Hoofdstuk 10: psychose en schizofrenie Flashcards

1
Q

Hoeveel Belgen kampen met ernstige psychische problemen?

A
  • 700 000 Vlamingen
  • derde Belgen -> geconfronteerd met psychische stoornissen
  • 3% Belgen -> diagnose van een psychotische stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is psychose?

A
  • beschrijving van verschillende ervaringen, symptomen en klachten.
  • Een psychose is een syndroom
  • ernstige stoornis die het gedrag, de gedachten en de gevoelens van een persoon ontregelt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de mogelijke kenmerken van een psychotische stoornis?

A
  • stoornissen in de waarneming (hallucinaties);
  • stoornissen in het denken (wanen, incoherentie, concentratiestoornissen);
  • stoornissen in het gedrag;
  • stoornissen in de gevoelens;
  • moeilijkheden met het algemeen functioneren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke moeilijkheden met het dagelijks functioneren kunnen voorkomen bij een psychotische stoornis?

A
  • het aangaan van relaties of in de inspanningen die nodig zijn om een relatie te onderhouden
  • volhouden van activiteiten, studies, werk …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat verloopt er anders in de hersenen bij mensen met een psychose?

A
  • In bepaalde gebieden in de hersenen is er een overactiviteit aan dopamine -> positieve symptomen
  • in andere gebieden een te lage activiteit van dopamine -> negatieve symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke risicofactoren vergroten de kans op psychose?

A
  • genetische, erfelijke link;
  • druggebruik of plots stoppen met een drug;
  • grote hormonale schommelingen;
  • traumatische ervaringen;
  • langere tijd onder grote stress staan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten psychose zijn er?

A
  • organische psychose
  • functionele psychose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke gebeurtenissen kunnen een organische psychose uitlokken?

A
  • psychose als gevolg van een hersenstoornis of narcose;
  • psychose als gevolg van somatische aandoeningen;
  • psychose als gevolg van middelenmisbruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke gebeurtenissen kunnen een functionele psychose uitlokken?

A
  • schizofrenie;
  • niet-schizofrene psychose zoals waanstoornis, schizoaffectieve stoornis, kortdurende psychotische stoornis …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke biologische factoren hebben een invloed op het ontwikkelen van een psychose?

A
  • genetische kwetsbaarheid om psychose te ontwikkelen;
  • werking van de hersenen;
  • een zwangerschap (postpartum psychose);
  • als gevolg van somatische aandoeningen
    => Hoe meer factoren bij iemand aanwezig zijn, hoe hoger het risico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke psychologische factoren hebben een invloed op het ontwikkelen van een psychose?

A
  • emotionele ervaringen;
  • trauma’s;
  • als gevolg van hevige angst;
  • beperkte draagkracht;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke sociale factoren hebben een invloed op het ontwikkelen van een psychose?

A
  • levensomstandigheden (woonplaats, socio-culturele context);
    => Psychose komt statistisch gezien meer voor in lagere sociale klassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn positieve symptomen?

A

symptomen die toegevoegd worden aan het leven van de zorgvrager. Deze symptomen waren voordien niet aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn voorbeelden van positieve symptomen?

A
  • wanen;
  • hallucinaties;
  • verward denken, spreken en schrijven;
  • verstoorde emoties;
  • angst, paniek;
  • katatonie (minder reactief, wel bewust)
  • rusteloosheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn negatieve symptomen?

A
  • het ontbreken van gedragingen en belevingen die als normaal gezien worden
  • gedragspatronen die bij mensen zonder een psychose wel voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn voorbeelden van negatieve symptomen?

A
  • mutisme (weinig of niet spreken);
  • gebrek aan initiatiefname, apathie (gebrek aan interesse, initiatief en motivatie), anhedonie ( niet langer vreugde ervaren bij zaken waarbij dit vroeger wel was);
  • verstoord dag-nachtritme voor langere tijd;
  • weinig energie hebben;
  • geringe motorische expressie;
  • vlakke gezichtsuitdrukking;
  • zich isoleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verschil tussen psychose en schizofrenie?

A

Een psychose is de verzamelnaam voor de symptomen (bv. de wanen). Schizofrenie is de diagnose die iemand krijgt als hij minstens 1 maand acuut psychotisch is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoeveel komt schizofrenie voor?

A
  • 2 op 1000 personen vastgesteld jaarlijks
  • 0,5 tot 1,5% van de bevolking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe begint schizofrenie?

A
  • rond leeftijd 20 jaar
  • sluipend begin -> omgeving van zv merkt geleidelijk gedragsveranderingen op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke gedragsveranderingen kan de omgeving van de zv opmerken bij het begin van schizofrenie?

