hoofdstuk 1; paragraaf 8 Flashcards

1
Q

comparatieve voordelen

A

Doen zich voor wanneer een land een bepaald product goedkoper kan produceren in vergelijking met andere producten die het kan produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

regionale specialisatie

A

Doet zich voor wanneer een gebied zich toelegt op bepaalde producten op basis van comparatieve voordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

landbouwsubsidies

A

Financiële tegemoetkoming van de overheid aan boeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

export landbouw

A

Grootschalige, gemechaniseerde (en gerobotiseerde) landbouw gericht op de wereldmarkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

productiviteit per ha en per persoon

A

De opbrengst in de landbouw als resultaat van de inzet van productiemiddelen land, kapitaal en arbeid, deze wordt berekend per ha of per arbeider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

technologische ontwikkelingen

A

Nieuwe uitvindingen ten behoeve van de landbouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

groene revolutie

A

De veel hogere opbrengst in de landbouw die ontstond door het kruisen of veredelen van soorten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

genetische modificatie

A

In het DNA van dieren en voedsel gewassen worden nieuwe genen aangebracht zodat ze meer opbrengen of beter tegen slechte groei omstandigheden kunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

FAO

A

Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly