Hoofdstuk 2 Vwo Boek 2.1 Flashcards
Actief transport
Transport via een membraan tegen de concentratierichting in, kost energie.
Adenine
Organische stikstofbase, onderdeel van een nucleotide in DNA en RNA.
Aminozuren
Bouwstenen van eiwitten.
Amyloplasten
Zetmeelkorrels, plastiden zonder kleur, in het grondplasma van plantaardige cellen
Moleculen
Zijn de kleinste deeltjes van een stof met nog alle eigenschappen.
cellen
zijn de basiseenheden van je lichaam
organisme
levend wezen
organisatieniveau
zijn de begrensde biologische structuren, met een duidelijke samenhang tussen de onderdelen, waarbij elk niveau voortbouwt op de onderliggende niveaus.
organel
een onderdeel van de cel met een bepaalde taak
cel
de functionele basiseenheid van elk organisme. het bevat cytoplasma, erfelijk materiaal en is omringd door een membraan.
weefsel
een groep cellen met dezelfde boouw en functie.
verhouding oppervlak/inhoud
beperkt de maximale grootte die cellen kunnen hebben.
weefselvloeistof
vloeistof in de ruimte tussen de cellen in de weefsel
Orgaan
Verschillende weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak.
Orgaanstelsel
Diverse organen die samen een bepaalde taak hebben.
Populatie
Een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
Soort
Alle organismen met vergelijkbare eigenschappen die zich onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.
Levensgemeenschap
Alle organismen in een bepaald gebied.
Ecosysteem
Een begrensd gebied waarin organismen met elkaar en met de levenloze natuur relaties hebben.
Systeem aarde
Een dynamisch systeem gevormd door alle fysische, chemische en biologische processen op aarde en hun onderlinge interacties.
Emergente eigenschap
Een nieuwe eigenschap op een hoger organisatieniveau die ontstaat door interactie van delen op een lager organisatieniveau. De onderdelen apart hebben die eigenschap niet.
Levenskenmerken
Alle kenmerken, eigenschappen en processen die typisch zijn voor het leven zoals we dat op aarde kennen.
Erfelijk materiaal
Wat je erft van je familie
Stofwisseling
De chemische omzetting van moleculen door cellen. Het kan hierbij gaan om opbouwprocessen of afbraakprocessen.
Transplantatie
Een orgaan van iemand anders krijgen
Stamcellen
Cellen die het vermogen hebben zich te blijven delen en kunnen differentiëren in gespecialiseerd celtypen.
Celdifferentatie
Ontstaan van cellen die verschillen in grootte, vorm en functie
Eiwitten
Organische stoffen, opgebouwd uit aminozuren; betrokken bij alle levensprocessen.