hoofdstuk 2 deel 2 Flashcards

1
Q

bij ERB is

A

de ogenblikkelijke snelheid constant en gelijk aan de gemiddelde snelheid en is de versnelling 0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ERB formule

A

v(t) = vg = Δx/Δt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

versnelling in symbolen bij ERB

A

a(t) = ag = 0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

v(t)

A

de snelheid op een bepaald tijdstip t

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

a(t)

A

de versnelling op een bepaal tijdstip t

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bij een EVRB

A

is de versnelling verschillend van 0 en de ogenblikkelijke snelheid niet constant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

blijft de formule voor gemiddelde snelheid nog nuttig bij EVRB?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

door wat wordt de EVRB gekenmerkt?

A

door een constante versnelling, de constante versnelling zal gelijk zijn aan de gemiddelde versnelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

formule gemiddelde snelheid EVRB

A

v(g) = Δx/Δt (is niet gelijk aan) v(t)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

formule versnelling op bepaald tijdstip EVRB

A

a(t) = a(g) = Δx/Δt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly