hoofdstuk 1, paragraaf 3 Flashcards

1
Q

wat houdt het kernconcept cultuur in?

A

Cultuur is het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de vijf cultuurelementen en wat houden deze in?

A

V - voorstellingen: beelden, ideeën, verhalen die mensen hebben over een gebeurtenis. De beelden over deze gebeurtenissen kunnen positieve of juist negatieve gevoelens oproepen en van daaruit geven mensen weer betekenis aan wat ze om zich heen zien. (wat mensen in hun hoofd meedragen)

O - opvattingen: ideeën, wat je vindt, je gedachten over iets. (wat mensen in hun hoofd meedragen)

U - uitdrukkingsvormen: bijvoorbeeld symbolen voor bepaalde dingen, tatoeages en taal(wat je aan de buitenkant kan zien.)

W - waarden: idealen, zoals gelijkheid, vrijheid en veiligheid (wat mensen in hun hoofd meedragen)

(E)

N - normen: regels die horen bij waarden. Normen zitten dus ook in het hoofd van mensen maar ze zijn zichtbaar in het vertoonde gedrag. (hoe gedrag geregeld wordt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn materiële en immateriële aspecten van een cultuur?

A

materiële aspecten van een cultuur zijn tastbaar en concreet. Immateriële aspecten van een cultuur zijn de zaken die je niet meteen ziet, zoals waarden en taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat betekent het dat culturen dynamisch zijn?

A

Culturen kunnen (langzaam) veranderen en zijn dus in beweging,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat houdt het in dat culturen plaats- en tijdgebonden zijn?

A

Wat op de ene plek normaal is, kan op de andere plek ontzettend vreemd zijn en wat in het ene tijdperk heel normaal is kan vijftig jaar later al veel minder normaal zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly