Hoc 1 Flashcards

(32 cards)

1
Q

Positivisme

A

natuurwetenschappelijke benadering: zoektocht naar universele wetten

Gebruikt bij fysica, chemie
=> experiment, universalisme, meten, reductionisme
=> statistische invloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kwantitatief oz is:

A

= vooral op zoek gaan naar gemiddelden
- objectief
- hard
- mechanisch
- nomothetisch (wetgevend)
- analytisch
- operationeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kwalitatief oz is:

A
  • subjectief
  • soft
  • rationeel
  • teleologisch
  • idiografisch
  • synoptisch (beknopt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

karakteristieken kwalitatief oz

A

1) Concern wit richness of description in the data
2) Concern with capturing de individual’s perspective
3) Rejection of positivism
4) Adherence tot he postmodern sensibity
5) Examination of the constraints of everyday life
6) Reality constructed by the individual
7) rich and deep data rather than hard and reliable data
8) relatively unstructured research strategies
9) researcher and researched relatively close
10) qualitative researchers tend to see themselves as insiders to what is being studied
11) About emerging theory and concepts not about hypothesis testing
12) ideographic - studies the individual as an individual

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mixed method design

A
  • triangulation design
  • explanatory design
  • exploratory design
  • emnedded design
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

introspectie - Wundt

A
  • Exploratie gevoelens, observaties, interpretaties, ideeën
    ▪ Resultaten onderzoek relateren aan deze exploratie (gevoelens, observatie,
    interpretaties)
  • Om biases te vermijden draaiboek gebruiken
    ▪ Trained observations labo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

logisch positivisme

A
  • Observatie en logisch redeneren in zoektocht naar universele wetten
    ▪ Verificatie van hypotheses
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sociale psychologie

A
  • Focust op problemen in sociale realiteit
  • Sociale gebeurtenissen en menselijk gedrag vinden plaats binnen een context
  • Focust niet op bewijsvoering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

constructionisme

A

mentale modellen om wereld te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kwantitatief onderzoek is dominant uit noodzaak/als logisch gevolg:

A

▪ Tijdperk van technologische ontwikkelingen en ontdekkingen in
natuurwetenschappen

▪ Loskomen van het fenomeen (natuurwetenschappen) kan in psychologie enkel door artificiële oplossingen

▪ Introspectie bij natuurwetenschapper niet nodig als correct geobserveerd wordt

▪ Grondhouding gebaseerd op natuurwetenschappelijke benadering + kwantificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kwalitatief interview moet:

A
  • Moet voldoen aan wetenschappelijke eisen
  • Moet rekening houden met ethische grondbeginselen
  • Moet theorie genereren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Twee types ethische comités

A

Twee types ethische comités:

  • Paramedisch comité (misbruik tegengaan)
  • Ethisch comité van humane wetenschappen (onderzoeken in niet- medische sector)→ je bent gerust dat onderzoek ethisch is & er is een verzekering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer gebruik je kwalitatieve interviews?

A

o Overtuigt van kwalitatief interview

o In kader van het beantwoorden van de onderzoeksvraag

o Individuele standpunten/ verschillende perspectieven

o Noodzaak aan flexibiliteit

o Ter exploratie van een fenomeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

outsider

A

o Afstand
o Specifieke training (bv. als je interviews wil doen in de gevangenis)
o Geen persoonlijke focus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

insider

A

o Unieke expert (veel kennis over organisatie)
o Vertrouwen, empathie
o Interpretatie wordt mogelijks bedreigd
o Gevaar: persoonlijke focus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

introductie tijdens een interview

A
  • Elkaar leren kennen
  • Sfeer creëren
  • Tijd nemen om op gang te komen
  • Doelstelling en tijdsduur
17
Q

Wat kwalitatieve interviewer doet

A

▪ Bepaalt focus, samen met geïnterviewde
▪ Actief luisteren

▪ Weinig praten

▪ Niet onderbreken
▪ Stiltes toelaten
▪ Loskomen van topiclijst

▪ Loskomen van formulering

▪ Oogcontact

▪ Geïnterviewde centraal en niet het onderzoek

18
Q

analyse van interviews

A

o Grounded theory
o Thematische analyse
o Phenomenologische analyse
o Narratieve analyse

19
Q

historisch kwantitatieve basis

A

1) positivisme
2) Explansie door klinische psych
3) Er is tekort aan kritische massa in het verleden
4) psychologie enkel aan universiteiten

20
Q

Conceptualisering van wetenschap vanuit
psychologie

A
  • Objecten in de natuurlijke omgeving zijn objectief en reëel en bestaan onafhankelijk van mensen
  • Wetenschappelijke kennis wordt bepaald door actuele karakteristieken van de fysische wereld
  • Wetenschap: toolbox van methodes en procedures = testen moeten op bepaalde manieren worden uitgevoerd
    en robuust zijn
  • Wetenschap: individuele en
    mentale/cognitieve activiteit
21
Q

Wetenschap als sociaal construct =
constructionistisch denken

A
  • Mensen kunnen de echte wereld nooit direct observeren, enkel interpretatie (er zit een persoonlijke filter op)
  • Mensen krijgen wereldbeeld dat wordt opgelegd door wetenschap (vb. De ene
    dag is alcohol volgens wetenschap super slecht en daarna wordt weer iets
    gevonden waardoor het goed kan zijn)
  • Mensen vertonen weinig consensus over methodes en procedures
  • Mensen handelen collectief en sociaal = je kan individu niet loskoppelen uit
    context, dus die meenemen
22
Q

Lived experiences

A

Wat betekent het om een bepaalde diagnose te krijgen en daarmee te leven?

23
Q

paradigmashift

A
  • radicale verandering
  • Eigenlijk is er geen echte paradigmashift geweest; maar gaat het om het ontluiken van kwalitatief onderzoek & een co-existentie van beide benaderingen (het een of het ander kan)
24
Q

triangulation design

A
  • kwantitatief + kwalitatief oz
  • mixing
  • interpretatie

= kwalitatief en kwantitatief onderzoek allebei uitvoeren en dan op het
einde beide resultaten interpreteren.

25
explanatory design
kwantiatief -> mixing -> kwalitatief -> interpretatie = we doen een enquête (een kwantitatieve) en i.f.v. die resultaten gaan we een kwalitatieve verdieping doen.
26
Exploratory design
kwalitatief -> Mixing -> kwantitatief -> interpretatie = omgekeerde richting als bij B = hier doen we eerst kwalitatief & dan kwantitatief → dan gaat kwalitatief luik je kwantitatief luik beïnvloeden.
27
Embedded design
kwalitatief in het kwantatief oz -> mixing -> interpretatie = zowel kwalitatief en kwantitatief onderzoek vinden tegelijkertijd plaats → je verzamelt in bepaald milieu kwantitatieve data, maar tegelijk ook kwalitatief.
28
breuklijnen mainstraim psychologie
➢ Objectieve versus subjectieve wetenschap ➢ Harde versus zachte wetenschap
28
Participant observation
binnen een bepaalde context je onderzoek doen = vb: op je stageplaats je onderzoek doen
29
Etnografie
Mensen die lange tijd in een stam verblijven om die te observeren = onderdompeling onderzoeker op het terrein en voor langere periode
30
Grounded theory
Benadering in kwalitatief onderzoek waarbij we uit de data vertrekken
31
Robuust onderbouwen van onderzoek = op statistische manier:
o Hypothesetesten o Factoranalyse o Significantietesten o Correlaties o Experimentele design