A
  • terugtrekgedrag;
  • mutisme;
  • verlies van belangstelling;
  • depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de prognose bij schizofrenie?

A
  • chronische aandoening die levenslang aanwezig
  • geen genezing mogelijk
  • na enkele jaren: defecttoestand -> zv niet meer functioneren als vroeger
  • 10% zv met schizofrenie -> binnen 10 jaar na diagnose -> suïcide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de gevolgen van een psychotische opstoot bij schizofrenie?

A
  • zv zwakt af naar een lagere graad van zelfredzaamheid en lager activiteitenniveau door het ontstaan van hersenbeschadiging = defecten
  • Defecten kunnen zowel affectief, motorisch als cognitief zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Uit welke circulaire fasen bestaat schizofrenie?

A
  • de prodromale fase;
  • de crisisfase / actieve fase
  • de chronische fase.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat verloopt er anders in de hersenen van zv met (kwetsbaarheid voor) schizofrenie?

A
  • hersenen zijn iets kleiner en de holten met het hersenvocht zijn iets groter
  • in bepaalde hersengebieden -> afwijkingen in de hersencellen gevonden
  • werking van de hersenen van mensen met een schizofrene psychose
  • voorste gedeelte van de hersenen minder actief bij mensen met een schizofrene psychose
  • afwijking bij signaaloverdracht neurotransmitters -> onder stress => psychose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe beïnvloed stress de kans op schizofrenie?

A

Wanneer draagkracht en draaglast niet in evenwicht zijn, zal de kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van schizofrenie vergroten en is er dus een groter risico op het ontwikkelen van de ziekte. Wanneer onze draagkracht “breekt” zal schizofrenie ook daadwerkelijk tot uiting komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de DSM criteria voor schizofrenie?

A

A. minstens 2 de symptomen, die een maand (of korter bij succesvolle behandeling) gedurende een groot deel van de tijd moeten optreden
B. sociaal/beroepsmatig disfunctioneren;
C. er zijn minstens 6 maanden continue symptomen van de stoornis aanwezig;
D. uitsluiting van schizoaffectieve stoornis en stemmingsstoornis;
E. uitsluiting van middelenmisbruik en een algemene somatische aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de symptomen voor de DSM criteria A?

A
  • positieve symptomen (wanen, hallucinaties);
  • ontregelde spraak;
  • chaotisch of katatoon gedrag;
  • negatieve symptomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de prodromale fase?

A
  • de periode vóór de psychotische opstoot
  • pre-symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de kenmerken van de prodromale fase?

A
  • sluipt langzaam het leven binnen;
  • eerste symptomen zijn moeilijk te herkennen
  • r aan het einde van de puberteit (wordt vaak verward met een adolescentencrisis);
  • ziekte in zien en tijdig te onderscheiden als prodromale fase van schizofrenie:
    • ziekte waar de zv aan lijdt, geen karakterverandering;
    • de symptomen in deze fase zullen vaak dezelfde zijn als de symptomen voor een
      naderend herval;
  • pre-symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn mogelijke pre-symptomen?

A
  • afzondering van de omgeving;
  • ongewone afwezigheden;
  • verminderde ADL en persoonlijke hygiëne;
  • verwarde gedachten, verward gedrag;
  • angst;
  • onrustig slapen, minder slapen;
  • strikte regels, rituele gedragingen;
  • druggebruik;
  • suïcidaal gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de crisisfase?

A

de eigenlijke psychotische opstoot = de actieve fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn de kenmerken van de crisisfase?

A
  • wanen;
  • hallucinaties;
  • slechte lichaamshygiëne;
  • ongepaste gevoelens;
  • teruggetrokken leven;
  • depressief, wanhopig gedrag
33
Q

Wat zijn mogelijke fysische alarmsignalen voor een herval van de crisisfase?

A
  • verminderde eetlust
  • sociaal isolement
  • slapeloosheid
  • rusteloosheid
  • anhedonie
  • concentratie en geheugenstoornissen
  • lichamelijke verwaarlozing
34
Q

Wat zijn mogelijke psychische alarmsignalen voor een herval van de crisisfase?

A
  • spanning, nervositeit
  • gevoel van uitgelachen worden
  • depressie
  • gevoel van malaise zonder duidelijke reden
  • paranoïde gedachten
  • hallucinaties
  • wanen
  • prikkelbaarheid
  • bizar gedrag
35
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken die een herval kunnen uitlokken?

