HFD 6: DNA-replicatie en Herstel Flashcards

1
Q

Replicatievorken

A

Worden gevormd wanneer nucleotieden uit elkaar worden getrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Initiator proteins

A

Eiwitten die vanaf het startcodon de twee strengen uit elkaar halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Okazaki fragmenten

A

Onstaan op de lagging strand (3’ naar 5’) doordat DNA polymerase maar een richting op kan gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lagging strand

A

DNA-streng dat discontinu gevormd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leading strand

A

DNA-streng die continu gevormd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Proofreading

A

Kan fouten herstellen die niet opgepakt zijn door DNA-polymerase. Proofreading bevindt zich ook op het DNA-polymerase, maar op een ander molecuul. Dit is de reden waarom DNA-polymerase maar een kant op kan werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Primase

A

Een RNA polymerase; fungeert als het startpunt (primer) zodat het DNA polymerase kan starten. Op de leading strand is dit eenmaal nodig, maar op de lagging strand wordt dit telkens herhaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Repair polymerase

A

Vervangt het RNA die geplaatst is door primase met DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

DNA ligase

A

Enzym die de fragmenten weer aan elkaar bindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

DNA helicases

A

Bevindt zich voor het DNA polymerase; maakt gebruik van ATP hydrolyse om de dubbele helix uit elkaar te duwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

DNA topoisomerases

A

Zorgen ervoor dat de spanning van de helix afvalt als deze uit elkaar getrokken wordt, zodat het mogelijk blijft om deze te ontwinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sliding clamp protein

A

Zorgt ervoor dat DNA polymerase aan het DNA template bevestigd blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Clamp loader

A

Eiwit die energie opwerkt voor de sliding clamp protein; hydrolyseert ATP voor iedere keer dat DNA polymerase voor het eerst ergens bevestigd moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Telomeren

A

Repetitieve reeksen van extra nucleotiden aan het einde van de DNA streng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Telomerase

A

Een enzym dat meerdere kopieën van deze zelfde reeksten nucleotide aan het einde bij kan maken; baseparen kunnen zo verloren gaan, maar worden de tekorten door telomerase weer aangevuld; markeert ook het einde van een DNA streng en fungeert het als controle mechanisme door onderscheid te maken tussen de natuurlijke einden en breuken in het DNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Algemeen DNA herstel

A
  1. Het beschadigde DNA wordt herkend en de foute nucleases worden verwijderd door een van de herstelmechanismen;
  2. Herstel van DNA polymerase bindt aan het 3’ eiwit en vult het gat wat ontstaan is op basis van informatie uit de andere, nog intacte, streng;
  3. DNA ligase maakt de breuk in de suiker-fosfaat backbone weer dicht.
17
Q

DNA mismatch repair systeem

A

Eiwitten die een verkeerd geplaatst eiwit verwijderen en het DNA opnieuw maakt. Deze eiwittenherkennen welke streng nieuw gevormd is, omdat deze nog niet gemethyleerd is, en zullen alleen deze nieuwe streng bewerken.

18
Q

Double-strand repair

A

Vindt plaats wanneer beide strengen van het DNA beschadigd zijn, aangezien reparatie dan niet meer gerepareerd kan worden op basis van de intacte streng. Beschadigingen in beide strengen kunnen ontstaan door bestraling, fouten in de replicatievork en chemische schade. Er zijn twee strategieën om dit te repareren: nonhomologous end joining en homologe recombinatie.

19
Q

Nonhomologous end joining

A

Gespecialiseerde enzymen die snel twee losse uiteinden weer aan elkaar plakken voordat ze uit elkaar gedreven zijn. Snel, maar niet foutloos; vaak raken nucleotiden verloren op de plaats waar ze weer aan elkaar geplakt worden.

20
Q

Homologe recombinatie

A

Als het DNA nog pas gerepliceerd is, is er nog een andere dubbele helix aanwezig die gekopieerd kan worden middels het enzym Rad52.
1. Het defecte deel wordt vergeleken met het correcte DNA en als de juiste plaats gevonden is kopieert DNA polymerase precies het deel wat kwijt is, met de andere DNA helix als template;
2. Dit deel wordt vervolgens gebonden aan de gebroken DNA streng;
Dit systeem is zeer effectief en nagenoeg foutloos.

21
Q

Mutatie

A

Permanente genetische verandering

22
Q

Germline mutatie

A

Mutatie die aanwezig is in het DNA van de ouders en dus in de stamcellen

23
Q

Somatische mutatie

A

Een mutatie dat zich plaats vindt in een cel tijdens het leven van het individu; niet van ouders geërfd.