Hfst Java Logo Flashcards

1
Q

Java compiler=

A

Wordt omgezet in bytecode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Public class applet=

A

Het woord public geeft aan dat de klasse van buitenaf kan worden gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Extends tekenapplet=

A

Je bouwt in feite door op applet: tekenapplet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Import logotekenapp*

A

Om de klasse tekenapplet te gebruiken moet die voor het programma toegankelijk worden gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Public class applet1 extends tekenapplet

A

Is de header van de klasse. De rest is de body

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Public void tekenprogramma()

A

Allenopdr zijn gebundeld in groepjes. Dit heen een methode. Dit kun je zien door de 2 haakjes()

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Public void betekend

A

Void= de methode doet iets zonder uitvoer

Void tekenprogramma() is de header

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kleuren gebruiken

A

PenAan (r,g,b)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fouten in de syntax

A

Soort van taalfouten. Zoals ; vergeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fouten in de semantiek

A

Zondigen tegen de betekenis van codewoorden. Bv: je gebruikt een tekenopdr buiten de methode tekenprogramma()

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Logische fouten

A

Als er iets anders uitkomt dan wat je wil. Zoals je wilt 2 vierkanten maar hij tekent er maar 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Debuggen

A

Het opsporen en verbeteren van semantische en logische fouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Om een applet zichtbaar te maken op een website zijn 2 dingen nodig:

A
  • een html bestand met een verwijzing naar een class file

- de class file van de applet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een variabele declareren

A

Double hoogte en double breedte. Je moet ook het type variabele aangeven.

Double= een kommagetal
Int= een heel getal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lokale variabele:

A

Alleen te gebruiken in die methode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Globale variabele

A

Beschikbaar voor de hele klasse

17
Q

Voor tekenopdr gebruik je de variabele

A

Double

18
Q

Voor kleuropdr gebruik je de variabele

A

Int

19
Q

String=

A

Er zijn ook tekenopdr waarbij de naam bij een variabele gebruikt wordt. Bb: penaan (“rood”). De aanhalingstekens zijn ervoor dat de compiler weet dat het een string is

20
Q

Verschillen tussen primitieve variabelen (double,int) en complexe variabelen (invoer zijde, string)

A

Variabelen waarvan het type in een klasse is beschreven is een object.

21
Q

Deeltaken

A

Methode begint met void ruit()

22
Q

Parameter

A
Void vierkant (double z)
In de header wordt z gedecladeerd op de plaats waar de parameter staat in de methode aanroep
23
Q

Herhalingen

A

For(int i=0 ; i<4 ; i++)

Er wordt een getal met naam i gemaakt en dat krijgt als waarde 0 (int i=0)

Zolang i kleiner is dan 4, worden de opdr tussen de accolades uitgevoerd

De opdr i++ betekent i=i+1 oftewel: i wordt 1 groter gemaakt. Het getal i werkt dus als een soort teller en stopt bij 4)

24
Q

Commentaar in javalogo

A

1 regel commentaar: begint met //.

Blok commentaar: begint met /* en wordt afgesloten met */.

25
Q

Gebeurtenisgestuurde programma=

A

Het programma wacht op een gebeurtenis: het wacht tot de gebruiker iets doet. Zoals het klikken van een knop

26
Q

Invoervariabele

A

Hiermee kun je bepalen hoe groot het figuur is

27
Q

Keuze opdr

A
  1. If(voorwaarde

2. If….else