Hoofdstuk 1: Dit Is Nederland Flashcards

1
Q

Wat zijn kenmerken van een staat?

A
  • Grondgebied
  • Volk
  • eigen overheidsgezag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat vormt een staat?

A

Een volk dat woont op eigen grondgebied, onder het gezag van een eigen overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor eenheidsstaten zijn er?

A

Gecentraliseerde en gedecentraliseerde eenheidsstaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij welke eenheidsstaat heeft alleen de centrale overheid, ookwel het rijk, de wetgevende macht?

A

Bij een gecentraliseerde eenheidsstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij welk type eenheidsstaat heeft de centrale overheid een deel van haar wetgevende macht afgestaan aan lagere overheidsorganen?

A

Bij een gedecentraliseerde eenheidsstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat voor eenheidsstaat is Nederland?

A

een gedecentraliseerde eenheidsstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de drie lagere overheidsorganen in een gedecentraliseerde eenheidsstaat?

A

provincie, gemeente en de waterschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke drie onafhankelijke machten kent de Nederlandse rechtsstaat?

A
  1. de wetgevende macht
  2. de uitvoerende macht
  3. de rechterlijke macht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Door wie wordt de wetgeving vastgesteld?

A

De gekozen volksvertegenwoordiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een andere term voor de scheiding der machten?

A

Trias Politica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wie benoemd en controleert het bestuur van de uitvoerende macht?

A

de gekozen volksvertegenwoordiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Van wie is de rechtspraak in handen?

A

rechters die onafhankelijk van het bestuur rechtspreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onder welke macht valt de regering?

A

Uitvoerende macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onder welke macht valt de regering samen met de Staten-Generaal?

A

Wetgevende macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Onder welke macht valt de gedeputeerde staten?

A

Uitvoerende macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat het rijk, ook wel de centrale overheid?

A
  • De Staten-Generaal

- de regering en het kabinet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waaruit bestaat de staten-generaal?

A

De eerste en tweede kamer - het parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de taken van de Staten-Generaal?

A
  • volksvertegenwoordiging
  • controle op het regeringsbeleid
  • aandeel in de wetgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is passief kiesrecht?

A

vanuit je ‘luie stoel’ gekozen worden / het recht om je verkiesbaar te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is actief kiesrecht?

A

Het recht om te stemmen tijdens verkiezingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Door wie wordt de regering gevormd?

A

De koning en de ministers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Door wie wordt het kabinet gevormd?

A

De ministers en staatssecretarissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke regeringsvorm heeft Nederland?

A

Erfelijke constitutionele monarchie met een parlementair stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wie zitten er in het hoogste bestuursorgaan van Nederland en vormt de uitvoerende macht op rijksniveau?

A

De regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de taken van de regering?

A
  • Wetsvoorstellen doen en deze voorbereiden
  • Plannen maken op allerlei terreinen
  • Nieuw beleid ontwikkelen
  • De staatsfinanciën bewaken
  • Onderhouden van internationale betrekkingen
  • Het land besturen en beheren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de koning naast dat hij staatshoofd is?

A

Lid van de regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wie is er verantwoordelijk voor al het handelen van de koning?

A

De minister-president

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de taken van de koning?

A
  • Het vertegenwoordigen van de staat in internationale betrekkingen
  • afleggen van staatsbezoeken
  • ontvangen van buitenlandse staatshoofden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wie heeft er leiding over een ministerie?

A

Een minister

30
Q

Wat is een minister zonder portefeuille?

A

Een minister die niet onder een departement valt en nadruk legt op een bepaald beleidsterrein

31
Q

Wat is een staatssecretaris?

A

Een onderminister van een minister

32
Q

Door wie wordt het kabinet gevormd?

A

De ministers en staatssecretarissen

33
Q

Welke adviesorganen worden ook wel het Hoog College van staat genoemd?

A
  • De rekenkamer
  • Nationale ombudsman
  • Raad van State
34
Q

Wat is de raad van State?

A

onafhankelijke adviseur van de regering over wetgeving en de hoogste algemene bestuursrechter van het land.

35
Q

Aan wie legt de regering verantwoording af?

A

Aan de kamers (ook wel de Staten-Generaal)

36
Q

Welke partijen vormen samen gezamenlijk de wetgevende macht op rijksniveau?

A

De regering en staten Generaal

37
Q

Welke twee typen wetten kennen we?

A
  • Wet in formele zin

- Wet in materiële zin

38
Q

Wat is een wet in formele zin?

A

Een wet die wordt vastgesteld door de regering en Staten-Generaal samen volgens het wettelijk vastgelegde proces

39
Q

Hoe noemen we een ministeriële regeling of een lokale verordening?

A

Een wet in materiële zin.

40
Q

Wat is een wet in materiële zin?

A

Een wet in materiële zin is een wet waarin nadere regels worden vastgelegd. Ook wel een ander (lager) algemeen verbindend overheidsvoorschrift.

41
Q

Wat is attributie?

A

de bevoegdheid om wetten in formele en materiële zin vast te stellen. Dit noemen we ook wel rechtstreekste toekenning van wetgevende bevoegdheid

42
Q

Delegatie?

A

Delegeren van wetgevende bevoegdheid

43
Q

Subdelegatie?

A

Het overdragen van een gedelegeerde bevoegdheid

44
Q

Hoe wordt een wet in formele zin vastgesteld?

A
  • Er volgt een wetsvoorstel vanuit de regering of tweede kamer.
  • De raad van state geeft een advies.
  • De tweede kamer past de wet op basis van het advies aan indien nodig en stemt erover
  • De wet gaat naar de eerste kamer en daar wordt gestemd over de wet.
  • De koning en betrokken ministers ondertekenen de wet
45
Q

Waar staat de afkorting AMvB voor?

A

Algemene maatregel van Bestuur

46
Q

Wat is een AMvB?

A

een besluit van de regering waarin regels uit een wet in detail worden uitgewerkt. Ook wel een gedetailleerde uitwerking van die bovenliggende wet.

47
Q

Door wie wordt een AMvB vastgesteld?

A

de minister en de koning (de regering)

48
Q

Door wie wordt een ministeriële regeling vastgsteld?

A

Door de minister die er over gaat.

49
Q

Wat is een lokale verordening?

A

Een verordening die wordt vastgesteld door Provinciale staten, gemeenteraad of waterschap en geldig is in een bepaald gebied.

50
Q

Kan een lokale verordening strafbare feiten bevatten?

A

Ja, mits het alleen overtredingen zijn. Misdrijven mogen niet worden opgenomen in een lokale verordening

51
Q

Wat houdt bij wettelijk voorschrift in?

A

Een wet in formele zin en wet in materiële zin

52
Q

Wat is alleen bij wet?

A

Alleen in een wet in formele zin

53
Q

Waarom zijn uitspraken van rechters (jurisprudentie) een belangrijk bron van recht?

A

Omdat ze als vaste regel worden gebruikt zolang de wet dat niet regelt

54
Q

Waaruit bestaat het bestuur van de provincies?

A
  • Provinciale staten
  • Geduputeerde Staten
    1. Gedeputeerden
      2 Commissaris v/d Koning
55
Q

Wat zijn de provinciale staten?

A

De gekozen volksvertegenwoordiging (en dus de wetgevende macht) van de provincie

56
Q

Wie is de voorzitter van de provinciale staten?

A

De Commissaris van de Koning

57
Q

Wie kiezen de eerste kamer?

A

De provinciale staten

58
Q

Gedeputeerde staten

A

Benoemde dagelijks bestuur (uitvoerende macht) van de provincie

59
Q

Kan een lid van de gedeputeerde staten ook lid zijn van de Provinciale staten?

A

Nee

60
Q

Hoe wordt een provinciale verordening vastgesteld?

A
  • Er komt een voorstel van een lid van de Provinciale staten
  • Wanneer deze in behandeling komt wordt het een ontwerpverordening
  • Leden van PS kunnen voorstel tot wijziging doen
  • De Gedeputeerde staten (GS) worden op de hoogte gebracht en kunnen wensen en bedenkingen uitspreken
  • De PS stemt erover
  • De PS aanvaard of verwerpt de verordening
61
Q

Hoe ziet het bestuur van de gemeente er uit?

A
  • De gemeenteraad
  • Het college van burgemeesters en wethouders
  • de burgemeester
62
Q

Wie is er aan het hoofd in de gemeente?

A

De gemeenteraad

63
Q

Wat is de gemeenteraad?

A

Het hoofd van de gemeente dat wordt gekozen door verkiezingen. De gemeenteraad vormt de wetgevende macht in de gemeente.

64
Q

Wie is voorzitter van de gemeenteraad?

A

De burgemeester

65
Q

Wat is het college van burgemeester en wethouders?

A

Het benoemde dagelijks bestuur/uitvoerende macht van de gemeente

66
Q

Wat is de taak van een burgemeester?

A

Voorzitter zijn van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad

67
Q

Wat is de procedure voor een gemeentelijke verordening?

A
  • Voorstel van raadslid (lid gemeenteraad)
  • Ontwerpverordening
  • De raad wijzigt het ontwerp
  • College van B&W mag wensen en bedenkingen uitspreken
  • Gemeenteraad stemt en aanvaard of verwerpt verordening
68
Q

Wie is bevoegd tot het geven van een noodverordening?

A

De burgemeester

69
Q

Wanneer kan een noodverordening worden afgekondigd?

A

Bij oproerige bewegingen, ernstige wanordelijkheden/rampen/ongevallen of de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan en alleen ter handhaving van de openbare orde.

70
Q

Wat staat in een noodverordening?

A

Precieze gedragsregels in relatie tot de gebeurtenis

71
Q

Wat is de procedure voor het opstellen van een noodverordening binnen een gemeente?

A

Burgemeester stelt de noodverordening vast en maakt deze bekend. Vanaf dat moment is deze van kracht.

  • De noodverordening wordt bekend gemaakt aan de gemeenteraad, commissaris van de koning en hoofdofficier van justitie.
  • Gemeenteraad bekrachtigt achteraf de verordening of niet.
  • Zodra bijzondere omstandigheden zijn opgeheven wordt de verordening ingetrokken.