Hoofdstuk 11: stemmingsstoornissen Flashcards

1
Q

Wanneer spreken we van een stemmingsstoornis?

A

stemming lange tijd zo extreem dat zij niet of amper meer in staat zijn om te functioneren binnen de maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe veel komen stemmingsstoornissen voor in België?

A
  • 1 op 3 voelt zich slecht in zijn vel
  • 9% van de bevolking lijdt aan depressies
  • 38% van mensen tussen 35 en 64 jaar
  • jongvolwassenen:
    • 34% lijdt aan een angststoornis
    • 38% lijdt aan een depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarvoor staat de term stemming?

A

langdurig aanhoudende gevoelstoestand die door iemand ervaren wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarvoor staat de term emotie?

A
  • intens, overheersend gevoel van korte duur, dat te maken heeft met een specifieke ervaring (bv. boosheid, verdriet, blijheid …). Emoties gaan dus over acute of onmiddellijke zaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het probleem bij mensen met een stemmingsstoornis?

A
  • Mensen met een stemmingsstoornis lijden aan hun stemming, doordat ze hun stemming niet onder controle hebben
  • zorgt voor nadelige gevolgen in het dagelijks functioneren, het functioneren op het werk en in hun sociale leven
  • beïnvloedt hoe zij zichzelf zien, hoe ze de wereld zien en hoe ze over hun toekomst denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke soorten stemmingsepisodes zijn er?

A
  • de depressieve episode;
  • de manische episode;
  • de hypomane episode;
  • de episode met gemengde kenmerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is er belangrijk bij de diagnosestelling van stemmingsstoornissen?

A
  • onderzocht worden welke van de 4 stemmingsepisodes op dat
    moment aanwezig is of recentelijk aanwezig is geweest
  • na gaan of een zorgvrager in zijn leven al één of meerdere stemmingsepisoden heeft doorgemaakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waartoe kan een depressieve episode leiden?

A

lusteloosheid, concentratieproblemen, anhedonie, suïcidegedachten, gebrek aan energie, slapeloosheid of juist overmatig veel slapen, verminderde of toegenomen eetlust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe lang duurt een depressieve episode?

A
  • individueel verschillend
  • helft van de depressieve episodes duurt korter dan 3 maand
  • gemiddelde duur is 8 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de kenmerken van een manische episode?

A
  • in begin: aangenaam gevoel van verhoogde energie, creativiteit en sociale ongedwongenheid
  • escaleren snel naar: volledig ontwikkelde manische episode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat typeert een patiënt met een manische episode?

A
  • gebrek aan ziekte-inzicht -> ontkennen vaak dat er iets verkeerd is en worden boos op iedereen die het probleem benoemt -> Wanneer zv reeds meerdere manische episodes doormaakte, is er vaak
    wel al enig ziekteinzicht aanwezig.
  • zeer ernstige gevallen: psychotische symptomen voordoen zoals hallucinaties
    en waanvoorstellingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de symptomen van een manische episode?

A

o vergroot gevoel van eigenwaarde, grandiositeit;
o verminderde slaapbehoefte;
o spreekdrang;
o gedachtevlucht of de subjectieve beleving van gejaagde gedachten;
o verhoogde afleidbaarheid door onbelangrijke externe prikkels;
o toename van doelgerichte activiteit;
o roekeloos gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een hypomane episode?

A

= mildere vorm van de manische episode
- zv die in een hypomane episode verkeert, vertoont ook overdreven opgewekte of prikkelbare stemming <-> symptomen voldoen (net) niet aan criteria voor een manische episode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het risico van een hypomane episode?

A
  • geeft dikwijls goed gevoel en wordt vaak over het hoofd gezien bij het stellen van een diagnose
  • zv vinden hypomaan zijn aangenaam -> ze hun medicatie stopzetten of onregelmatig innemen -> kan leiden tot volledig ontwikkelde manische episode of naar een zware depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een episode met gemengde kenmerken?

A

toestand waarin zowel depressieve als manische symptomen tegelijk voorkomen
-> snelle en sterke emotionele wisselingen
=> vergroot risico op suïcide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke soorten stemmingsstoornissen?

A
  • depressieve stemmingsstoornissen
  • bipolaire stemmingsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke vormen van depressieve stemmingsstoornissen zijn er?

A
  • depressieve stoornis;
  • persisterende depressieve stoornis (dysthemie);
  • disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis;
  • premenstruele stemmingsstoornis;
  • depressieve stemmingsstoornis door een middel of medicatie;
  • depressieve stemmingsstoornis door een somatische aandoening;
  • andere gespecificeerde depressie stemmingsstoornis;
  • ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke vormen van bipolaire stoornissen zijn er?

A
  • bipolaire I-stoornis;
  • bipolaire II-stoornis;
  • cyclothyme stoornis;
  • bipolaire stemmingsstoornis door een middel of medicatie;
  • bipolaire stemmingsstoornis door een somatische aandoening;
  • andere gespecificeerde bipolaire stemmingsstoornis;
  • ongespecificeerde bipolaire stemmingsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een depressieve stemmingsstoornis?

A

gekenmerkt door depressieve episodes. Er is nooit sprake van manische of hypomane episodes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de karakteristieke eigenschappen van een depressieve episode?

A
  • negatieve stemming, verlies van interesse en plezier, zv kan moeilijk starten met taken of taken afronden
  • duidelijke gewichtsafname of gewichtstoename;
  • slaapklachten;
  • psychomotorische remming of agitatie;
  • gebrek aan energie, lusteloosheid;
  • waardeloos gevoel, schuldgevoel;
  • concentratieproblemen;
  • suïcidegedachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een endogene depressie?

A
  • depressie zonder duidelijk zichtbare reden
  • zv en zijn omgeving hebben er geen verklaring voor
  • oorzaak is van biologische aard
  • oorzaak komt “ van binnenuit”
    en een erfelijke factor zou een rol kunnen spelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een exogene depressie?

A
  • oorzaak duidelijk te wijten aan een traumatische gebeurtenis die psychische klachten oplevert, bv. een scheiding, een overlijden …
  • oorzaak “van buitenaf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een persisterende depressieve stoornis?

A

chronische depressieve stoornis en dysthemie samengevoegd onder de
classificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een chronische stemmingsstoornis?

A
  • minstens 2 jaar depressieve klachten
  • nooit klachten van manie of hypomanie
  • symptomen van depressie, maar minder ernstig dan bij de depressieve stoornis -> “lage graadsdepressie”
  • kunnen een ernstige sociale weerslag hebben en uiteindelijk leiden tot suïcide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is dysthemie?

A
  • vaak al vroeg op in het leven
  • mensen vaak pas hulp zoeken als er nog andere problemen opduiken naast de persisterende depressieve stoornis
  • “gewend” geraakt zijn aan hun depressieve stemming
  • stemming lijkt een onderdeel geworden van hun “normaal” functioneren
26
Q

Wat is een disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis?

A
  • kinderen met een (biologische) leeftijd tussen 6 en 18 jaar met een ernstige chronische prikkelbaarheid en frequente driftbuien
  • symptomen voor vóór de leeftijd van 10 jaar
27
Q

Welke behandelingen voor disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis?

A
  • medicatie
  • psychologische behandeling
28
Q

Welke medicatie kan gebruikt worden bij disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis?

A

o centrale stimulantia;
o antidepressiva;
o atypische antipsychotica (Risperidon®, Aripiprazol®)

29
Q

Welke psychologische behandeling kan gebruikt worden bij disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis?

A

o psychotherapie;
o oudertraining;
o computer gebaseerde training

30
Q

Wat is een premenstruele stemmingsstoornis?

A
  • kan als ernstige vorm van premenstrueel syndroom (PMS) gezien worden
31
Q

Wat zijn de kenmerken van premenstruele stemmingsstoornissen?

A
  • affectieve labiliteit;
  • dysforie;
  • angstklachten
    => in de dagen of week die aan de menstruatie voorafgaan
32
Q

Welke kanten kan de samenhang tussen deppressie en middelenmisbruik uitgaan?

A
  • depressie als gevolg van gebruik van een middel;
  • middelengebruik als reactie op depressie
33
Q

Welke depressieve gevolgen van drugs-, alcohol- of medicatiemisbruik zijn er?

A
  • niet onmiddellijk merkbaar
  • Klachten sluipen er vaak langzaam in
  • mogelijk dat de stemmingsstoornis al aanwezig was op de achtergrond en door overmatig gebruik opgewekt wordt
  • middel dient dan als “zelfmedicatie” om de depressieve gevoelens even naar de achtergrond te laten verdwijnen
  • bij alcohol -> depressief door gebruik
34
Q

Wat is de samenhang tussen een somatische aandoeningen en een depressie?

