Hoofdstuk 12: angststoornissen, dwangstoonissen, stoornissen betreffende stress Flashcards

1
Q

Welke reacties kunnen gepaard gaan met angst?

A
  • fysiologische reacties: tachycardie, hypertensie, verhoogde spiertonus …
  • cognitieve reacties: interpretatie van de situatie, nadenken over mogelijkheden om zich te beschermen …
  • gedragsmatige reacties: vluchtdrang, strijden tegen het gevaar, bevriezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer wordt angst als pathologie beschouwd?

A

Wanneer de aanleiding voor angst ontbreekt en iemand veelvuldig of uitzonderlijk angstig reageert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarvan kan angst een symptoom zijn?

A
  • delier;
  • psychose;
  • middelengebruik;
  • stoppen van een middel (alcohol, drug, medicatie);
  • depressieve stoornis;
  • somatische aandoening (bv. ontregelde schildklier)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer spreken we van een angststoornis?

A
  • als angst het hoofdkenmerk is
  • Wanneer die angst dan ook nog minstens 6 maanden aanwezig is
  • verstoort het dagelijks leven en functioneren van de betrokkene
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een separatieangststoornis?

A

= angst om verlaten te worden
- speelt bij iemand als er helemaal nog geen tekenen zijn van een vertrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken van separatieangststoornissen?

A
  • angst om alleen te zijn
  • extreme jaloezie
  • paniekaanval als je gescheiden wordt van bepaalde mensen
  • somatische klachten als je alleen bent
  • nachtmerries hebben over verlaten worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de oorzaken van separatieangststoornissen?

A
  • te maken met onveilige hechting in kindertijd -> risico wordt groter
  • Een traumatische ervaring
  • vaak bij borderline persoonlijkheidsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de behandeling voor separatieangststoornissen?

A
  • noodzakelijk dat de oorzaak gekend is
  • door trauma: trauma eerst behandelen
  • Cognitieve gedragstherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is selectief mutisme?

A

het consistent niet spreken in situaties waar dit verwacht wordt (bv. op school), ondanks het feit dat de betrokkene in andere situaties wel spreekt
-> uitsluitend bij kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de oorzaken van selectief mutisme?

A
  • irreële gedachten over fouten maken of kritiek krijgen, en de hoge prestatiedruk die ze zichzelf opleggen
  • Door deze vermijdingsreactie wordt de angst om te praten nog vergroot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat de behandeling van selectief mutisme?

A
  • kan jaren bestaan en verdwijnt zelden spontaan
  • behandeling voor het 10de levensjaar -> kans op succes groter
  • combinatie van cognitieve gedragstherapie en ouderbegeleiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een fobie?

A

= chronische angststoornis, gekenmerkt door een irrationele, intense en terugkerende angst voor een bepaald voorwerp, activiteit, dier of situatie
- hevige, onredelijke angst in situaties waar objectief gezien geen gevaar dreigt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vormen van een fobie zijn er?

A
  • enkelvoudige of specifieke fobie: één specifieke angst (bv. angst voor spinnen);
  • sociale fobie: angst om dingen te doen ten overstaan van anderen; angst om in verlegenheid gebracht te worden is zo groot dat sociale situaties zoveel mogelijk vermeden worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor kan een fobie ontstaan?

A
  • Sociale fobie: verstoorde werking binnen het noradrenaline- en serotoninesysteem
  • Specifieke fobie:
    • een psychotraumatische gebeurtenis
    • getuige te zijn van een psychotraumatische gebeurtenis
    • een onverwachte paniekaanval
    • informatieoverdracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit kan de behandeling van een fobie bestaan?

A
  • medicamenteuze behandeling (antidepressiva, anxiolytica);
  • cognitieve gedragstherapie -> gericht op blootstelling van zv aan onderwerp van fobie ->angstklachten laten afnemen (exposure)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een sociale-angststoornis?

A

= aanhoudende angst voor reacties en kritiek van anderen.
- zv heeft schrik zich belachelijk te maken tegenover anderen -> gaat sociale contacten liever uit de weg

17
Q

In welke situaties komen sociale- angststoornissen voor?

A
  • specifieke sociale angst: wanneer er angst optreedt bij 1 specifieke situatie;
  • gegeneraliseerde sociale fobie: angst in verschillende situaties
18
Q

Wat zijn de oorzaken van sociale-angststoornissen?

A
  • door voorgeschiedenis van sociale geremdheid en verlegenheid vanuit kindertijd
  • na aanwijsbare stressvolle of vernederende ervaring (bv. pesten);
  • kan ook sluipenderwijs ontstaan en zich langzaam ontwikkelen.
  • door een verslavingsproblematiek, depressieve stoornis
19
Q

Waaruit bestaat de behandeling van een sociale-angststoornis?

A
  • medicatie;
  • cognitieve gedragstherapie (exposure)
20
Q

Wat is een paniekstoornis?