A
  • plots stoppen met voorgeschreven medicatie;
  • misbruik van drugs en alcohol;
  • een te hoog stressniveau
36
Q

Wat is de chronische fase?

A

een rustige periode, waar positieve symptomen naar de achtergrond
verdwijnen

37
Q

Wat zijn de kenmerken van de chronische periode?

A
  • tussen de verschillende opeenvolgende psychotische opstoten;
  • negatieve symptomen meer op voorgrond
    • gebrek aan energie en motivatie;
    • emotionele vervlakking;
    • verarmde innerlijke gedachtewereld;
    • sociale isolatie.
      => symptomen worden gekenmerkt door een vermindering van gevoelens
  • Depressieve symptomen
38
Q

Wat zijn de kenmerken van de depressieve symptomen bij de chronische fase?

A
  • komen voor naast en gelijktijdig met de negatieve symptomen;
  • zijn vaak een onderdeel van het ziektebeeld zelf;
  • moeten zeer ernstig genomen worden;
  • kunnen een signaal zijn voor suïcidegedachten en/of- pogingen
39
Q

Waaruit bestaat de behandeling van schizofrenie?

A
  • kwetsbaarheid verminderen met behulp van psychofarmaca;
  • psychotherapie voor de nog aanwezige symptomen;
  • psycho-educatie: om ziekte inzicht te verwerven;
  • adequate coping: leren omgaan met stress en rouw;
  • sociale vaardigheidstraining: gericht op ongewenste gedragingen en gedragstekorten;
  • hervalpreventie
40
Q

Welke soorten psychofarmaca kunnen gebruikt worden als behandeling tijdens de acute fase?

A
  • antipsychotica
  • anticholinergica
  • antidepressiva
  • benzodiazepines
41
Q

Wat is de werking van antipsychotica bij schizofrenie?

A

om wanen en hallucinaties te onderdrukken

42
Q

Wat is de werking van anticholinergica bij schizofrenie?

A

een nadeel van antipsychotica is dat ze vaak voor heel wat bijwerkingen zorgen. Om die bijwerkingen te onderdrukken dienen we correctors toe (bv. Akineton®)

43
Q

Wat is de werking van antidepressiva bij schizofrenie?

A

voor het behandelen van depressieve klachten tijdens een psychose

44
Q

Wat is de werking van benzodiazepines bij schizofrenie?

A

als kalmeermiddel, om angst en spanning te reduceren, bij slaapproblemen.

45
Q

Wat zijn risicofactoren voor herval van de crisisfase?

A
  • traumatische ervaringen;
  • na elke episode zijn er meer blijvende symptomen;
  • verlies van werk;
  • verlies van sociale contacten;
  • meer isolement
46
Q

Wat is psychotherapie?

A
  • verzamelnaam voor een aantal reguliere vormen van therapie die gebruik maken van bepaalde gesprekstechnieken
  • het gesprek tussen de zorgvrager en de zorgverlener staat centraal
47
Q

Welke therapieën vallen onder psychotherapie?

A
  • mindfulness
  • systeemtherapie
  • schematherapie
  • cognitieve gedragstherapie
48
Q

Wat is cognitieve therapie?

A

= “denk-en-doe-therapie”
- in de acute fase als in een later stadium
- Gesprekstherapie wordt aangevuld met oefeningen en gedragsexperimenten

49
Q

Wat zijn de eigenschappen van cognitieve therapie?

A
  • nadruk op het veranderen van gedragspatronen die psychische en emotionele problemen in stand houden
  • meestal kortdurend en klacht- of probleemgericht
  • zorgvrager een realistisch gevoel van eigenwaarde en competentie te geven
50
Q

Wat wordt er besproken bij psycho-educatie?

A
  • wat een psychose (en schizofrenie) inhoudt
  • wat de kenmerken van de stoornis zijn,
  • welke symptomen aanwezig kunnen zijn
  • effecten van alcohol en drugs op een psychose
51
Q

Wat houd adequate coping in?

A

leren zv met stress omgaan. Er wordt individueel gekeken op welke manier stress bij de zv op de makkelijkste manier gekanaliseerd word

52
Q

Wat is rehabilitatie?

A

s een hulpverleningsvorm die gericht is op het herstel van activiteiten (dagelijks functioneren) en participatie (functioneren in specifieke rollen)

53
Q

Wat is het doel van resocialisatie?

A

dat een zorgvrager zich voorbereidt op een terugkeer binnen de maatschappij

54
Q

Welke andere (niet schizofrenie) psychotische stoornissen zijn er volgens DSM 5?

