hfs 8 Flashcards

1
Q

3 fases seksuele opwinding

A

1) opwinding
2) orgasme
3) resolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vasocongestie

A

wanneer er veel bloed naar een gebied stroomt als gevolg van verwijding van de bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

myotonie

A

wanneer de spieren samentrekken in het hele lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opwindings fase

A

erectie treedt op wanneer stikstofmonoxide afgeven aan hun synaptische uiteinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

plateau fase

A

opwinding bij de man, aan het einde vind emissie plaats (ejaculatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

orgasme

A

ritmisch samentrekken van de bekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ejaculatory inevitability

A

sensatie dat de ejaculatie gaat beginnen en niet gestopt kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

clitoraal orgasme

A

fysiologisch gezien enig soort mogelijke orgasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

resolutie

A

laatste fase, gevoel diepe ontspanning en alles gaat weer terug naar vanouds, meeste mannen komen in refractaire periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

refractaire periode

A

kunnen niet meer opgewonden raken en tweede ejaculatie/orgasme is hierin onmogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kritiek Masters & Johnson model

A
  • linear model
  • negeert cognitieve en subjectieve aspecten
  • intimiteit wordt genegeerd als een stimulus voor het activeren van de cyclus, terwijl die wel een rol speelt
  • onderzoek heeft iedereen uitgesloten wiens patroon geen orgasme bevatten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

driefase model van seksuele respons (kapla)

A

1) seksuele opwinding
2) excitement fase
3) orgasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

seksuele opwinding

A

cognitieve component; zin hebben in seks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

excitement fase

A

vasocongestie genitalien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

orgamse

A

spiersamentrekkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bancroft’s dual control model

A

seksuele respons wordt gecontroleerd door 2 processen
1) seksuele excitatie
2) seksuele inhibitie

17
Q

seksuele excitatie

A

reageren met opwinding op seksuele stimuli

18
Q

seksuele inhibitie

A

remmen van seksuele opwinding

19
Q

ruggenmerg reflex 3 basiscomponenten

A

1) receptoren
2) transmitters
3) effectors

20
Q

3 grootste problemen ejaculatie

A
  • retrograde ejaculatie
  • vroegtijdig ejaculatie
  • male orgasmic disorder
21
Q

retrograde ejaculatie

A

wanneer het ejaculaat in de blaas komt in plaats van het lichaam verlaat

22
Q

activiteit hersendelen man

A
  • nucleus accumbus
  • amygdala
  • anterior cingulate cortex
  • hypothalamus
23
Q

testosteron

A

activerend effect op libido

24
Q

hypogonadisme

A

lage levels van testosteron

25
Q

verschillen seks man

A
  • seks meer belang
  • genitaal genot
  • orgasme
  • penetratie
  • meer assertief
26
Q

verschillen seks vrouw

A
  • relatie meer van belang
  • contact
  • sensualiteit
  • meer onderdanig
  • meer gevoelig voor partner
  • meer schuldgevoel
27
Q

feromonen

A

biochemicalien die belangrijk zijn bij de seksuele communicatie in dieren

28
Q

menstrual synchrony

A

neiging van vrouwen die nauw in contact staan met elkaar om na een paar maanden een gelijke start van hun menstruale cyclus te krijgen