
De kringloop van water boven zee en land.
Middenloop
Het middelste deel van de rivier.
NAP
Normaal Amsterdams Peil. Het gemiddeld zeeniveau.
Nevengeul
Extra geul naast een rivier om bij hoog water sneller water af te kunnen voeren.
Oase
Plek in de woestijn waar water uit de bodem komt.
Oeverwal
Hoger gelegen gebied langs de rivier.
Ontzilten
Uit het zoute zeewater het zout weghalen zodat het water zoet wordt.
Overloop
Lager stuk in de dijk waardoor water bij hoge waterstanden tijdelijk kan wegstromen.
Polder
Gebied omringd door dijken waarbinnen de waterstand beheerst wordt.
Proceswater
Water dat in de landbouw en industrie wordt gebruikt maar niet verbruikt.
Regenrivier
Een rivier die alleen regenwater afvoert.
Rijkswaterstaat
Landelijke organisatie die verantwoordelijk is voor veiligheid, bevaarbaarheid en waterkwaliteit van grote rivieren en de zee.
Rivieroase
Een rivier die door de woestijn stroomt, waardoor landbouw mogelijk is.
Sediment
Korrels en zand die door de wind of het water zijn verplaatst.
Sluis
Een sluis verbindt wateren met eem verschillend waterpeil met elkaar.
Spaarbekken
Opslagplaats voor water.
Stroomgebied
Het volledige gebied dat naar een rivier afwatert.
Stroomrug
Een oeverwal waar geen rivier meer langs stroomt.
Stuw
Bouwwerk bedoeld om water op een plek vast te houden.
Stuwdam
Dam in de rivier om water vast te houden.
Terp
Kunstmatig opgeworpen heuvel.
Thermische vervuiling
Verwarming van water door de industrie, waardoor het leefklimaat in het water verandert.
Uiterwaard
Stuk land tussen de rivier en de winterdijk.
Uiterwaardafgraving
Het weghalen van grond uit de uiterwaard zodat deze lager komt te liggen.
Veenpolder
Polder ontstaan door het ontwateren van veen.
Wadi
Een gebied dat een deel van het jaar water bevat, meestal in de woestijn.
Waterkringloop
Water blijft altijd in dezelfde hoeveelheid aanwezig op aarde.
Waterkwaliteit
Hoe goed water te gebruiken is.
Waterschap
Regionale organisatie die zorgt voor de kwaliteit en veiligheid van het aanwezige water.
Waterscheiding
De grens tussen twee stroomgebieden.
Winterdijk
Rivierendijk die het water keert bij de hoogste waterstand.
Zeepolder
Polder ontstaan door het bedijken van een stuk kust dat aanslibt.
Zeewering
De bescherming van het land tegen de zee. Dit zijn meestal duinen maar het kunnen ook dijken zijn.
Zelfreinigend vermogen
Het vermogen van water om schadelijke stoffen om te zetten in onschuldige stoffen.
Zoetwaterzak
De watervoorraad zoet water onder de duinen.
Zomerdijk
Dijk dicht bij de rivier die het water bij een lage waterstand keert.