hoofdstuk 2, paragraaf 3 Flashcards

1
Q

wat is een sociale institutie?

A

een complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar is het gedrag van mensen in het sociale leven voor een groot gedeelte op gebaseerd?

A

regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat kan er soms gebeuren als iemand zich niet houdt aan de regels?

A

er kunnen botsingen met anderen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe staat cultuur in verband met sociale instituties?

A

een institutie maakt deel uit van de cultuur en wordt daarmee via socialisatie overgedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe staat sociale cohesie in verband met sociale instituties?

A

sociale instituties zorgen ook voor meer sociale cohesie in een samenleving omdat gedrag voorspelbaarder wordt. Je herkent mensen die hetzelfde vinden en net zo handelen als jijzelf als ingroup. de bindingen komen tot stand omdat die mensen gedeelde normen en waarden hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de kenmerken van sociale instituties en wat houden deze in?

A
  • ze bestaan buiten het individu om: een enkel persoon kan een institutie niet afschaffen
  • ze hebben vaak een lange traditie
  • ze zijn enerzijds vrij stabiel, maar anderzijds ook veranderlijk door de tijd heen. als de omstandigheden in een samenleving veranderen, veranderen haar instituties ook.
  • ze zijn niet alleen gebaseerd op dwingende of wettelijke machten, maar berusten vaak op moreel gezag
  • ze zijn dwingend: door instituties wordt gedrag gesanctioneerd via een beloning of straf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly