Hoofdstuk 1: moeilijke woorden Flashcards
Ubiquist
kan in zeer veel uiteenlopende biotopen worden aangetroffen
Saprotroof
zich voedend met dood, organisch materiaal
chemo synthetisch
het proces waardoor sommige organismen (voornamelijk bacteriën) koolstofdioxide kunnen assimileren met behulp van chemische energie, dus in afwezigheid van zonlicht en zonder de mogelijkheid van fotosynthese.
Endosymbiont
het verschijnsel waarbij een organisme (de endosymbiont) symbiotisch leeft in de cellen of in het lichaam van een gastheerorganisme. Het ene organisme heeft een nadeel het andere voordeel.
Proteobacteria of purperbacterien
bacteriën die in het Cytoplasma een purperen kleurstof vormen. Zijn in staat tot fotosynthese.
Cyanobacteria of blauweieren
In het water levende fotosynthetische, zuurstof producerende organismen
Flagellen
haarachtig aanhangsel dat uit de cel van bepaalde bacteriën en eukaryote cellen (zoals spermacellen) steekt.
Spirocheten
een stam van dunne spiraalvormige bacteriën. Het is een vrij soortenarme groep. Ziekte van Lyme
Anaeroob
‘zonder lucht(zuurstof) plaatsvindend of kunnen leven’
Aeroob
Met lucht(zuurstof)
Autrotroof
Autotrofe organismen produceren zelf de organische stoffen die ze nodig hebben. Dit doen ze met energie afkomstig van zonlicht en-of anorganische stoffen. Alle planten, algen en sommige bacteriën zijn autotroof.
Methanoge bacterien
Anaeroob. Ze reduceren CO2 tot CH4 methaan in aanwezigheid van H2. Ze worden aangetroffen in stilstaand water, in het rumen van runderen, in de darmen van veel dieren,….enz., maar enkel als vrije zuurstof volkomen ontbreekt
Extreem halofiele bacteriën
Kunnen maar leven in zeer hoge zoutconcentraties( 10-30% NaCl). In hun celwand komen roze carotenoide kleurstoffen(beschermt tegen UV-stralen) voor
Thermofiele non-methanogene bacterien
Leven in extreem zure omstandigheden of in hete zwavelhoudende bronnen. Sommige weerstaan aan hoge temperatuur(100-110 graden C)
Bacillen
een klasse van bacteriën, de Bacilli, die is in te delen in twee ordes: de Bacillales en de Lactobacillales (waartoe ook de melkzuurbacterie Lactobacillus behoort).
Kokken
Bolvormige bacterien
Filamenten
Eiwit-draad in spiervezels.
Blastula
een hol balletje, typisch voor de embryonale ontwikkeling van met name gewervelde dieren, dat tijdens het delen van een bevruchte eicel (zygote) ontstaat.
Gastrula
de naam die aan het embryo wordt gegeven, zodra dit wordt gevormd door gastrulatie, inrolling van groepen cellen.
Retrovirussen
Type van virus met RNA als genetisch materiaal dat het enzym genaamd reverse-transcriptase kan gebruiken om DNA te produceren.
Biotische factor
De biotische factoren worden ingedeeld naar de functie die een organisme binnen een ecosysteem heeft, zoals de producenten, consumenten en de afvalopruimers.
Abiotische factor
lucht, licht, water en energie.
Biotoop
Een biotoop is een ruimtelijk min of meer homogeen gebied. Dit gebied wordt gekenmerkt door eigenschappen die verschillen van de omgeving en wordt daarom bewoond door een typische levensgemeenschap. Voorbeelden zijn een poel, een bos, een grasland, en een ruigte.