Hoofdstuk 2: Algemene anesthesie Flashcards

1
Q

Basisprincipe

Wat zijn de basiselementen van AA?

A
  1. Bewustzijnsverlies
  2. Sympathische stabiliteit
    +
    Eventueel spierrelaxatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Basisprincipe

Waarvoor zorgt bewustzijnsverlies?

A

Onderdrukken van de werking van CZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Basisprincipe

Wat is sympathische stabiliteit?

A

Dempen van reacties op pijnprikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Basisprincipe

Welke middelen zijn nodig voor AA?

A
  1. Hypnoticum/dampvormig anestheticum > bewustzijnsverlies
    +
  2. Analgeticum > sympathische stabiliteit

Toevoeging curares hoeft niet!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Basisprincipe

Uit welke 3 onderdelen bestaat het basisprincipe van AA?

A
  1. Inductie
  2. Onderhouden
  3. Uitleiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Basisprincipe

Welke verschillende stadia in de diepte van anesthesie kennen we?

Synoniem?

A
  1. Stadium I
  2. Stadium II
  3. Stadium III
  4. Stadium IV

Schema van Guedel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Basisprincipe

Wat houdt stadium I van anesthesie in?

A
  • Start bij inleiding met bewustzijnsverlies
  • Pijngewaarwording: intact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Basisprincipe

Wat houdt stadium II van anesthesie in?

Synoniem?

A
  • Gekenmerkt door onrust
  • Wijde pupillen/onregelmatige AH
  • Prikkels leiden tot: hoesten, spasmen strottenhoofd, hypertensie & snelle pols

Excitatiefase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Basisprincipe

Wat houdt stadium III van anesthesie in?

Synoniem?

A
  • Voldoende diepte anesthesie
  • Geen reactie op chirurgische prikkels

Chirurgische fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Basisprincipe

Wat houdt stadium IV van anesthesie in?

Synoniem?

A

Volledige ademstilstand door verlamming AHspieren > pt beademen

Toxisch stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Basisprincipe

Wat wordt er in elk van de stadia van anesthesie geobserveerd?

A
  1. AH
  2. Pupilreacties
  3. Oogbewegingen
  4. Reflexen
  5. Circulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bewustzijnsverlies

Op welke manieren kan bewustzijnsverlies bekomen worden?

A
  1. Intraveneuze hypnotica
  2. Inhalatie anesthetica

Kan ook gecombineerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Hoe gebruikt men intraveneuze hypnotica?

Wie?

A
  • Bolusinjectie + onderhoud via spuitpomp of TCI-pomp

Target Controlled Infusion

Volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Hoe werken intraveneuze hypnotica?

A
  • Binden aan receptor voor GABA in CZS > °inhiberend effect neurotransmitter versterkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef enkele voorbeelden van intraveneuze hypnotica

A
  • Propofol
  • Thiopental
  • Etomidaat
  • Ketamine
  • Midazolam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef meer info over Propofol

A
  • Bekendste IV hypnoticum
  • Snelle werking
  • Sterke RR daling door vasodilatie & myocarddepressie
  • Onderdrukt luchtwegreflexen > gebruik larynxmasker
  • Geschikt voor continue infusie > inductie + onderhoud
  • Pijnlijke injectie > lidocaïne toegevoegd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Wat zijn indicaties voor het gebruik van Propofol?

A
  • Inleiding & onderhoud anesthesie
  • Achtergrondsedatie bij loco-regionale anesthesie
  • Sedatie beademde pt op ICU
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef meer info over Thiopental

Gebruikt bij?

A
  • Snelst werkend IV hypnoticum
  • Sterke RR daling & ademhalingsdepressie
  • Niet geschikt voor continue infusie
    » NIET meer gebruikt op OK

Euthanasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef meer info over Etomidaat

A
  • Inleiding van cardiaal belaste pt
  • Geringe ademhalingsdepressie
  • Misselijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef meer info over Ketamine

A
  • Sterk analgetisch
  • Kleine, korte ingrepen
  • Spontane ademhaling blijft intact
  • Stijging HR & RR
  • Hallucinogene effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Geef meer info over Midazolam

A
  • Sederend & anticonvulsieve eigenschappen
  • Pre-operatief IM > kalmerend effect
  • Milde daling RR & AH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wanneer gebruikt men inhalatie anesthetica?

A
  • Inductie bij kinderen
  • Onderhoud bij kinderen/volwassenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat is een nadeel van inhalatie anesthetica?

A

Misselijker na operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat zijn voordelen van inhalatie anesthetica?

A
  • Gering analgetisch
  • Gering spierverslappend
  • Goed stuurbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Welke 2 groepen inhalatie anesthetica zijn er?

A
  1. Gasvormig
  2. Dampvormig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat zijn dampvormige anesthetica?

A

Kamertemperatuurvloeistoffen die met verdampers omgezet tot dampvormige anesthetica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Dampvormige anesthetica moet je steeds combineren met..

Voorbeelden

A

Een geschikt draaggas

O2 of lachgas + perslucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Hoe worden dampvormige anesthetica ingedeeld?

A

MAC-waarde volgens sterkte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Waarvoor staat MAC?
& definitie

A

Minimum alveolaire concentratie
= waarde waarbij 50% pt geen beweging meer vertonen bij standaard stimulatie

Hoe lager, hoe sterker product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat is het effect van dampvormige anesthetica?

A
  • Bewustzijnsverlies
  • Sedatie
  • Enige spierverslapping
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat zijn nadelen van dampvormige anesthetica?

A
  • PONV
  • Maligne hyperthermie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Wat is maligne hyperthermie?

A

= erfelijke aandoening thv spieren waarbij ze afwijkend reageren op anesthesiegassen & bepaalde spierverslappers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Bewustzijnsverlies - Intraveneuze hypnotica

Wat zijn gevolgen van maligne hyperthermie?

A
  • Temperatuursstijging van hele lichaam
  • Hartritmestoornissen
  • Nierinsufficiëntie
  • Overlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Geef enkele voorbeelden van dampvormige anesthetica

A
  • Sevofluraan
  • Desfluraan
  • Isofluraan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Geef wat meer uitleg over Sevofluraan

Voorbeeld

A
  • Geen prikkelend effect luchtwegen
  • Snel herstel
  • Inductie

Sevorane

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Geef wat meer uitleg over Desfluraan

A
  • Sterk prikkelend effect luchtwegen > niet bij inductie anesthesie
  • Zeer snelle werking > sneller ontwaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Geef wat meer uitleg over Isofluraan

A

Prikkelend effect luchtwegen > niet bij inductie anesthesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Geef wat meer uitleg over gasvormig lachgas

A
  • Analgetisch effect
  • Voornamelijk als draaggas gebruikt in OK
  • Lage dosis > bevallingen NL & UK
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Bewustzijnsverlies - Inhalatie anesthetica

Wat is Kalinox?
Geef wat extra info

A
  • Lachgas in combinatie met zuurstof (50/50)
  • Vooral bij kinderen voor korte ingrepen > °roes
  • Bevallingen in UK & NL
40
Q

Pijnbestrijding

Waarom is pijnbestrijding noodzakelijk?

A
  1. Laryngeale reflexen onderdrukken
  2. Sympathische (pijn)reflexen onderdrukken
41
Q

Pijnbestrijding

Wat is een subdoel van opioïdengebruik?

A

Zorgen voor sterke werking hypnoticum > minder hypnoticum nodig

42
Q

Pijnbestrijding

Waarom wordt opioïdvrije anesthesie meer aangewend?

A

Er zijn hypnotica met een hoger veiligheidsprofiel beschikbaar

43
Q

Pijnbestrijding

Wat zijn voordelen van opioïdvrije anesthesie?

A
  • Betere wondheling
  • Minder chronische pijnsyndromen
44
Q

Pijnbestrijding

Bij wie vooral opioïdvrije anesthesie?

A
  • Obesitas
  • Opiaataddictie
45
Q

Pijnbestrijding

Bij wie geen opioïdvrije anesthesie gebruiken?

A

Cardiaal belaste pt

46
Q

Pijnbestrijding

Geef enkele voorbeelden van opioïden

A
  • Dipidolor
  • Fentanyl
47
Q

Spierrelaxantia

Welke verschillende spierrelaxantia zijn er?

A
  1. Niet-depolariserende
  2. Depolariserende
48
Q

Spierrelaxantia

Wat zijn synoniemen voor niet-depolariserende spierverslappers?

Voorbeeld

49
Q

Spierrelaxantia

Wanneer is het gebruik van curare geïndiceerd?

A

Bij abdominale & thoraxchirurgie

50
Q

Spierrelaxantia

Wat zijn voordelen van curaregebruik?

A
  • Betere intubatiecondities
  • Betere operatiecondities
51
Q

Spierrelaxantia

Hoe ontstaat spierrelaxatie?

A

Medicatie bindt op receptoren > acetylcholine kan niet binden > °spierrelaxatie

52
Q

Spierrelaxantia

Hoe werken niet-depolariserende spierverslappers?

A

Treden in competitie met ACH en winnen (bezetten vlugger receptor) > geen depolariserende eigenschappen > geen spiercontractie
Receptorblokkerende werking.

53
Q

Spierrelaxantia

Geef voorbeeld van niet-depolariserende spierverslappers

54
Q

Spierrelaxantia

Wat is een antidotum voor niet-depolariserende spierverslappers?

55
Q

Spierrelaxantia

Hoe werken depolariserende spierverslappers?

A

Medicatie bindt aan receptor > spiervezel depolariseert > geen repolarisatie want bezetting receptoren wordt niet hernieuwd > acetylcholine bij volgende stimulus heeft geen effect > uitputting spier

56
Q

Spierrelaxantia

Wanneer worden depolariserende spierverslappers gebruikt?

A

Bij spoedintubaties > snelle & korte werking

57
Q

Spierrelaxantia

Voor welke soort spierrelaxatie bestaat geen antidotum?

A

Depolariserende spierverslappers

58
Q

Spierrelaxantia

Wat is het gevolg van geen antidotum?

A

Dagen na operatie nog spiersamenstrekkingen > spierpijn & hypoxie

59
Q

Voorbereiding

Wat zijn de verschillende aspecten bij de voorbereiding van de pt?

A
  1. Pre-operatief onderzoek
  2. Beleid inzake nuchter zijn
  3. Premedicatie
  4. Medicamenteuze profylaxe
60
Q

Pre operatief onderzoek, leg uit:

A
  • klinisch onderzoek en anamnese
  • ASA score wordt toegekend = risicoinschatting
    -ASA1
    -ASA2
    -ASA3
    -ASA4
    -ASA5
    -E toevoeging ( spoed ingreep)

aanvullend onderzoek indien nodig, labo, rx, ECG

61
Q

beleid in zake nuchter zijn, leg uit?

A

veiligheidsreden om aspiratiepneumonie te voorkomen

62
Q

richtlijnen nuchter:

A
  • vast voedsel 6u voor ingreep
  • BV 4u voor ingreep
  • helder/vloeibaar 2u voor ingreep
63
Q

Waarom waterijsjes?

A
  • morfine belangrijkste voorspeller misselijkheid na operatie
  • na operatie waterijsje beduidend minder misselijkheid
  • invoering ijsje na OK
64
Q

richtlijnen tot premedicatie?

A
  • vooral uit angst, sedatie, amnesie, minder post op pijn, minder kans op aspiratie zure maaginhoud
  • voordeel van NIET toedienen, heldere patient, sneller onstlag
65
Q

Indien er wel premedicatie wordt gegeven welke dan en wanneer?

A
  • niet nodig voor AA, wel voor gevoel patiënt
  • vaak avond voor operatie slaapmiddel gegeven, 1,5u voor operatie benzodiazepine
  • bij dagopname vaak onmogelijk
  1. benzodiazepines
  2. Opioïden
  3. Anticholinergica (Antropine IV)
66
Q

Wat is een benzodiazepine?

A
  • angstreducerend
  • kan paradoxale effecten hebben bij ouderen en kinderen

(diazepam, lorazepam, midazolam)

67
Q

Soorten medicamenteuze profylaxe?

A
  1. Preventie DVT
  2. Antibiotica
  3. diversen zoals bronchodilatoren en ondersteunen hartfunctie
68
Q

Preventie DVT?

A
  • preventie bij ouderen, grote abdominale of orthopedische operaties
  • indien al anti stollingsmiddel –>protocol stoppen
  • onmiddelijke tromboseprofylaxe –> clexane, fraxiparine
69
Q

Waarom preventief antibiotica?

A

Bij bvb prothese gebruik

70
Q

Inleiden van de AA, leg uit:

A
  1. Materiaal wordt klaargelegd
  2. Er wordt een ‘SIGN IN’ gedaan
  3. Patiënt wordt aangesloten aan monitor
  4. Préoxygenatie met beademingsmasker
  5. Toediening van analgetica
  6. De patient wordt in slaap gebracht met IV hypnoticum of Inhalatieanestheticum
  7. Curare wordt toegediend
  8. luchtwegmanagement:
    Spontane AH
    Via beademingsmasker + ev. mayocanule
    Via ET-tube of larynxmasker
  9. Alvorens chirurg insijdt wordt ‘TIME OUT’ gedaan
71
Q

Bij wie wordt inhalatie anesthesie toegepast?

A
  • voor inleiding bij kinderen
  • volwassenen die moeilijk te prikken zijn

bij volwassenen minder graag, duur lang tegen dat narcose bereikt word. –> groter distributievolume

72
Q

Welke manieren bestaan er in het luchtwegmanagement, en waarvoor worden ze gebruikt?

A
  1. beademingsmasker
    O² toedienen
    toedienen dampvormige anestheticum
    beademing bij korte ingrepen
  2. larynxmasker
    langer durende ingrepen
  3. endotracheale tube
    ingrepen thorax en buikholte
    tijdens ingreep luchtweg nt meer toegankelijk
73
Q

Leg het beademingsmasker specifieker uit

A
  • goed sluitende verbinding tussen gezicht en mond en het beademingssysteem
  • luchtweg moet wel goed doorgankelijk zijn
  • minste prikkeling voor pt
  • meeste lekkage
74
Q

Leg het larynxmasker verder uit?