A
  • waanstoornis;
  • kortdurende psychotische stoornis;
  • schizofreniforme stoornis;
  • schizoaffectieve stoornis;
  • psychotische stoornis door een middel of medicatie;
  • psychotische stoornis door een somatische aandoening;
  • katatonie
55
Q

Wat zijn de kenmerken van waanstoornissen?

A
  • één of meerdere wanen aanwezig gedurende minstens 1 maand
  • nooit voldaan aan criteria A van schizofrenie;
  • het functioneren is, los van de wanen, niet duidelijk beperkt
  • als er stemmingsepisodes aanwezig zijn, zijn deze van korte duur in vergelijking met de duur van de waanperiodes;
  • niet het gevolg van middelenmisbruik of een somatische stoornis;
  • begint vaak rond de leeftijd van 40 jaar;
56
Q

Wat zijn voorbeelden van waanstoornissen?

A

erotische betrekkingswaan, grootheidswaan, achtervolgingswaan, paranoïde waan, jaloersheidswaan …

57
Q

Wat zijn de kenmerken van een kortdurende psychotische stoornis?

A
  • minste 1 van volgende symptomen: wanen, hallucinaties, ontregelde spraak of katatoon gedrag
  • moet minstens 1 dag en korter dan 1 maand aanwezig zijn
  • symptomen zijn niet te wijten aan een stemmingsstoornis met psychotische kenmerken, een somatische stoornis of een psychose door gebruik van een middel of medicatie
58
Q

Wat zijn de kenmerken van een schizofreniforme psychose?

A
  • symptomen minstens 1 en maximum 6 maand aanwezig
  • Na verdwijnen symptomen keert het functioneren terug zoals voor symptomen
  • een maand lang tenminste 1 van volgende symptomen aanwezig zijn: wanen, hallucinaties, ontregelde spraak, katatoon gedrag, negatieve symptomen
59
Q

Wat zijn schizoaffectieve stoornissen?

A

een heterogene groep van aandoeningen met zowel kenmerken van schizofrenie (wanen en hallucinaties), als van een stemmingsstoornis (manie, depressie)

60
Q

Wat zijn de kenmerken van schizoaffectieve stoornissen?

A
  • ononderbroken ziekteperiode waarbij tegelijkertijd een depressieve, manische of gemengde episode aanwezig is met symptomen die voldoen aan criterium A van schizofrenie;
  • in dezelfde periode zijn er ten minste 2 weken wanen en hallucinaties aanwezig geweest (zonder opvallende symptomen van een stemmingsstoornis);
  • de kenmerken van de stemmingsepisode zijn een belangrijk deel van de totale duur van de actieve fase en restfase aanwezig
61
Q

Wat zijn de kenmerken van een psychotische stoornis door een middel of medicatie?

A
  • wanen of hallucinaties aanwezig
  • de symptomen zijn ontstaan kort na de intoxicatie of door onttrekking van een middel of na blootstelling aan een geneesmiddel
  • kan niet worden verklaard door een andere psychotische stoornis
  • de stoornis treedt niet uitsluitend op bij delirium;
  • de symptomen veroorzaken ernstig lijden in het sociaal en beroepsmatig leven
62
Q

Wat zijn mogelijke somatische aandoeningen die een psychose kunnen uitlokken?

A
  • epilepsie
  • infecties van het centraal zenuwstelsel
  • endocriene aandoeningen
63
Q

Wat zijn de kenmerken van een psychose door een somatische aandoening?

A
  • wanen en hallucinaties aanwezig;
  • oorzaak tussen somatische aandoening en de stoornis;
  • kan niet verklaard worden door andere psychische stoornissen;
  • niet uitsluitend op bij delirium;
  • symptomen veroorzaken ernstig lijden in sociaal en beroepsmatig leven
64
Q

Van welke kenmerken moeten er minstens 3 aanwezig zijn voor katatonie?

A
  • stupor;
  • katalepsie (spierverstijving in de ledematen of het gehele lichaam)
  • wasachtige buigzaamheid;
  • mutisme;
  • negativisme;
  • motorische maniërismen;
  • agitatie zonder externe aanleiding;
  • grimassen;
  • echolalie (dwangmatig herhalen van woorden of zinnen van endere persoon)
  • echopraxie (onwillekeurig nadoen of herhalen van bewegingen van een ander)
65
Q

Welke kenmerken van katatonie zijn er nog?

A
  • oorzaak tussen de symptomen en een somatische aandoening;
  • kan niet worden verklaard door een andere psychische stoornis
  • treedt niet uitsluitend op bij een delirium;
  • de symptomen veroorzaken een ernstig lijden in het sociaal en beroepsmatig leven
66
Q

Wat zijn de verpleegkundige taken bij een zv met psychose/ schizofrenie?

