HFD 3, 4: Energie, katalyse, biosynthese, eiwitstructuur en -functie Flashcards
Actiavted carrieres
Kleine moleculen die energie kunnen overdragen.
ATP; ADP
Meest gebruikte carrier, om ATP maken vindt er een fosforylatie reactie plaats op ADP, wat energie kost. Bij een hydrolyse reactie komt energie weer vrij en verandert ATP weer naar ADP
Fosforylatie
Het toevoegen van een fosfaat groep aan een molecuul. Wanneer een fosfaatgroep zich aan een aminozuur bevestigt, kan de structuur van een eiwit daardoor veranderen.
Hydrolyse
Loslating van de fosfaatgroep. ATP hydrolyse wordt vaak gebruikt om twee moleculen samen te voegen
NADH, FADH2
Electronen carriers
Denatureren
Eiwitten die hun vorm verliezen door bijvoorbeeld hitte; vaak kunnen ze zelfstandig weer terugvouwen
Chaperone eiwitten
Eiwitten die in cellen andere eiwitten helpen met vouwen.
Prion
Een verkeerd gevouwen eiwit
Aggregeren
Het samenvoegen (of opstapeling) van meerdere prions. Dit kan leiden tot ziekten zoals Alzheimers
Primaire structuur
Aminozuurvolgorde
Secundaire structuur
De ⍺-helixen en de β-sheets in een eiwit; ze krijgen hun vorm vanwege H-bruggen tussen de aminozuren. Elke Carbonylgroep vormt een H-brug met de aminogroep
Tertaire structuur
Alle andere bochten en vouwen die door de rest van de poly peptide ketting gevormd worden; ze krijgen hun structuur door interacties van de zijketens van de aminozuren
Quaternaire structuur
Deze ontstaat alleen als het eiwitmolecuul uit meerdere polypeptide kettingen ontstaan; ze krijgen hun structuur door de interacties tussen de polypeptide kettingen en de zijketens van de aminozuren
Eiwit domein
Een segment in de polypeptide ketting dat onafhankelijk tot een compacte stabiele structuur kan vouwen. Zo kan een eiwit gedeeltelijk uitvouwen zodra het ergens aan bindt, waardoor weer nieuwe mogelijkheden tot binding met andere structuren vrijkomen. Hoe groter het eiwit, hoe meer domeinen het waarschijnlijk bevat.
Proteases
Familie van eiwitten die andere eiwitten kunnen afbreken.