Het Resultaat H5-H7 Flashcards

1
Q

consumentenprijs

A

De verkoopprijs inclusief btw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kostprijs (kp)

A

De toegestane kosten per eenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

normale afzet

A

De verwachte gemiddelde afzet voor de komende jaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

periodekosten

A

constante kosten, ontstaan omdat een bepaalde periode verstrijkt en hangen niet direct samen met de afzet. Komen in zijn geheel ten laste van het resultaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opslagpercentage

A

Kan gebruikt worden om de toegestane constante kosten als onderdeel van de kostprijs te berekenen. De constante kosten worden dan uitgedrukt als percentage van de variabele kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

toegerekende kosten

A

de kosten die aan een bepaald goed of dienst worden toegerekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

toegerekende kosten per eenheid

A

de kosten die aan een eenheid (van een goed of dienst) worden toegerekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verkoopprijs

A

het bedrag waarvoor een product verhandeld wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

winstmarge

A

Het resultaat in procenten van de verkoopprijs.
= Winst of resultaat / vk *100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

winstopslag

A

Het resultaat in procenten van de kostprijs.
= Winst of resultaat / kp * 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Opslagmethode (kp)

A

(=> toegepast bij stukproductie & diensten, kosten per eenheid)
Kp = variabele kosten + opslag constante kosten (opslagpercentage)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

variabele kostprijs

A

(korte termijn => constante kosten worden BUITEN de kostprijs gehouden)
nadelen:
- belastingdienst wil NIET dat je voorraden tegen vk bijhoud
- verkoopprijs vaststellen is moeilijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Integrale kostprijs methode
(standaard kostprijs)

A

(=> Constante kosten worde WEL meegenomen)
Kp = C/N + V/B
C = TCK
V = TVK
N = Normale productie/afzet
B = Begrote/Verwachte productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verkoopresultaat

A

(excl BTW)
Voorcalculatorisch = (vp - kp) * verwachte afzet
nacalculatorisch = (vp - kp) * werkelijke afzet

kp = gebaseerd op gegevens die in werkelijkheid kunnen afwijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Resultaat

A

= verkoopresultaat (werkelijke afzet * (werkelijke vk - kp)) - budgetresultaat (toegestane kosten - werkelijke kosten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

budgetresultaat

A

= toegestane kosten - werkelijke kosten
(toegestane kosten zijn gebaseert op kp => toch doorberekend aan klant)

17
Q

toegestane kosten

A

= kp * werkelijke afzet

18
Q

werkelijke kosten

A

= werkelijke kosten per stuk * werkelijke afzet

19
Q

Wat moet je bij de toets doen bij een resultaat?

A

Noemen of het een nadelig of voordelig resultaat is

20
Q

Waar is het budgetresultaat in te verdelen?

A
  • Prijsresultaat op CK
  • Bezettingsresultaat
  • Prijsresultaat op VK
  • Efficiency resultaat op VK
21
Q

CK per eenheid

A

C/N

22
Q

Werkkapitaal

A

= VLA - kortlopende schulden

23
Q

Prijsresultaat op CK

A

= Cb - Cw

24
Q

Bezettingsresultaat

A

Voorcalculatorisch = (B - N) * C/N
Nacalculatorisch = (W (werkelijke productie) - N) * C/N

25
Q

Prijsresultaat op VK

A

= (Sp - Wp)* WH of = Sp* WH - Wp * WH

Sp = Standaard prijs
Wp = Werkelijke prijs
WH = Werkelijke hoeveelheid (grondstoffen gebruikt)

26
Q

Efficiency resultaat op VK

A

= (SH - WH) * Sp

27
Q

kritische succesfactoren

A

= activiteiten & processen die nodig zijn om de doelstellingen van een bedrijf te realiseren

28
Q

Voorbeelden kritische succesfactoren (7)

A
  • klantevredenheid
  • efficientie
  • weinig klachten
  • goede interne communicatie
  • innovatieve kracht
  • leveringstermijn
  • samenstelling van assortiment
29
Q

Kritische Prestatie Factor (KPI)

A

= Instrument om doelstellingen te meten en te monitoren.
Meet of doelstelling of kritische succesfactor gehaald is.

30
Q

Wat moet een Kritische Prestatie Factor (KPI) zijn?

A
  • meetbaar
  • SMART- geformuleerd
31
Q

Wat betekent het als iets SMART- geformuleerd is?

A
  • Specefiek
  • Meetbaar
  • Aanvaardbaar
  • Realistisch
  • Tijdgebonden
32
Q

Voorbeelden van Kritische Prestatie Factoren (KPI):

A
  • % van klachten
  • klantevredenheid
  • assortiment
  • winstgevendheid
  • % van foutive orders
  • leveringsnelheid
33
Q

balanced scorecard

A

een methode om de prestaties van een organisatie op uiteenlopend gebied te verbeteren door prestatie-indicatoren te definiëren en deze vervolgens te sturen.

34
Q

Maatschappelijke verslaggeving

A

is een middel om inzichtelijk te maken hoe een organisatie omgaat met haar stakeholders.

35
Q

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

A

ook wel duurzaam ondernemen of maatschappelijk ondernemen genoemd, is een vorm van ondernemen gericht op economische prestaties (profit), met respect voor de sociale kant (people), binnen de ecologische randvoorwaarden (planet).

36
Q

Niet-financiële informatie

A

bestaat uit alle kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de strategie, de bedrijfsvoering en de uitkomsten hiervan in de vorm van prestaties of effecten, zonder dat er sprake hoeft te zijn van een koppeling met een financieel registratiesysteem

37
Q

Social accounting

A

maatschappelijke verslaggeving.

38
Q

Stakeholder

A

belanghebbende, een partij waarmee je rekening dient te houden wanneer je een bedrijf runt.

39
Q

Strategische doelstelling

A

doelstelling van een onderneming op de lange termijn.