A
  • kan toevallig tegelijk voorkomen
  • depressieve symptomen bij een somatische ziekte zijn vaak een reactie op het lichamelijk ziek zijn
35
Q

Hoe kan een somatische ziekte een depressie uitlokken?

A
  • Ernstige lichamelijke aandoeningen -> veel spanning, vaak bedreigende
    gebeurtenis in het leven -> verlaagd gevoel van eigenwaarde
  • sociaal gebeuren verstoord
  • kan ook bijdragen tot een depressie door een directe invloed op het functioneren van organen of weefsels door een indirecte psychologische reactie
36
Q

Wat zijn voorbeelden van somatische aandoeningen die een depressie kunnen veroorzaken?

A
  • neurologisch: beroerte, dementie, ziekte van Parkinson, multiple sclerose (MS) …
  • endocrien: diabetes mellitus, schildklieraandoeningen …
  • maligniteiten: pancreaskopcarcinoom
37
Q

Van welke geneesmiddelen kunnen de bijwerkingen voor een depressie veroorzaken?

A
  • hormonen: cortisone, oestrogeen, anabole steroïden;
  • medicatie voor hart en bloeddruk: bètablokkers;
  • anticholinergica: bv. anti-Parkinsonmedicatie
38
Q

Wat is bipolaire stoornis type 1?

A
  • aanwezigheid van ten minste één manische episode. Het klassieke verloop van deze stoornis is een afwisseling tussen manische en depressieve en/of gemengde episodes
  • tussendoor kunnen symptoomvrije periodes zijn
  • symptomen van manie minstens 1 week aanwezig
39
Q

Wat is manie?

A
  • zv voelt zich uitzonderlijk goed, euforisch
  • kan gepaard gaan met psychotische kenmerken
  • impact op leven van zvr, interactie met zijn omgeving en hoe hij functioneert
  • roekeloos gedrag, geen nood meer aan slaap -> uitputting dreigt
  • Soms risicovol gedrag
  • vaak conflicten op met de omgeving door het gebrek aan ziekte-inzicht
40
Q

Wat is bipolaire stoornis type 2?

A
  • nooit sprake geweest van een manische episode, maar wel van een hypomane episode
  • symptomen van een hypomane episode moeten minstens 4 aaneensluitende dagen aanwezig zijn
41
Q

Wat is een cyclothyme stemmingsstoornis?

A
  • stemmingen wisselen snel en duren kort
  • stemming schommelt vaak, maar de depressieve stemming bereikt nooit de
    ernst van een depressieve episode
  • vaak ernstige relatieproblemen, vaak verhuizen, vaak wisselen van job
42
Q

Welke specificaties zijn er bij stemmingsstoornissen?

A
  • stemmingsstoornis met psychotische kenmerken
  • stemmingsstoornis met begin peri partum
  • stemmingsstoornis met seizoensgebonden patroon
  • gemaskeerde depressie
  • pseudo-dementie
43
Q

Wat houd een stemmingsstoornis met psychotische kenmerken in?

A

aanwezigheid van wanen en hallucinaties tijdens de stemmingsstoornis

44
Q

Wat houd een stemmingsstoornis met begin peri partum in?

A

stemmingsklachten die starten tijdens de zwangerschap of binnen de 4 weken na de bevalling

45
Q

Wat houd een stemmingsstoornis met seizoensgebonden patroon in?

A

hier is sprake van als er minstens 2 jaar op rij een verband is tussen de stemmingsstoornis en het seizoen (bv. herfst) en er een verband is met het verdwijnen van de stemmingsstoornis en het seizoen (bv. lente)

46
Q

Wat is een gemaskerde depressie?

A

hier is sprake van als de depressie gemaskeerd wordt door psychosomatische klachten. Dit zijn vage klachten, waar bij verder lichamelijk onderzoek geen somatische oorzaak voor gevonden wordt

47
Q

Wat is pseudo dementie?

A

vorm van depressie die kan voorkomen bij oudere zorgvragers. De klachten doen denken aan dementie, terwijl dit niet het geval is

48
Q

Wat is het verschil tussen depressie en dementie?

