hoofdstuk 16 hypertensie Flashcards

1
Q

wat is systolisch en dyastolisch

A

systolisch = de bovendruk. druk bij het samentrekken van het hart

dyastolisch = onderdruk. druk bij het ontspanning van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is secundaire hyertensie en essentiele hypertensie

A

secundaire = een duidelijk reden
essentielse = geen duidelijk reden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de werking van diuretica

A

er gaat meet natrum chrloride en water uit je nieren
- je gaat meer plassen, dus minder bloedvolume en minder druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

noem de 3 groepen van duretica en de geneesmiddelen

A

lisdiuretica = furosomide en bametedine
thiazide diuretica = hydrochloorthyiazide en chloortalidon
kaliumsparrende = amilorde, tiamtereen en sprinoloctoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de bijwerkingen van diuretica

A

te kort aan kalium, veel risico bij lisdiuretia en niet bij kaliumsparende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is beta sympaticolytica

A

remmen de werking op de zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de werkingen van betablokkers

A
  • blokkeren de receptoren waar adrenaline op bint
  • verlaagt de hartfruqentie
  • zuurstof behoefte van het hart neemt af
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn selectieve betablokkers?

A

werken alleen op het hart
- metoprolol
- atenolol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de niet selectieve betablokkers?

A

werken op het hart, bloedvaten en luchtwegen
- sotalol
- bisoprolol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de bijwerkingen van bètablokkers?

A
  • koude extremiteiten
  • vermoeidheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

onder welke groep vallen de geneesmiddelen at2 antagonisten en ace remmers?

A

RAAS-systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de werking van ace en at2

A

ze hebben involed op het raas systeem in de nieren, wat ook belangrijk is bij het regulieren van het bled

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de bijwerkingen van ace en at2

A

ace= prikkelhoest, NIET bij at2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

noem de preparaten van ACE-remmers

A
  • captopril
  • endalapril
  • perindopril
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

noem de preparaten van AT2

A
  • valsartan
  • losartan
  • candesartan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarvoor is calcium nodig in het lichaam?

A

calcium is nodig om spieren te laten samentrekken, dus ook het hart en bloedvaten

17
Q

wat is de werking van calciumantagonisten?

A
  • verminderd de calciuminstroom in het hart en bloedvaten dus –>
  • afname hartslag en contractiekracht
  • vaatverwijding
18
Q

noem de preparaten van calciumantagonisten

A
  • op het hart: verapamil en ditiazem
  • op de bloedvaten: nifedepine en almodepine
19
Q

wat zijn de bijwerkingen van calciumantagonisten?

A

hoofdpijn, blozen en vermoeidheid

20
Q

noem de overige antihypertensie

A
  • doxasonise
  • als overige medicijnen niet helpen
  • minder wetenschappelijk bewezen
  • methyldopa
  • voorkeur bij zwangerschap hypertensie
  • andere opties: labetolol en nifedepine
  • veel bijwerkingen