A
  • erop toe te zien dat de zv voldoende eet en drinkt
  • ondersteunen bij hygiënische zorgen
  • trachten enige structuur te brengen in leven van zv
67
Q

Wat is een valkuil bij de zorgen voor een zv met psychose/ schizofrenie?

A

als zorgverlener onze eigen normen en waarden opleggen aan de zorgvrager

68
Q

Wat zijn tips om te communiceren met een zv in een psychose?

A
  • regelmatig contact, positieve aandacht;
  • zoveel mogelijk rust;
  • ruimte om te praten, ventileren, veroordeel niet;
  • ondersteun zv bij activiteiten
  • wees eerlijk en breng boodschappen kort en duidelijk over;
  • kom gemaakte beloftes na;
  • haal hem terug in de werkelijkheid door hem te helpen zichzelf te oriënteren
  • raak zv met psychose nooit plots aan
  • praat luid en duidelijk, doe niet geheimzinnig, let op met beeldspraak,
  • wees alert op signalen van hallucinaties,
    => Gevaar voor bevelshallucinaties met als gevolg een agressievenreactie;
  • ontken wanen niet, ga er niet in mee
  • help zv een evenwicht vinden tussen draagkracht en draaglast;
  • ga bij boosheid niet in de verdediging;
  • stel doelen die op korte termijn realistisch zijn
69
Q

Wat zijn mogelijke redenen waarom een zv met schizofrenie/ psychose onbetrouwbaar is vlak van therapietrouw?

A
  • zorgvrager kan van mening zijn dat hij die medicatie helemaal niet nodig heeft
  • weigerachtig zijn omwille van de bijwerkingen
  • zv schrik om vergiftigd te worden
70
Q

Wat kan je als vpk doen om een zv betere therapietrouwheid te geven op vlak van medicatie?

A
  • er strikt op toezien dat een zorgvrager zijn medicatie inneemt
  • Psycho-educatie
  • nooit medicatie op dringen aan zv
  • op een ander moment proberen de medicatie toe te dienen
  • hulp inroepen van een collega
  • indien nodig overleg met psychiater -> medicatie toe dienen onder dwang (meestal IM)
  • observeren en rapporteren van bv bijwerkingen
71
Q

Hoe kan een psychose een gevaar vormen?

A
  • inhoud van waanideeën of hallucinaties kunnen hem aanzetten tot het toebrengen van letsels aan zichzelf of anderen
  • angst kan samengaan met paranoïde agressie naar anderen toe
72
Q

Hoe kan je als vpk veiligheid waarborgen bij een zv met psychose?

A
  • observeren en signaleren van situaties waarin de zorgvrager een gevaar voor zichzelf en/of zijn omgeving is
  • adequaat reageren -> daadwerkelijke schade voorkomen
  • soms situaties vooraf overlegd binnen team
  • acuut gevaar -> soms nodig om verantwoordelijkheid van de zv over te nemen -> Vrijheidsbeperkingen en dwangmaatregelen (laatste optie)
73
Q

Wat is expressed emotion” (EE) of emotioneel klimaat?

A

Prikkels die moeilijk verdragen worden door psychose

74
Q

Wanneer spreken we van een hoog EE-klimaat?

A

veel kritiek, irritatie of ongeduld

75
Q

Wanneer spreken we van een laag EE-klimaat?

A

gevoelsuitingen beperkt aanwezig

76
Q

Wat is de ideale houding voor een vpk bij zv met psychose?

A
  • “koele betrokkenheid en warme afstandelijkheid”
  • verantwoordelijkheid nemen en zorg in evenwicht houden <-> rekening houden met de behoefte aan autonomie van zv
77
Q

hoe kan de zorgverlener het sociaal netwerk van de zv helpen?

A
  • voorlichting te geven aan familie;
  • advies te geven;
  • begeleiding en steun te bieden
78
Q

Welke tips kan je geven aan de omgeving van een zv met psychische kwetsbaarheid?

A
  • waarschuw zv in vroeg stadium bij signalen van nieuwe psychose en stimuleer om hulp te zoeken;
  • wanen en hallucinaties niet weg praten;
  • geef grenzen aan, wees eerlijk, duidelijk;
  • zorg voor rustige en stabiele omgeving, <-> niet overbezorgd en betuttelend
  • neem tijd voor jezelf
  • zoek zelf steun wanneer nodig;
  • trek op tijd aan de alarmbel
  • zoek een vertrouwenspersoon ;
  • maak met je omgeving en de psychiater of het behandelend team een noodplan op