A
  • angst of vrees treed plotseling op, in combinatie met hevige fysiologische verschijnselen en een sterke verstoring van de cognitieve functies. Het is een zeer intense emotie die een persoon in totale ontreddering brengt
21
Q

Wat zijn de symptomen van een paniekaanval?

A
  • hartkloppingen;
  • tremor;
  • transpireren;
  • benauwdheid;
  • angst voor controleverlies;
  • angst om te sterven
22
Q

Wat is de oorzaak van een paniekstoornis?

A
  • conditionering van angst;
  • een teveel aan noradrenaline;
  • overactiviteit van het serotoninesysteem;
  • erfelijke factoren
23
Q

Wat is de behandeling van een paniekstoornis?

A
  • medicatie;
  • cognitieve gedragstherapie (ademhalingstraining, ontspanningsoefeningen, exposure);
  • voorlichting
24
Q

Wat is agorafobie?

A

= “angst voor het marktplein”
- angst om vertrouwde en veilige omgeving te verlaten -> angst voor en vermijding van reeks situaties waarbij de persoon schrik heeft dat hij in paniek zal geraken

25
Q

Wat zijn de gradaties van agorafobie?

A
  • lichte gevallen: persoon voelt onrust, maar is nog in staat zich in openbare gelegenheden te begeven, sociale contacten zijn verder normaal;
  • ernstige gevallen: persoon trekt zich terug op een plaats die voor hem veilig of vertrouwd aanvoelt, sociaal contact wordt zoveel mogelijk vermeden
26
Q

Wat is de oorzaak van agorafobie?

A
  • groot deel erfelijk
  • spelen omgevingsfactoren een rol
  • Stressvolle gebeurtenissen op latere leeftijd
  • Angstgevoelige mensen die veel negatieve emoties hebben, lopen een groter risico
27
Q

Wat is de behandeling van agorafobie?

A
  • cognitieve gedragstherapie en blootstelling aan de angst.
  • behandeling door middel van cognitieve gedragstherapie kan indien nodig ondersteund worden met medicatie
28
Q

Wat is een gegeneraliseerde angststoornis?

A

= “piekerstoornis”
- overmatig piekeren is hoofdkenmerk
- angst richt zich niet op specifieke situaties zoals bij een fobie, maar maakt men zich zonder enige aanleiding zorgen over allerlei zaken

29
Q

Wat zijn de risicofactoren van een gegeneraliseerde angststoornis?

A
  • geslacht;
  • leeftijd;
  • individuele kwetsbaarheid;
  • omgeving;
  • levensgebeurtenissen
  • deel erfelijk
30
Q

Wat is de behandeling van een gegeneraliseerde angststoornis?

A
  • De medicatie (antidepressiva): ingezet om stemming op te klaren
  • gedragstherapie: geprobeerd om angstige gedachten te doorbreken
31
Q

Wat is dwang?

A

moeten uitvoeren van bepaalde handelingen, ook al weet de persoon dat deze handelingen niet nodig zijn op dat moment. Dwanggedachten dwingen de persoon eraan toe te geven, ook al wil deze dat niet

32
Q

Wat is drang?

A

berust op een neiging om toe te geven aan een bepaalde handeling die gericht is op een directe lustbevrediging. Er wordt weinig of geen weerstand geboden, ondanks het feit dat er achteraf vaak schuldgevoelens ontstaan

33
Q

Wat zijn de componenten van een obsessief-compulsieve stoornis?

A
  • een cognitieve component: de dwanggedachten of obsessies;
  • een gedragsmatige component: de dwanghandelingen of compulsies.
34
Q

Wat zijn obsessies?

A

steeds terugkerende en aanhoudende ideeën, gedachten, impulsen of beelden die een zorgvrager als zinloos en opdringerig ervaart

35
Q

Wat zijn dwangandelingen?

A
  • herhaalde, doelgerichte en bewuste gedragingen die de persoon volgens bepaalde regels op een stereotype manier stelt als antwoord op zijn obsessie
  • functie: spanning neutraliseren of een vervelende situatie voorkomen
36
Q

Wat is egodystoon?

A

ze worden door de persoon ervaren als niet bij hen passend, ongewenst en onredelijk.

37
Q

Welke groepen van obsessies en compulsies zijn er?

A
  • angst voor besmetting, smetvrees;
  • angst voor gevaarlijke gebeurtenissen, controledwang;
  • agressieve, seksuele of religieuze dwanggedachten;
  • obsessie met symmetrie, tellen en ordenen
38
Q

Wat zijn de oorzaken van OCD volgens de verschillende stromingen?

A
  • de psychoanalyse: een verboden wensgedachte;
  • de gedragstherapie: het bekrachtigend effect van angstreductie;
  • de cognitieve therapie: het ontwikkelen van een irrationele gedachtegang;
  • medische verklaring: een stoornis van het serotonerge systeem