Histologische technieken Flashcards

Histologische technieken

1
Q

Wat is het doel van histologische technieken?

A

Weefsels en organen observeerbaar maken voor LM of EM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de bewerkingsstappen van weefsels?

A
  1. fixeren
  2. inbedden
  3. snijden
  4. kleuren of contrasteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

STAP 1: FIXEREN: wat is het doel

A
  1. bewaren van weefsels met behoud van oorspronkelijke structuur (EWdenaturatie)
  2. permeabiliseren van celmembraan
  3. harder en poreuzer maken van weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

STAP 1: FIXEREN: methoden

A
  1. chemische fixatie (perfusie of immersie)
  2. koude fictie (invriezen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

STAP 2: INBEDDEN: doel

A

Doel: gefixeerd materiaal ontwikkelen en doordringen met inbedmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

STAP 2: INBEDDEN: kenmerken inbedmiddel

A

Kenmerken:
1. substantie die in vloeibare vorm in weefsel indringt
2. substantie die na indringing hard wordt
3. materiaal snijdbaar in coupes
Voorbeelden: paraffine, harsen, plastics

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

STAP 2: INBEDDEN: probleem

A

Inbedmiddelen hydrofoob, weefsel veel water
-> weefsel eerst ontwateren in alcoholbaden
-> clearing in tolueen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

STAP 3: SNIJDEN

A

Doel: snijden van weefselblokje in zo dun mogelijke coupes
paraffine: microtoom met stalen mes
-> doorlaatbaar voor licht, geschikt voor LM
harsen, plastics: microtoom met glazen mes of diamantmes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

STAP 4: KLEUREN (LM)
Welke kleuringen zijn er? + doel

A
  • Haematoxyline-eosinekleuring (HE): doel: aankleuren van zure en basische bestanddelen
  • PAS-kleuring (period acid Schiff): doel: aantonen van polysacchariden
  • Feulgen-kleuring: doel: aantonen van DNA
  • Enzymhistochemie: doel: visualiseren van enzymale activiteit
  • Autoradiografie: doel: visualiseren van metabole activiteit
  • Immunohistochemie (IH): doel: visualiseren van specifieke moleculen via antigen-antilichaambinding
  • In situ hybridisatie (ISH): doel: visualiseren van specifieke nucleotidenvolgorden in DNA en RNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit HE kleuring

A
  • pH heel bepalend (belang iso-elektrisch punt (IEP))
  • haematoxyline (kationische, basische kleurstof) kleurt zure bestanddelen blauw (=basofiel)
  • eosine (anionische, zure kleurstof) kleurt basische bestanddelen roos (=eosinofiel)
  • kleurstoffen bestaan uit chromofoor (= eigenlijke kleurdrager) en autochroom (maakt kleurstof wateroplosbaar en bindt chromofoor aan weefsel)
  • niet beste keuze bij koolhydraten/sacchariden en lipiden/vetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

leg uit metachromasie

A

weefselstructuren kleuren rood/paars ipv blauw
-> door vorming dimeren tussen kleurstofmoleculen
in weefsels met hoge densiteit aan zure groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarom HE-kleuring niet best bij visualiseren koolhydraten/sacchariden?

A
  • vaak gebonden aan andere soorten moleculen
  • meestal slecht kleurbaar met HE
  • metachromatisch kleuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom HE-kleuring niet best bij visualiseren van lipiden/vetten?

A
  • vetten lossen op in alcohol => je verliest ze tijdens weefselbewerking
  • neutrale vetten kleuren met vetoplosbare kleurstoffen
  • gebruik OsO4 bij EM: bindt aan vetzuurketens => visualiseerbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

PAS-kleuring

A

= period acid-schiff
aantonen van polysacchariden
Principe: glycolgroepen => aldehydegroepen door oxidatie door perjoodzuur
aldehydegroepen reageren met kleurloos Schiff-reagens
=> paarsrode kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Feulgen-kleuring

A

aantonen van DNA
Principe: hydrolyse van DNA door zoutzuur => purinebasen komen vrij van desoxyribose
=> ontstaan aldehydegroepen op desoxyribose
aldehydegroepen reageren met Schiff-reagens
=> paarsrode kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Enzymhistochemie

A

Visualiseren van enzymale activiteit
Toevoegen van specifiek substraat
Vorming van waarneembare neerslag (weinig lichtdoorlaatbaar)

17
Q

Autoradiografie

A

Visualiseren van metabole activiteit
Toevoegen van radioactief gemerkte precursor
Coupes in contact brengen met fotografische emulsie

18
Q

Immunohistochemie (IH)

A

visualiseren van specifieke moleculen via antigen-antilichaam-bidning
adv antilichaam voorzien van een merker voor LM, FM, EM
Vaak fluorescerende merkers (fluorochromen)

19
Q

In situ hybridisatie (ISH)

A

Visualiseren van specifieke nucleotidenvolgorde in DNA en RNA
adhv DNA/RNA-probes voorzien van een merker
Vaak fluorescerende merkers (fluorochromen)

20
Q

STAP 4: CONTRASTEREN (EM)

A

Doel: visualisatie van cellen, celbestanddelen en extracellulair materiaal in weefsel, anders kleurcontrast in coupes laag
Via magneetspoelen weefsel bestralen met elektronenbundel

21
Q

Elektronenbundel?

A

Versnelde elektronen met één golflengte (veel korter dan zichtbaar licht, geen kleuren)

22
Q

Elektronenverstrooiing door weefsel

A

elektronen doorgelaten => zwarting op negatief
elektronen niet doorgelaten => zwarting op positief
Probleem: weefsel toont weinig densiteitsverschillen
=> verhogen = contrasteren
toevoegen van zware metalen => toename contrast

23
Q

Lichtmicroscopie

A

lichtbron = zichtbaar licht
beeldvorming door glazen lenzen, op het oog
contrasteren via kleurstoffen
vergroting: oculair maal objectief
scheidend vermogen/resolutievermogen (RV)

24
Q

Soorten lichtmicroscopie

A
  • Helderveld
  • Fasecontrast
  • Interferentiecontrast
  • Fluorescentiemicroscopie
  • Confocal microscopie
25
Q

Scheidend vermogen/resolutievermogen (RV)

A

= afstand tussen 2 dicht naast elkaar gelegen punten die door het toestel worden onderscheiden
RV = 0,61*golflengte/NA
golflengte = 550 nm

26
Q

Elektronenmicroscopie (EM)

A

Elektronenbundel met korte golflengte
Beeldvorming door magneetspoelen, indirect via fluorescerend scherm, fotografische plaat of digitale camera
Contrasteren met zware metalen
vergroting tot > 100 000x

27
Q

Soorten EM

A

TEM (transmission EM)
SEM (scanning EM)

28
Q

RV EM

A

= 0,61*golflente/NA
golflengte = 1,22/sqrt(hoogspanning)

29
Q

Virtuele microscopie

A

Microscopische preparaten automatisch ingescand in totaliteit op grote vergroting (40x)
beelden bekijken op computer
je kan
- navigeren
- inzoomen/uitzoomen