Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Wat is sociaal overleg

A

= een sociaaleconomisch systeem waarin beslissingen, vooral op
sociaal gebied, voorbereid, genomen en uitgevoerd worden in geïnstitutionaliseerd
overleg tussen werkgevers en werknemers en overheid met als doel
consensus en samenwerking een vreedzame en geleidelijke ontwikkeling op sociaal
en economisch gebied te bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De overlegeconomie: wat en welke elementen?

A
  • Sociale (gespreks)partners:
    o Werkgevers (economische stem) en werknemers (sociale stem)
  • Hebben overleg-, advies- en contractbevoegdheid:
    o Kunnen voorstellen formuleren, cao’s afsluiten op diverse niveaus (zie onder), beslissing ligt bij parlement en regering
  • Geïnstitutionaliseerd karakter:
    o Vaste spelregels en instellingen
  • Paritaire aangelegenheid:
    o Op voet van gelijk(waardig)heid, o.a. Qua samenstelling/vertegenwoordiging in instellingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Instellingen van sociaal overleg wat en welke?

A

=overlegniveaus en organen van België op gebied van economische en sociale zaken!

1 Economisch
o RB (Centrale Raad voor het Bedrijfsleven) behandelt zaken 🡪concurrentiekracht bedrijven

2 Sociaal
o NAR (Nationale Arbeidsraad) regelt onderwerpen zoals brugpensioen of SWT (stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag)

3 Nationaal Niveau
o Economisch
▪ CRB 🡪 concurrentiekracht onderneming
o Sociaal
▪ NAR 🡪 bv: brugpensioen of SWT’s

4 Sectoraal niveau (bijv. bouw, textiel
o Economisch
▪ Sectorale raad of commissie bespreekt economische onderwerpen.
o Sociaal
▪ PC’s (paritaire comités) regelen zaken zoals premies en overuren.

5 Ondernemingsniveau
o Economisch
▪ De ondernemingsraad (OR) heeft een adviserende bevoegdheid, en het
▪ Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW)
▪ 🡪 Behandelt veiligheid en gezondheid.

o Sociaal
▪ OR heeft hier ook beslissingsbevoegdheid over arbeidsreglementen.

6 Vlaams niveau
o SERV (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen)
▪ = Actief op zowel economisch als sociaal vlak.
▪ Neemt het op voor het Vlaamse gedeelte!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vakbonden (syndicaten) en hun kenmerken

A
  • Drie traditionele vakbonden
    o Christelijke vakbonden 🡪 ACV
    o Socialistische vakbonden 🡪 ABVV-FGTB
    o Liberale vakbonden 🡪 ACLVB

Kenmerken:
1. Dubbele organisatie:
➔ Sectorgebonden voor collectieve actie
➔ Gewestelijk voor individuele belangenbehartiging
2. Categoriale structuur: Voor specifieke groepen
3. Syndicaal pluralisme: Vakbonden hebben ideologische netwerken.
4. Verzuiling: Vakbonden zijn verbonden met politieke partijen, ziekenfondsen, en
andere organisaties.

Syndicalisatiegraad:
België heeft een relatief hoge syndicalisatiegraad van 55%, enkel overtroffen door de
Scandinavische landen.De graad is gedaald sinds de jaren ‘80 door verschuivingen op
de arbeidsmarkt (zoals globalisering).

Monopoliepositie:
Vakbonden hebben een monopolie in de belangenbehartiging van werknemers en
worden verkozen via sociale verkiezingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functies en dysfuncties vakbond

A
  • Functies (+) en dysfuncties (-) van vakbond? Waarop meer of minder moeten richten?
    1 Functies
    o Bescherming van werknemersrechten

o Onderhandelingen met werkgevers.

2 Dysfuncties
o Vertraging van hervormingen

o Exclusiviteit
▪ Kunnen soms belangen van vaste WN verdedigen en minder aandacht hebben voor flexibele werkers of jongeren

o Te veel focus op conflicten
▪ Soms leggen ze te sterk de nadruk op stakingen in plaats van op dialoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werkgeversorganisatie en hun kenmerken

A
  • VBO
    o = Verbond van Belgische Ondernemingen):
    ▪ Nationaal en interprofessioneel georganiseerd
  • Voka-VEV:
    o =regionaal (Vlaams) en interprofessioneel georganiseerd

o Middenstandsorganisaties:
▪ Zoals: UNIZO (Unie van de Zelfstandige Ondernemer)
o Land- en tuinbouworganisaties: de Boerenbond
o Eveneens dubbel georganiseerd
o Niet verzuild unitair, apolitiek en aconfessioneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociale proforganisatie

A

2 Sociale (profit)sector:
o Onderwijs, gezondheidszorg, welzijnswerk, sociaal-culturele organisaties en sociale economie

3 Omvat dus de hele sociale sector 🡪 mw, pm en scw
o Ouderenzorg, personen met een handicap, bijzondere jeugdwerk, gezinshulp en kinderopvang…

▪ Voeren sociaal- en welzijnsbeleid uit!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Overheid als de derde partij, collectieve arbeidsverhoudingen

A
  1. Hoeder van het algemeen belang: De overheid zoekt naar een evenwicht tussen
    arbeid en kapitaal, vooral wanneer sociale partners er zelf niet uitkomen.
  2. Belangrijke actor:
    ➔ De FOD WASO (Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal
    Overleg) is een belangrijke speler, omdat arbeidsverhoudingen meestal een
    federale materie zijn.
    ➔ De bevoegde minister (bijv. van werk, welzijn, gezondheidszorg) kan ook direct
    betrokken zijn.
  3. Scheidsrechterlijke rol:
    ➔ Toezicht op de naleving van arbeidswetgeving.
    ➔ Bepaalt vaak de budgettaire grenzen voor akkoorden.
    ➔ Kan ingrijpen bij conflicten, bijvoorbeeld door een sociaal bemiddelaar aan te
    stellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Instrumenten van sociaal overleg en overeenkomst

A
  • Sociaal recht: omvat het arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht als wettelijk
    raamwerk
  • Interprofessionele akkoorden (IPA’s) afgesloten tussen de sociale partners voor
    een bepaalde periode (meestal 2 jaar). Bindend verklaard bij K.B.
  • Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s): akkoorden over arbeidsvoorwaarden
    en arbeidsomstandigheden (vooral lonen en arbeidsduur) op diverse niveaus.
  • Overeenkomsten in de ziekteverzekering (analoge overeenkomsten, vb. de
    commissie artsen-ziekenfondsen)
  • Planning (economische vooruitzichten voorbereid door het Federaal Planbureau)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Evaluatie en uitdagingen van het sociaal overleg

A

Sinds de welvaartsstaat zijn uit gebouwd (1950-1975), verloopt sociaal overleg
steeds lastiger. Waar vroeger samenwerking de norm was, is het nu vaak
conflictueus. De overheid speelt een grotere rol door budgetten en richtingen te
bepalen. Het overleg verschuift van nationaal naar sectoraal en
ondernemingsniveau, met meer focus op werk, flexibiliteit en opleiding. Er is minder
ruimte voor nieuwe voordelen en meer aandacht voor werk-gezinsbalans. Ondanks
de uitdagingen is overleg belangrijk, omdat het helpt om ongelijkheid te
verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly