Hoofdstuk 2 Flashcards
massacommunicatie
Openbare communicatie waarbij grote groepen mensen worden bereikt.
communicatie
Het doorgeven en ontvangen van informatie.
massamedia
Media die een groot publiek bereiken.
medium
Een middel om te communiceren.
Zender
Degene die informatie geeft
Ontvanger
Degene die informatie ontvangt
Waar we media voor gebruiken (4 dingen)
Kennis en nieuws, Ontspanning, contact, laten zien wie je bent.
Mediawijsheid
Wanneer je verstandig met media omgaat
Mediasamenleving
Voor bijna alles hebben we media nodig
Nieuw media
Via digitale middelen
Oude media
Via papier (krant, tijdschrift)
Grensoverschrijdend gedrag
Waarbij je iets doet waarbij iemand zich onveilig voelt
Omroepen
Organisaties die iets uitzenden
Doelgroep
Een groep mensen met dezelfde kenmerken.
Vragen die journalisten stellen (6 stuks)
Is het actueel? Is het Bijzonder? Is het belangrijk? Is het dichtbij? Is het interessant voor de doelgroep? Is het voor de hele samenleving?
Persvrijheid
De vrijheid van journalisten om berichten te publiceren
Objectief
Op basis van feiten
Subjectief
Op basis van meningenm
Hoor en wederhoor
Beide partijen wat vragen
Beeldvorming
Je vormt jezelf steeds een beeld door de informatie die je krijgt
Selectieve waarneming
Je kiest wat je wil zien en horen
Framing
Iets op een bepaalde manier brengen
Desinformatie
Informatie die onjuist is
Manipulatie
Opzettelijk weglaten of veranderen van feiten