HFD 5: DNA en chromosomen Flashcards
Nucleotiden
Adenine, Cytosine, Guanine, Thymine; zijn onderling gelinkt door covalente verbinden met suikers en fosfaten.
Chromatine
Chromatine is het complex van DNA en eiwitten in de celkern van eukaryotische cellen.
Homologe chromosomen
Chromosomen waarvan een maternaal is en de ander paternaal.
Geslachtschromosomen
X- en Y-chromosomen
Karyotype
Geordende afbeelding van de volledige set van 46 chromosomen.
Gen
Een deel van een streng DNA dat codeert voor één eiwit of RNA molecuul.
Genoom
Het geheel aan genetische informatie uit alle chromosomen
Nucleolus
Onderdeel van de celkern. De nucleolus vormt zich rond specifieke delen van het chromatine, namelijk het DNA dat voor ribosomaal RNA codeert, de zogenaamde rDNA-sequenties. De vorming van dit ribosomaal RNA en de assemblage ervan met r-eiwitten tot ribosomen is is de voornaamste functie van de nucleolus.
Telomeren
Bevinden zich aan het einde van ieder chromosoom. Ze bestaan uit herhaalde nucleotide sequenties en zijn essentieel voor de volledige replicatie van DNA, want soms worden een aantal van de laatste nucleotiden overgeslagen. Telomeren worden dus uiteindelijk steeds korter door de jaren heen.
Centromeer
Verantwoordelijk voor de scheiding van de gedupliceerde chromosomen in de M-fase.
Mitotische chromosomen
Opgerolde chromosomen; vindt plaats tijdens de M-fase
Histonen
Eiwit die het DNA helpt met opvouwen. Ze zijn sterk positief geladen en binden daarmee aan de negatief geladen ‘backbone’ (waterstofbindingen tussen de suiker- en fosfaatgroepen) van het DNA. Histonen zijn verantwoordelijk voor de vorming van nucleosomen.
Nucleosomen
Een nucleosoom is een complex van DNA en histonen dat de genexpressie regelt.
Chromatine remodelling complexes
Zorgen ervoor dat het DNA zich tijdelijk weer kan uitvouwen zodat er transcriptie plaats kan vinden. Dit wordt gedaan door het gebruik van energie van ATP hydrolyse, hierdoor kan de positie van het DNA om de nucleosomen veranderen.
Histonmodificerende enzymen
Deze enzymen kunnen de covalentie en daarmee de winding van het DNA veranderen. Hierdoor kunnen ook nieuwe bindingsplekken voor reguleren de eiwitten gevormd of juist weer verborgen worden.