Hfst 3: rationalisme, empirisme en idealisme Flashcards
1
Q
Het rationalisme
A
- 17de - 18de eeuw: verlichting
- de waarheid is te vinden door ons verstand
- Descartes, Spinoza, Leibniz, Wolff
2
Q
Het empirisme
A
- de waarheid is te vinden door zintuiglijke waarnemingen
- Locke, Berkeley, Hume
3
Q
Het idealisme
A
- ontstaan in Duitsland ttv Duitse rijk waar niet veel aan de gang was ( buitenland)
- de filosofie die de idee voorrang geeft om tot inzicht te komen
- op kennistheoretisch vlak: de idee boven het zijn
- op ethisch vlak: het idealisme stelt vanuit het altruïsme idealen als norm ipv zich te baseren op de feitelijkheid als uitzicht bij handelen
4
Q
Het materialisme
A
- tegenhanger idealisme
- filosofie die aan de materie voorrang toekent om tot inzicht te komen
5
Q
René Descartes
A
- 17de eeuw
- bouwt filosofisch systeem vanuit de grond op, grondlegger moderne filosofie
- “Méditations”: methodische twijfel: ik denk dus ik ben (hier houd de twijfel op)
- > des idées clair et distinct (bestaan v god, bestaan vd materiële wereld, het denken!)
6
Q
Gottfried Welhelm Leibniz
A
- 17de eeuw
- God is de grote uurwerkmaker: hij stemt ons lichaam af op onze geest zodat wij de indruk krijgen dat dit een direct verband is
7
Q
John Locke
A
- 17de eeuw
- “Essay concerning human understanding”: empirische kennisleer (ongeschreven blad, vertrekken vanuit zintuiglijke waarnemingen) -> sensation en reflection
- sensation: primaire en secundaire eig
8
Q
George Berkeley
A
- 17de - 18de eeuw
- verwerping vd materiële wereld
- > waarnemingen zijn echt en enkel secundaire eig behoren tot de waarneming
- > omdat we iets in ons bewustzijn waarnemen is niet het bewijs dat iets buiten ons bewustzijn deze waarneming veroorzaakt
9
Q
David Hume
A
- 18de eeuw
- “Treatise of human nature”: moraalfilosofie: gelijke verdeling v macht is voorwaarde voor rechtvaardigheid
- kennisleer: indrukken veroorzaken ideeën, door verbinding v deze ideeën vergroten we onze kennis (uitgegaan v zintuiglijke ervaringen!)
- > bv categorieën oorzaak en gevolg
10
Q
Immanuel Kant
A
- 18de eeuw
- “Kritik der reinen Vernunft” (Kant 1): bespreekt een oplossing voor de problemen van rationalisme vs empirisme
- “Kritik der praktischen Vernunft” (Kant 2): moraalfilosofie: morele bewijs van bestaan v God
(ZIE P 53 - 54)
11
Q
Hegel
A
- 18de - 19de eeuw
- logos, natuurfilosofie, filosofie van de geest
- subjectieve en objectieve geest
=> komen samen in de moderne staat - optimisme
12
Q
methodische twijfel =
A
de twijfel als methode, als weg om tot de waarheid te komen (Descartes)
13
Q
agnosticisme =
A
overtuiging dat je niet kunt weten of bewijzen dat God of andere bovennatuurlijke verschijnselen bestaan (Kant)