A
  • beademingsslang die uitloopt tot elliptisch masker
  • tot aan oesofagusingang
  • pt kan spontaan ademen of beademd worden
  • in verschillende maten beschikbaar
75
Q

Welke voordelen van het larynxmasker?

A
  • geen curares nodig
  • minder trauma
  • minder pijnlijke keel
  • goede luchtweg zelfs bij moeilijke intubaties
76
Q

Welke nadelen larynxmasker?

A
  • gn bescherming tegen aspiratie pneumonie
  • nt geschikt bij obese pt
  • nt elke positie mogelijk
77
Q

Leg de ETT verder uit?

A
  • enige methode op zeker luchtweg
  • meest invasieve methode

+Elke positie mogelijk
-Meer bijkomende letsels

78
Q

Wat zie je bij een correcte plaatsing ETT?

A
  • beide thorax helften gaan op en neer
  • de tube dampt aan
79
Q

Welke zijn de gevaren bij ETT?

A
  • oesophagale intubatie
  • uitlokken braken
  • intubatie 1 bronchus
  • letsels aan tand, lip…
80
Q

Wat wordt tenslotte nog gedaan bij inleiding AA?

A
  • ogen worden beschermd met zalf, druppels of pleister
  • ev maagsonde
  • ev urinekatheter
  • ev arterielijn
  • ev en centrale lijn
81
Q

Welke inleidingstechniek voorkeur bij niet nuchtere patienten?

A

locoregionale techniek

82
Q

Wat is de belangrijkste reden van afkoeling tijdens anesthesie?

A
  • anesthesie zelf
  • zorgt voor minder metabole warmteproductie
  • inductie v/d AA algemene vasodilatatie waardoor warmteproductie daalt met 5%, verlies van kerntemperatuur
  • blootstellen huid en organen aan koude omgeving
83
Q

Postoperatieve complicaties door afkoelen?

A
  • hartslag en contractiliteit neemt af
  • bloedstolling wordt ernstig verstoord door afname stollingsfactor
84
Q

acties bij temperatuur regulatie?

A
  • pt toedekken
  • warmeluchtdekens
  • OK temperatuur zo hoog mogelijk
  • infuusvloeistoffen opwarmen
  • beademingsgassen vochtig en warm maken
85
Q

hoe wordt de AA onderhouden na inleiding?

A
  • inhalatie door dampvormige anesthetica via beademingssysteem
  • IV door continue infuus
86
Q

Hoe wordt een anesthesie met zowel inleiding als onderhoud door IV genoemd?

A

TIVA, totale intraveneuze anesthesie

87
Q

wat is TCI of TCA

A
  • target controlled infusion
  • target controlled anesthesia
  • gewenste concentratie kan worden ingesteld en pomp dient berekend propofol toe
88
Q

Wat gebruiken ze voor onderdrukking prikkels tijdens onderhoud anesthesie?

89
Q

Welke manieren van ventilatie tijdens onderhoudsfase?

A
  1. spontaan
  2. geassisteerd
  3. gecontroleerd
90
Q

Hoe wordt de hemodynamiek bewaakt?

A
  • HF
  • RR
  • saturatie
  • CO²
91
Q

Post operatieve pijn opvangen, hoe?

A
  • Niet- opioïde analgetica => Taradyl ®
  • Opioïde
    – Zwakke: tramadol ® of Codeïne ®
    – Sterke: Dipidolor ® of morfine
92
Q

Postoperatieve nausea en braken opvangen?

A

PONV = postoperatieve nausea en vomiting

  • Risico inschatten
  • Profylactisch gebruik van anti- emetica
93
Q

Hoe wordt de uitleiding gestart?

A
  • aan eind operatie
  • toediening anesthetica wordt gestaakt (tijdig–>communicatie)
  • beademingsinstellingen worden aangepast
  • CO² stijgt en voldoende ademprikkel onstaat
  • curares moeten uitgewerkt zijn
  • omgekeerde volgorde als de inleiding
94
Q

Welke criteria tot extubatie zijn er?

A
  • pt moet zelfstandig kunnen ademen
  • pt moet luchtweg kunnen beschermen vb hoesten
  • stabiele vitale parameters
95
Q

Procedure extubatie?

A
  • materiaal re intubatie klaar
  • aspiratie keelholte
  • fixatie lossen, tube verwijderen
  • pt laten hoesten en diepe AH
  • extra O² toedienen via masker
  • indien parameters goed –> recovery