hfdst 12 Flashcards

1
Q

Robert K. Merton

4 basisprincipes van wetenschap

A
  • universalisme
  • belangeloosheid
  • gemeenschappelijkheid
  • georganiseerd scepticisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

universalisme

A

het doet er niet toe wie kennis aanbrengt

–> het gaat niet over de persoon, maar over de kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

belangeloosheid

A

belangen en vooroordelen spelen geen rol van betekenis

–> vooroordelen zouden niet mogen het gaat om kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gemeenschappelijkheid

A

kennis wordt gedeeld, wetenschappers zoeken samen naar de waarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

georganiseerd scepticisme

A

alles wordt in vraag gesteld, er zijn geen autoriteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

H-factor

A

: uw status en kans om bevorderingen, vast benoemd te worden wordt bepaald door uw aantal publicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Karen Ruggiero & David Marx

A

David ontdekte dat Karen met gegevens knoeide ( speelt als klokkenluider )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diederik Stapel & David Marx

A

zie altijd tegen studenten je moet je daar niet mee bezig houden ik heb nog contacten met de juiste gegevens –> vervalst

David 2x de dupe van fraude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bekende wetenschappers die gesjoemeld hebben

A
galilei
Newton
Mendel
Bernoulli
Dalton
Milikan
Hewish
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Paper kan ook teruggetrokken worden door een eerlijke vergissing

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

voornamelijk mannen die frauderen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoeveel onderzoekers verzinnen hun gegevens?

A

2% onderzoekers bekent ooit data te hebben gefabriceerd

grootste probleem in de biomedische wetenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wordt fraude ontdekt door peer review?

A

slechts 4/40 gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wordt fraude ontdekt door replicatie?

A

slechts 1/40

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt fraude meestal ontdekt?

A

klokkenluiders (21)

–> collega-onderzoekers die rechtstreeks informatie hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

laakbare onderzoekspraktijken

A

Mensen die niet echt valsspelen, maar niet echt zuiver zijn

vb overlooking others’ use of flawed data

  • withhold details or results in papers or proposals
  • dropping observations or data
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bystander effect

A

een groep mensen toekijkt bij een noodsituatie maar waarbij er niemand in actie komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

data peeking

A

je oefent je proef al uit op een daal vd pp als die resultaten significant zijn stop je. In dien van niet die je het bij nog meer pp –> niet volgens de regels van het spel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

slechts 36% vd onderzoeken repliceerbaar

A
20
Q

het effect van uitbijters

A

pwaarde: de kans dat je iets als significant verklaard terwijl het niet zo is, zelf te berekenen door de vrijheidsgraden en de toetsinggrootheid

21
Q

evidentie voor bedenkelijke onderzoekspraktijken

–> studie van Edward Vul, Christine Harris, …

A

r= .96 –> kan eig maar max 0.70/0.80 zijn

22
Q

correlatie is nooit > 1

r(A,B) = r(observerd A, observerdB )/ vierkantwordel( reliability A X reab B )

A

betrouwbaarheid van persoonlijkheids en emotiemetingen niet hoger dan 0.80

betrouwbaarheid van fMRI-meting niet hogers dan 0.70

eigenlijk kan een geobserveerde correlatie niet hoger van 0.74 zijn
–> VKW 0.80 X 0.70 > = VKW 0.
56 = 0.74

23
Q

geneeskunde: hvl studies repliceerbaar ?

A

20-25%

24
Q

prison dilemma: situatie waarin de individuale beslissingnemers hebben de keuze
1

A
25
Q

experiment van Milgran
Hoe komen tot hun eerste kleine overtreding?
–> theorie oneerlijkheid

A

2 processe, die elkaar in evenwicht houden . Aan de ene kant is het streven naar het maximaliseren van ons eigen voordeel in stand te houden,

26
Q

sociale dilemma’s
exp pp kiezen eenmalig
groen = 2$
blauw = 6$ en -2$ voor elk per blauwe keuze

A
27
Q

sociale dilemma

A

beste keuze voor het individu is tegengesteld aan de beste keuze voor de groep als geheel

28
Q

paradigma van onderlinge afhankelijkheid

grafiek blauwe lijn boven groene lijn

A

situatie 8 pers

groen = 2.5 
blauw = 12  -1.5 boete voor elke per blauwe keuze 

de blauwe lijn ligt altijd boven de groene

aller voordeligst : als iedereen voor groen kiest

29
Q

vb sociaal dilemma

A

opwarming vd aarde: als de rest nu minder vlees zou eten

file: als de andere allemaal OV zou nemen dan is dat ‘goed’

30
Q

wetenschappelijke integriteit:

A

als ik ene beetje zeur zal dat niet veel invloed hebben

31
Q

vooringenomenheid

A

een oordeel klaar hebben al voordat men de feiten onder ogen neemt

32
Q

voorbeeld vooringenomenheid
Rom Houben
“my second birth: discovering life in vegetative patients”

A

auto ongeluk: leeft in een vegetatieve toestand (lockinsyndroom) verlamd, maar ziet en hoort alles

medewerkster manier ‘gevonden’ om met hem de communiceren–> pakt hand vast en voelt aan hand welke vinger hij wilt intoetsen

maar eigenlijk bedacht zij de antwoorden van hem ontdekt door psycholoog (vroeg aan hem een vraag zonder madam erbij)

33
Q

Clever Hans: het paard dat kon tellen

A

iedereen dacht dat die kon tellen
eigenlijk was paar zeer goede observeerder: op moment dat het paard moest stoppen met tellen veranderde de trainer van houding

