hoofdstuk 10 Flashcards

hoe de cognitieve functies van kinderen zich ontwikkelen

1
Q

sensitisatie

A

De toename in respons bij herhaalde blootstelling aan een stimulus. Sensitisatie heeft als doel dat je blijft letten op stimuli die belangrijk of zelfs gevaarlijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het conditioneren van een negatieve koppeling bij baby’s

A

Baby’s zijn minder goed in staat om negatieve koppelingen te conditioneren. De neurologische mechanismes voor negatieve associaties blijken zich later te ontwikkelen dan die voor positieve associaties. Dit zou te maken hebben met het feit dat kinderen nog niet veel aan negatieve associaties hebben, aangezien ze hulpeloos zijn en bovendien ouders hebben die hen beschermen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cross-modale perceptie

A

Wanneer zintuigen op een verassende manier met elkaar interacteren. Bv chips smaakt minder vers als we het niet kunnen horen kraken. Het draagt bij aan imitatie bij baby’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het modale model

A

Van Atkinson en Shiffrin. In dit model komt informatie eerst in het sensorische register en dan in het werkgeheugen, waarna het tot output leidt. Het kortetermijngeheugen is een kortdurende opslag waar gewerkt wordt met die informatie. Het kortetermijngeheugen haalt informatie uit het langetermijngeheugen en slaat er nieuwe informatie in op. De geheugenspanne is zo’n halve minuut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sensorisch register

A

De zeer kortdurende opslag van informatie die waargenomen wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

episodische kennis

A

Herinneringen aan gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

semantische kennis

A

Feitenkennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

werkgeheugenmodel

A

Van Baddeley en Hitch. Bestaat uit drie componenten: het visuospatieel kladblok, de fonologische lus en de centrale executief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het visuospatieel kladblok

A

Is verantwoordelijk voor het vasthouden van visuele en ruimtelijke informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de fonologische lus

A

Is verantwoordelijk voor het vasthouden van spraakgeluiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de centrale executief

A

Is het controlesysteem dat de ‘slaaf’ systemen reguleert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly