Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Utilitarisme

A
  • Handeling is goed als deze grootste geluk voor grootste aantal mensen oplevert
  • Genot/plezier en pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sterke punten utilitarisme

A
  • Ethisch progressief (alle wezens geluk/pijn > geen onderscheid genders en dieren)
  • Spreekt gezond verstand aan (logisch om te denken: geluk = goed en pijn = slecht)
  • Goede basis beleidsvorming (praktische richtlijnen voor nemen beslissingen bv. welke ziektes/onderzoeken investeren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zwakke punten utilitarisme

A
  • Moeilijk om geluk of leiden te meten (geen objectieve maatstaf, moeilijk verschillende vormen te vergelijken, moeilijk om objectief/goed moreel besluit te nemen)
  • Speculatief (voorspellen toekomstige gevolgen van handelingen > moeilijk ethisch verantwoorde keuzes)
  • Veroorzaakt nadeel of lijden voor minderheden (51%/49% nog moreel juist?, rechten individuele mensen schenden als ten goede komt grootste deel > moorden of slaaf)
  • Kan extreme morele eisen stellen (intuitief supererogatorisch: goed/niet noodzakelijk, extreem veeleisend)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Handelingsutilitarisme

A
  • Volgens handelingsutilitarisme moet elke handeling afzonderlijk beoordeeld worden op basis van de gevolgen die het heeft voor welzijn van mensen
  • Geen vaste regels, elke situatie afwegen

VOORBEELD
* Liegen bij bedrog om kwetsen te voorkomen
* Arts vertelt niet de volledige waarheid aan een terminale patiënt om diens welzijn te verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Regelutilitarisme

A
  • Morele handelingen worden beoordeeld op basis van algemene regels die op lange termijn het meeste welzijn opleveren
  • Niet elke handeling afzonderlijk beoordelen, maar kijken consequenties regels op lange termijn

VOORBEELD
* Lieg niet als algemene regel, zelfs als leugen betere uitkomst zou geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hedonisme

A
  • Stelt dat genot het hoogste goed is en de ultieme maatstaf voor een goed leven
  • Pijn en lijden moeten zoveel mogelijk worden vermeden
  • Waarde handeling bepaald aan hand van genot
  • Kritiek Robert Nozick “Experience Machine”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Speciesime

A
  • Moreel onderscheid maken tussen dieren en niet-dieren
  • Andere diersoorten worden als minderwaardig beschouwd en belangen tellen minder zwaar, puur omdat ze niet tot menselijke ras behoren
  • Mensen plaatsen hun belangen boven die van dieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Categorische imperatief

A
  • Belangrijk concept deontologie Kant
  • Richtlijn voor moreel handelen
  • Stelt dat je moet handelen volgens regels waarvan je zou willen dat iedereen ze volgt
  • Mensen als doel op zich behandelen, niet als middel
  • Geldt altijd, ongeacht doelen of verlangens

VOORBEELD
* Stelen is fout als je niet wilt dat iedereen steelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Deontologische ethiek

A
  • Stelt dat morele regels moeten worden gevolgd, ongeacht gevolgen
  • Handelingen zijn goed of fout op basis van principes
  • Intentie is belangrijk; handelen uit plichtsbesef = verschil regelutilitarsime
  • Immanuel Kant (morele principes tot stand vanuit categorische imperatief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sterke punten deontologie

A
  • Benadrukt ideeën zoals respect en autonomie (tegenstelling utilitarisme, mensen niet gebruiken om doel te bereiken maar zien als doel op zichzelf > individuen niet opofferen en rechten niet geschonden > beschermt minderheid tegen onrechtvaardigheid als dat meer geluk zou opleveren)
  • Intentie van belang (intentie is belangrijk onderdeel ethisch handelen, vanuit plichtsbesef)
  • Voorkomt subjectieve interpretaties (vaste regels altijd toepasbaar, consistent)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zwakke punten deontologie

A
  • Kant sluit mensen uit bij interpretatie relationele mens (rationele wezens gelijk behandelen, niet universeel, houdt ongelijkheid in stand)
  • Strikt houden regels leidt tot contra-intuïtieve conclusies (onlogisch, geen rekening uitzondering, moordenaar vertellen waar vriend is)
  • Moeilijk toe te passen in praktijk en beleidsvorming (te rigide; geen rekening uitzondering > moeilijk ethische keuzes te maken in echte wereld, euthanasie niet toegestaan en journalist altijd waarheid
  • Gevoelens worden buiten beschouwing gelaten (intuitief verkeerd om alleen plichtsbesef te zien als voorwaarde moreel handelen > handelen vanuit plichtsgevoel (meest moreel volgens kant) vs. handelen om geven welzijn > tegen intuitie in, gevoel lijkt rol te spelen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Supererogatorisch

A
  • Handelingen die moreel goed zijn, maar niet strikt noodzakelijk
  • Wordt meer gedaan dan ethisch vereist is

VOORBEELD
* Iemand die bijna volledige loon aan goede doelen schenkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hypothetische imperatief

A
  • Voorwaardelijke regel afhankelijk van specifiek doel of verlangen
  • Geeft aan wat je moet doen om bepaald resultaat te berieken
  • “Als-dan” structuur (bijv. “Als je gezond wilt blijven, moet je sporten”)
  • Tegenovergestelde van categorische imperatief (geldt niet altijd en afhankelijk van doel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rechtvaardigheid

A
  • John Rawls theorie van rechtvaardigheid
  • Theorie gebaseerd op gedachte-experiment: “sluier der onwetendheid”
  • Voorstellen dat we nog niet weten welke positie we in maatschappij zullen innemen (geslacht, ras, sociale klassen, gezondheid, talenten, etc.)
  • Vanuit deze originele positie moeten we nadenken over hoe rechtvaardige samenleving eruit moet zien
  • Volgens hem moeten we handelen vanuit de principes en regels die we bedenken vanuit de originele positie om voor rechtvaardigheid te kunnen zorgen
  • Deze principes vormen het sociaal contract dat de basis vormt voor een rechtvaardige samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sterke punten theorie van rechtvaardigheid

A
  • Geloofwaardige argumentatie voor gelijke verdeling bronnen (ontwerpen samenleving achter sluier > objectieve/onpartijdige benadering van rechtvaardigheid > persoonlijke belangen geen rol; sterk argument gelijke rechten)
  • Ook praktisch toepasbaar op wetten en instellingen (richtlijnen voor rechtvaardigheid; relevant beleidsmakers)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zwakke punten theorie van rechtvaardigheid

A
  • Te veel nadruk op geld en materiele bronnen (niet voldoende om over rechtvaardige maatschappij te spreken > alternatief capaciteitenbenadering; rechtvaardigheid gaat ook om mogelijkheden om zichzelf te ontwikkelen en goed leven te leiden; toegang onderwijs en vriendschap > Rawls behandelt bredere aspecten welzijn voldoende)
  • Ideaal theorie (geidealiseerde veronderstellingen voor beschrijving ideale samenleving; weinig rekening met bestaande ongelijkheden > theorie niet volledig rechtvaardig)
17
Q

Sluier der onwetendheid

A
  • Gedachte-experiment van Rawls om na te denken hoe rechtvaardige maatschappij er uit zou zien
  • Idee is dat mensen zich een situatie voorstellen waarin ze niet weten welke positie ze in de maatschappij zouden hebben
  • Achter sluier van onwetendheid (in orginele positie) kiezen mensen voor een samenleving die voor iedereen eerlijk en gelijk is
  • Ongelijkheden alleen als ze de minst bevoordeelden helpen (difference principle)
  • Dit laat mensen onpartijdig en rationeel na denken over rechtvaardigheid, zonder beïnvloed te worden door hun eigen belangen of privileges
18
Q

Ideaaltheorie

A
  • Beschrijft visie op perfecte samenleving
  • Maakt gebruik van geidealiseerde veronderstellingen
  • Ongelijkheden die in de samenleving aanwezig zijn worden genegeerd
  • Vaak beinvloed door bevoorrechte perspectieven filosofen
19
Q

Niet-ideale theorie

A
  • Erkent onrechtvaardigheden in de huidige samenleving
  • Beste manier om een ideale samenleving tot stand te brengen is door te erkennen op welke manieren die samenleving momenteel niet ideaal is
  • Moeten starten met aanpakken van onrechtvaardigheden en van daaruit weken naar verbeteringen
  • Praktische veranderingen ipv streven perfecte samenleving
  • Charles Mills en Iris Marion Young
20
Q

Deugdethiek

A
  • Ontwikkelt door Aristoteles
  • Focust op ontwikkelen van deugdzaam karakter om moreel te handelen
  • Moreel gedrag komt voort uit deugden
  • Toepassen van deugden vereist praktische wijsheid (phronesis)
  • Deugdzaam leven leidt tot eudaimonia
21
Q

Sterke punten deugdethiek

A
  • Minder formalistisch dan andere theorieën (niet regels/principes > meer flexibiliteit en rekening met specifieke situatie, focus op ontwikkeling moreel karakter = belangrijker dan volgen regels)
  • Brede moraal (niet alleen regels of principes; meer invulling van wat het goede is; meedere aspecten meegenomen zoals moed en bescheidenheid > hoe we moreel leven leiden > flexibel maar brede manier om te bepalen wat moreel is)
22
Q

Zwakke punten deugethiek

A
  • Te naief om denken dat deugdzaam leven altijd tot geluk leidt en het uiterste doel is
  • Deugdzaam handelen is afhankelijk van juiste opvoeding en opleiding (kan iemand met slechte opvoeding/omgeving moreel handelen? > deels geluk)
  • Culturele verschillen in wat als deugdzaam wordt beschouwd (euthanasie = respect vs. = moord > universele deugden moeilijk)
  • Moeilijk toe te passen in concrete ethische dilemma’s (welke deugden je moet ontwikkelen maar geen richtlijnen > deugdzame journalist altijd feiten onthullen of ook weten wanneer je moet zwijgen? > miss utilitarisme en deontologie nodig voor concrete antwoorden)
23
Q

Eudaimonia

A
  • Geluk of goede leven
  • Ultiem menselijk doel
  • Bereikt door deugdzaam leven (en zelfontplooiing)
  • Morele deugden volledig ontwikkeld en consistente toepassing
24
Q

Phronesis

A
  • Praktische wijsheid
  • Het vermogen om in specifieke situaties het juiste te doen (deugden toepassen)
  • Stelt ons in staat om juiste middenweg te kiezen en deugden toe te passen
25
Smalle moraal
* Ethische theorieën die zich richten op beperkt aantal vaak abstracte morele principes of regels * Geven richtlijnen om moreel te handelen, maar definieren niet wat het goede verder kan zijn * Voorbeelden: utilitarisme (moreel is wat voordeel oplevert) en deontologische ethiek (moreel is wat gewild kan worden als universele wet)
26
Brede moraal
* Meer omvattende benadering van ethiek * Niet alleen kijken naar regels of principes, maar naar bredere vraag hoe we goed of moreel leven leiden * Geven meer invulling aan wat het goede is (denk aan verschillende deugden) * Het is een flexibelere maar brede manier om te bepalen wat moreel goed is * Voorbeeld: deugdethiek
27
Zorgethiek
* Focus op interpersoonlijke relaties en zorg voor anderen * Plaatst vrouwelijke manieren van moreel handelen op de voorgrond zoals empathie en zorg voor naasten * Moreel handelen draait om vervullen van behoeften * Niet regels maar zorg als basis voor moraliteit * Gezien als vorm van deugdethiek
28
Sterke punten zorgethiek
* Geen vaste regels: houdt rekening met context (morele beslissingen vinden plaats binnen specifieke relaties en contexten > unieke behoeften en omstandigheden) * Belangeloos (handelen met zorg zonder iets terug te verwachten) * Voorkeursbehandeling toegestaan (rekening met interpersoonlijke relaties)
29
Zwakke punten zorgethiek
* flexibiliteit kan ook nadeel zijn (geen duidelijke richtlijnen > moeilijk om in complexe situatie moreel te handelen) * Associeert vrouwen met zorgen: stereotypes duwt mannen en vrouwen in bepaalde rollen (feit dat vrouwen meer verzorgende rol hebben wil niet zeggen dat ze meer zorgende moraal hebben > benadering van ethiek moet los worden gezien van gender, maar als een complementair aspect van menselijke moraliteit)
30
Perspectief Thomas Hobbes vs. Frans de Waal over ontstaan moraliteit
Thomas Hobbes * Geloofde dat moraliteit voortkomt uit de strijd om te bestaan en ethiek vooral van toepassing is op mensen en gemeenschap * Groei bevolking > onvoldoende bronnen en voedsel > competitie * Vanuit egoistiscche voorzichtigheid ontstonden er afspraken (sociaal contract) * Moraliteit werd gezien als iets wat mensen uit eigen belang nodig hadden om te overleven door samenwerken en voorkomen conflicten Frans de Waal * Moraliteit komt ook bij dieren voor * Heeft aangetoond dat eerlijkheid en atruisme ook bij dieren voorkomen * Stelt dat moraliteit voortkomt uit evolutie of al van nature aanwezig is (dus niet vanuit strijd) Conclusie * Hobbes ziet het als een sociaal contract dat ontstaat uit de noodzaak van overleving en dus niet per se uit de wens om anderen te helpen * Volgens de Waal is moraliteit evolutionair, zelfs bij dieren, zonder dat hierbij onderliggende egoïstische motivaties een rol spelen * Dit benadrukt dat moraliteit mogelijk zowel biologische als culturele elementen bevat