Hoofdstuk 3 Flashcards
Asociaal
Gedrag dat wordt beschouwd als niet conform de maatschappelijke normen, vaak als ongepast of onwenselijk.
Genderneutraal
Het streven naar of het bestaan van een situatie waarin geen specifiek geslacht wordt geassocieerd met bepaalde rollen of gedragingen.
Rolpatronen
De aangewezen rollen en gedragingen die als gepast worden gezien voor mannen en vrouwen in een samenleving.
Gendernormen
De verwachtingen van hoe mannen en vrouwen zich zouden moeten gedragen, gebaseerd op hun geslacht.
Generatieconflict
Conflicten die ontstaan tussen verschillende generaties, vaak door uiteenlopende waarden en normen.
Groepsdruk
De druk die binnen een groep wordt uitgeoefend om zich aan groepsnormen te houden.
Groepsnormen
De regels en verwachtingen die bepalen hoe leden van een groep zich zouden moeten gedragen.
Jongerencultuur
De cultuur die specifiek door jongeren wordt gedeeld, vaak met eigen normen, waarden en gewoonten.
Groepsidentificatie
Het gevoel van verbondenheid en identificatie met een specifieke groep.
Identificatie
Het proces waarbij iemand zich identificeert met een andere persoon, groep of cultuur.
Identiteit
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, gebaseerd op persoonlijke kenmerken, sociale rollen en ervaringen.
Internalisatie
Het proces waarbij normen, waarden en overtuigingen van de samenleving zo in iemands denken en handelen worden opgenomen dat ze vanzelfsprekend worden.
Sancties
Straffen of beloningen die worden gegeven om gedrag te beïnvloeden, bijvoorbeeld door de samenleving of groep.
Sociale controle
Het geheel van manieren waarmee de maatschappij gedrag van mensen probeert te sturen, zoals door iemand aanspreken.
Socialisatie
Het proces waarbij een individu de normen, waarden, en gewoonten van de samenleving of groep leert.