A
  • depressie
    • afgebakend begin
    • benadrukt vergeetachtigheid
    • schuldgevoelens
    • weinig interesse in zelfzorg
    • maakt geen taalfouten
    • vroegtijdig verlies sociale vaardigheden
    • beperkingen in korte- en langetermijngeheugen
    • beperkt aandachts- en concentratieverlies
  • dementie
    • sluipend begin
    • maskeert vergeetachtigheid
    • minder schuldgevoelens
    • fouten in zelfzorg
    • maakt taalfouten
    • later beperking in sociale vaardigheden
    • vooral problemen in korte termijngeheugen
    • geheugenstoornis
49
Q

Welke houding neem je als verpleegkundige aan bij een zv met een depressieve episode?

A
  • empathische houding aan nemen
  • Geduld en begrip hebben voor gevoelens van zv en opbouwen vertrouwensrelatie
  • Vertrouwen, actief luisteren, ondersteuning bieden
  • motiveren en ondersteunen van zv
  • aandacht hebben voor dagelijkse, noodzakelijke hygiëne van de zv, aandacht hebben voor zijn eet- en drinkgedrag
  • aandacht geven aan eventuele somatische klachten en zv weer op gang brengen in sociale contacten
  • activiteiten af stemmen op individuele mogelijkheden van zv
50
Q

Hoe verloopt de opname meestal bij een zv met een manie?

A
  • zv zal zelden initiatief nemen voor de opstart van een behandeling
  • vaak onder druk van omgeving in opname, al dan niet onder een gedwongen statuut
  • eindeloze en grenzeloze gedrag vaak reden voor opname
51
Q

Wat is belangrijk bij een zv met een manie?

A
  • bieden van structuur is van essentieel belang
  • stellen van grenzen
    -> kan leiden tot boosheid, irritatie en weigering om mee te werken
    -> soms mogelijkheid geven tot onderhandelen <-> soms tauwtjes sterk in handen
  • aandacht voor persoonlijke hygiëne
  • dag-/nachtritme
  • Vaak achteraf gevoelens van schaamte en schuld u
52
Q

Uit welke pijlers bestaat de behandeling van stemmingsstoornissen?

A
  • psychotherapeutische behandeling
  • medicatie
53
Q

Welke psychotherapeutische behandelingen zijn er van stemmingsstoornissen?

A

o cognitieve gedragstherapie (bv. socratische dialoog, rechtbankmethode …);
o interpersoonlijke psychotherapie;
o mindfulness;
o electro-convulsie therapie (ECT)

54
Q

Welke medicatie is er bij de behandeling van stemmingsstoornissen?

A

o antidepressiva;
o benzodiazepines;
o anti-epileptica;
o antipsychotica

55
Q

Wat is ECT?

A

= Elektro-convulsie therapie
- somatische behandelingsmethode waarbij, door middel van elektroden die unilateraal of bilateraal op de slapen van zv geplaatst worden, elektrische stroom door de hersenen wordt gevoerd om zo volledig epileptisch insult te veroorzaken
-> noradrenaline- en serotoninegehalte verhogen

56
Q

Waarvoor wordt ECT gebruikt?

A

laatste redmiddel bij zeer ernstige depressie, wanneer elke andere
behandeling faalt

57
Q

Wat is het verschil bij ECT tussen vroeger en nu?

A
  • Nu: onder volledige narcose en met toediening van spierontspanners
  • Voor 1950: geen verdoving -> breuken, spierscheuren … tot gevolg
58
Q

Welke bijwerkingen kunnen optreden bij ECT?

A
  • verwardheid;
  • spierpijn en hoofdpijn: door spiercontracties en door tijdelijke stijging van de intracraniele druk;
  • geheugenstoornissen voor langere tijd:
    o retrograde amnesie;
    o anterograde amnesie
59
Q

Wat zijn de voorwaarden voor het starten met ECT?

A
  • altijd schriftelijke toestemming van zv
  • behandeling wordt alle psychofarmaca gestopt (wash-out) -> effect van ECT observeren <-> later kan medicatie terug opgestart worden wnr blijkt dat veilig is
60
Q

Wat zijn de verpleegkundige aandachtspunten rond medicatie bij stemmingsstoornissen?

A
  • Psycho-educatie!
  • vaak pas verbetering na 3 à 4 weken <-> na 1 week al last hebben van bijwerkingen
  • Suïcidegevaar: zv met depressie heeft vaak negatieve gedachten en kan bezig
    zijn met levensbeëindiging -> zv na tweetal weken lichamelijk meer energie <-> negatieve gedachten nog steeds aanwezig
  • lithium: nauwe therapeutische breedte: 0,6 -0,8mmol/l -> te weinig = geen effect <-> te veel = toxisch