Hoofdstuk 2 woordjes N-F Flashcards
het onderwijs
l’enseignement
het verbod
l’interdiction
het bos
la forêt
de kust
la côte
een eiland
une île
het geluk
la chance
wandelen
se promener
een steen
une pierre
de taalreis
le séjour linguistique
de manier van leven
le mode de vie
de sprong
le saut
delen
partager
dagelijks
quotidien
haar/zijn bed opmaken
faire son lit
de tafel dekken
mettre la table
verbeteren
améliorer
twee weken
quinze jours
ophalen
aller chercher
het gebruik
l’usage
gastvrij
accueillant
de vooruitgang
le progrès
omringen
entourer
vrienden maken
se faire des amis
een aanklacht indienen
porter plainte
de dief
le voleur
stelen
voler
de beschrijving
la description
van leer
en cuir
donkerblauw
bleu foncé
zich herinneren
se souvenir de
de stof
le tissu
de rits
le zip
de reünie
la réunion
lol hebben, grapjes maken
rigoler
van alles en nog wat
de tout et de rien
het toernooi
le tournoi
ongeveer
environ
erg, ernstig
grave
het rijbewijs
le permis de conduire
natuurlijk
bien sûr
verdorie!
zut!