34
Q

vooringenomenheid bestudeerd

–> rosenthalexperiment

A
  • “slimme” en “domme” ratten
  • doolhof doorlopen

–> eigenlijk was er maar 1 soort rat. Doctoraatsstudenten konden zich niet misdragen wnt altijd laborante bij de controleerde
ratten die zich gedroegen naargelang hun verwachtingen werden beter beloond –> hierdoor leek er toch een verschil in slimheid van ratten

35
Q

ander experiment van Rosenthal

beoordelen hoe succesvol iem adv foto’s

A

zelfde fotos gegeven aan de 2 groepen
groep 1: ‘dit zijn mensen uit de succes wereld’
groep 2: onsuccesvol

–> resultaat significant naargelang hypothese

36
Q

vooringenomenheid

exp: academische spurters

A

zeiden uitkomsten aan de leerkrachten ( eig 5 lukraak gekozen namen )

vooroordelen van leerkracht kan een effect hebben in het leerproces van leerlingen

37
Q

intelligentie en erfelijkheid

Samuel Morton

A

(speelt zich af voor Darwin, dus nog een evolutie theorie)

grote collectie schedels
–> inhoud meten van schedels, man > vrouw dus intelligenter
blank> donker dus intelligenter

foutieve berekening: corrigeerde niet volgens lichaamsbouw

38
Q

Paul Pierre Broca

A

hersenen wegen:
man > vrouw
Superieur > inferieur

Duits > Frans : Maar duitser zijn groter dus moet corrigeren en daardoor verschil niet weg
corrigeerde wel niet voor man en vrouw en verschillende rassen

39
Q

ALFRED BINET
ontevreden met BROCA’S theorie
test om zwakzinnige lln op te sporen

THEODORE SIMON
1911: van puntenschaal naar leeftijdsschaal –> mentale leeftijd

A

Test zwakzinnigheid bij kinderen
Kritiek op Broca: zwaardere hersenen werken niet
–> intelligentie test maken
30 vragen met een stijgend moeilijkheidsgraad

40
Q

3 Basis principes van BINET

A
  1. Score is GEEN weerspiegeling van een permanente en unitaire capaciteit.
  2. Score meet NIET de cognitieve capaciteit van normale kinderen
  3. Lage score impliceert NIET aangeboren gebrek aan intelligentie
41
Q

GODDARD

intelligentietest VS

A

vertaalde de Binet-Simon in het Engels

  1. Mentale deficiëntieschaal meet reële intelligentie ( schending principe 1 & 2 )
  2. intelligentie is erfelijk en stabiel ( schending principe 3 )

klassenstructuur = gerechtvaardigd
–> erfelijk dom dus investeren in scholen voor hen is niet nodig
zwakzinnigen best geen nageslacht

42
Q

LEWIS TERMAN

A
  • verfijning GODDARDS test
  • kinderen 3-16j
  • model voor latere intelligentietests
  • IQ = (mentale leeftijd/ kalenderleeftijd) x 100
  • 1937 test voor volwassenen
  • voorstander zuivering blanke ras

grote deel eigenlijk allemaal racisten

43
Q

ROBERT YERKES

A
  • 2 mioe rekruten getest in WOI
  • gemid blanke amerikaan IQ = 13j
  • EU immigranten gerangschikt:
    Scandinavie > Z-EU en
    Slavischelanden
  • polen 10,7j, italieanen 11j, zwarten 10.4j

Arische ras bovenaan
Mensen langer geimmigreerd in VS zouden hoger IQ hebben

44
Q

SIR CYRIL BURT
(1e geridderde psycholoog
thorndikeprijs)

Genetische basis van intelligentie

A
  • geen verschil tss rassen
  • geen (genetische) verschillen tss geslachten
  • wel verschil tussen klassen
  • 11+ examen: resultaat bepaalde of ze onderwijs v/e hoge of lage kwaliteit verdienden
  • -> investeren in public school is zinloos
  • verschillen in intelligentie voor 80% verklaard door erfelijkheid
  • eeneiige tweelingen gescheiden opgevoed –> erfelijk materiaal, verschillende omgevingsinvloeden
45
Q

CYRIL BURT
experiment op tweelingen

LEON KAMIN

A

geen informatie over pp (leeftijd, geslacht)

correlaties zijn in alle 3 de situaties exact hetzelfde tot op 3 cijfers na de komma –> KAN NIET
ook controle conditie zelfde correlaties

==> nooit tweelingen onderzocht, heeft zelf zn eigen reviewen geschreven, boel sterk belazerd

46
Q

Binet en Simon ontwikkelden in Frankrijk de eerste intelligentietests. Voor de meting vertrokken zij van drie basisprincipes. Welk van onderstaande beweringen hoort niet bij die drie principes?

A) De score is geen weerspiegeling van een permanente capaciteit.
B) De score weerspiegelt niet de capaciteit van normale kinderen.
C) Een lage score impliceert niet een aangeboren gebrek aan intelligentie.
D) Een hoge score is niet te wijten aan erfelijke factoren.

A

D

47
Q

Cyril Burt beweerde dat er, wat intelligentie betreft
A) geen genetisch bepaalde verschillen zijn tussen mannen en vrouw en ook niet tussen de verschillende rassen.
B) wel genetisch bepaalde verschillen zijn tussen mannen en vrouw en ook tussen de verschillende rassen.
C) geen genetisch bepaalde verschillen zijn tussen mannen en vrouw maar wel tussen de verschillende rassen.
D) wel genetisch bepaalde verschillen zijn tussen mannen en vrouw maar niet tussen de verschillende rassen.

A

A