Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Asociaal

A

Gedrag dat wordt beschouwd als niet conform de maatschappelijke normen, vaak als ongepast of onwenselijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Genderneutraal

A

Het streven naar of het bestaan van een situatie waarin geen specifiek geslacht wordt geassocieerd met bepaalde rollen of gedragingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rolpatronen

A

De aangewezen rollen en gedragingen die als gepast worden gezien voor mannen en vrouwen in een samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gendernormen

A

De verwachtingen van hoe mannen en vrouwen zich zouden moeten gedragen, gebaseerd op hun geslacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Generatieconflict

A

Conflicten die ontstaan tussen verschillende generaties, vaak door uiteenlopende waarden en normen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Groepsdruk

A

De druk die binnen een groep wordt uitgeoefend om zich aan groepsnormen te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Groepsnormen

A

De regels en verwachtingen die bepalen hoe leden van een groep zich zouden moeten gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Jongerencultuur

A

De cultuur die specifiek door jongeren wordt gedeeld, vaak met eigen normen, waarden en gewoonten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Groepsidentificatie

A

Het gevoel van verbondenheid en identificatie met een specifieke groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Identificatie

A

Het proces waarbij iemand zich identificeert met een andere persoon, groep of cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Identiteit

A

Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, gebaseerd op persoonlijke kenmerken, sociale rollen en ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Internalisatie

A

Het proces waarbij normen, waarden en overtuigingen van de samenleving zo in iemands denken en handelen worden opgenomen dat ze vanzelfsprekend worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sancties

A

Straffen of beloningen die worden gegeven om gedrag te beïnvloeden, bijvoorbeeld door de samenleving of groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale controle

A

Het geheel van manieren waarmee de maatschappij gedrag van mensen probeert te sturen, zoals door iemand aanspreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Socialisatie

A

Het proces waarbij een individu de normen, waarden, en gewoonten van de samenleving of groep leert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

subcultuur

A

Een groep binnen een grotere samenleving met eigen normen, waarden en cultuur, die vaak afwijken van de dominante cultuur.

17
Q

dominante cultuur

A

De cultuur die binnen een samenleving de meeste invloed heeft en als ‘normaal’ wordt beschouwd.

18
Q

Cultuur

A

Het geheel van normen, waarden, gewoonten, kennis, taal en tradities die door een groep mensen wordt gedeeld.