hoofdstuk 2 havo boek: 2.1, 2.4, 2.5 Flashcards
fosfolipide
- vetachtige stof met een fosfaatgroep
- bouwstof voor membranen in de cel
receptoreiwitten
eiwitten aan de buitenkant van het celmembraan die contact maken met specifieke stoffen
mitochondriën
energiecentrales van de cel, opgebouwd uit twee membranen.
transplantatie
het vervangen van niet goed functionerende organen of weefsels door organen of weefsels afkomstig van doneren.
afstoting
het afstoten van getransplanteerde organen door het afweersysteem
biotechnologie
het gebruik van organismen voor de productie van bepaalde stoffen
plasmide
een klein ringvormig DNA-molecuul in bacteriën
plastide
- gekleurde organel in het grondplasma van plantaardige cellen; plastiden kunnen in elkaar overgaan.
- ongekleurde organel in het grondplasma van plantaardige cellen
genetische gemodificeerd
door mensen veranderd DNA
weefseltechnologie
het maken van lichaamseigenweefsel
antibioticum
een stof die bacteriën doodt.
flagel
eiwitdraad van een prokaryoot voor de voortbeweging
gisten
eencellige schimmelsoort
chitine
bouwstof voor o.a. de celwand van schimmels en het skelet van insecten.
cellulose
bouwstof voor de celwand van planten
chromoplast
oranje tot rood gekleurde plastide, geeft kleur aan onderdelen van planten
bladgroenkorrels
groen gekleurde plastide, plaats van de fotosynthese
fotosynthese
proces waarbij bladgroenkorrels met behulp van licht uit water en koolstofdioxide de stoffen glucose en zuurstof maken.
mineraal
zout
zetmeel
reservestof in plantcellen, bestaat uit aaneengeschakelde glucosemoleculen
reservestof
zetmeel, opgeslagen in plantencellen
amyloplast
kleurloze plastide, opslagplaats voor zetmeel
brandstof
stof die cellen energie oplevert