H5 De beoordeling van het gevoerde beleid Flashcards

1
Q

liquiditeit definitie + welke manieren om het te meten + hoe makkelijk te manipuleren

A

(=de mate waarin een onderneming in staat is om aan haar kortlopende verplichtingen te voldoen)
- Current Ratio (CR)
- Quick Ratio (QR)
- Werkkapitaal
Makkelijk te manipuleren door:
- Aankopen van activa over 31 december heen te tillen
- Aflossing lang vreemd vermogen uit te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

CR

A

(liquiditeit=Current Ratio)
=(VLA+LA)/(KVV)
norm ≥ 1,5
=> als de uitkomst groter/gelijk is aan 1,5, is de onderneming liquide
Momentopname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

QR

A

(liquiditeit=Quick Ratio)
=(VLA-voorraad+LA)/(KVV)
norm ≥ 1,0
=> als de uitkomst groter/gelijk is aan 1,0, is de onderneming liquide
Momentopname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Werkkapitaal

A

(liquiditeit)
=VLA+LA-KVV
norm ≻ 0
=> als de uitkomst positief is, is de onderneming liquide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Solvabiliteit

A

(=de mate waarin een onderneming, in geval van faillissement, al haar schulden kan betalen)
!!Beide noemen, zowel EV als VV!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

liquiditeitsbalans definitie + indeling

A

(=de geschatte verkoopopbrengst van bezittingen bij liquidatie)
Indeling activa:
1) vaste activa
=> omlooptijd langer dan 1 jaar
2) vlottende activa
=> omlooptijd korter dan 1 jaar en geen omlooptijd is geld
Indeling passiva
1) eigen vermogen
=> looptijd permanent
2) lang vreemd vermogen
=> looptijd langer dan 1 jaar
3) kort vreemd vermogen
=> looptijd korter dan 1 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

TV

A

=EV+VV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

“window dressing”

A

=net wat mooier laten lijken dat het is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Debt Ratio

A

=hoeveel van het TV bestaat uit schuld=VV/TV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rentabiliteit

A

(=wat het vermogen opleverd)
-REV
-IVV
-RTV
-REV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

REV

A

(=Rentabiliteit Eigen Vermogen)
=nettowinst (voor belasting)/GEV *100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

IVV

A

(=Intrestvoet Vreemd Vermogen)
=intresten VV/gemiddeld VV *100%
LET OP: wanneer er wordt afgelost etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

RTV

A

(=ECONOMISCHE RENTABILITEIT)
= (netto winst + intrestkosten VV)/GTV
= EBIT/GTV * 100%
= bedrijfsresultaat/GTV * 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

REV

A

(=Rentabiliteit Eigen Vermogen)
RTV + (RTV-IVV) * VV/EV = hefboomformule (wordt gegeven dus hoef je niet te kennen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

intrestmarge

A

=RTV - IVV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hefboomeffect

A

=(RTV - IVV) * VV/EV
(gegeven hoef je niet te kennen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Gunstig hefboomeffect

A

RTV vb > IVV
-> REV vb > RTV vb
->EV vervangen door VV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ongunstig hefboomeffect

A

RTV vb < IVV
-> REV vb < RTV vb
->VV vervangen door EV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hefboomfactor=1 als:

A

EV=VV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

DuPont-analyse

A

=RTV vb = (bedrijfsresultaat/omzet) * (omzet/GTV) * 100%
=(Nettowinst vb/omzet) *100% * (omzet/GTV) * (GTV/GEV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Nettowinstmarge

A

bedrijfsresultaat/omzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Omzetsnelheid van het vermogen

A

omzet/GTV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

EBIT

A

= netto winst + intrestkosten VV

24
Q

bedrijfsresultaat

A

= netto winst + intrestkosten VV

25
Q

cashflow

A

(=hoeveel geld er binnenkomt)
= nettowinst vb + afschrijving
= bruto dividend + inhouden winst + afschrijvingen

26
Q

EV nieuw (Eenmanszaak en VOF)

A

EV oud +nettowinst +privéstortingen - privéopnamens

27
Q

REV (Eenmanszaak en VOF)

A

(=Rentabiliteit Eigen Vermogen)
=(nettowinst - gewaardeerd loon - gederfde intrest)/ GEV *100%

28
Q

RTV (Eenmanszaak en VOF)

A

(=Rentabiliteit Totaal Vermogen)
=(nettowinst - gewaardeerd loon - gederfde intrest + intrestkosten VV)/ GTV * 100%

29
Q

Gederfde intrest

A

= intrest misgelopen door investeringen EV

30
Q

liquidatiefictie

A

=net doen alsof je een onderneming opheft terwijl de onderneming gewoon doordraait, om vast te kunnen stellen of de onderneming solvabel is

31
Q

brutomarge

A

(=bruto omzet resultaat)
= netto omzet - inkoopwaarde omzet of kostprijs omzet

32
Q

Handelsonderneming gaat het over

A

inkoopwaarde omzet

33
Q

Diensten- of productieonderneming gaat het over

A

kostprijs omzet = exclusief afschrijvings- en intrestkosten

34
Q

som der kosten

A

(= exclusief afschrijving- en intrestkosten) algemene beheerskosten + verkoopkosten

35
Q

resultaat voor aftrek intrest-, afschrijvingskosten en belasting

A

(=EBITDA)
= brutomarge - som der kosten

36
Q

bedrijfsresultaat voor aftrek intrestkosten en belasting

A

(=EBIT)
=resultaat voor aftrek intrest-, afschrijvingskosten en belasting - afschrijvingskosten

37
Q

nettowinst voor belasting

A

(=EBT)
= bedrijfsresultaat voor aftrek intrestkosten en belasting - intrestkosten

38
Q

nettowinst na belasting

A

= nettowinst voor belasting - Vennootschapsbelasting

39
Q

resultaat per aandeel

A

= Nettowinst na belasting/ aantal geplaatste aandelen

40
Q

cashflow per aandeel

A

=cashflow/aantal geplaatste aandelen
=Nettowinst nb + afschrijvingen

41
Q

dividendrendement

A

(bruto dividend per aandeel/ beurskoers per aandeel) * 100%

42
Q

beleggersrendement

A

(bruto dividend +koerswinst)/aankoopprijs belegging * 100%

43
Q

nettoresultaatmarge

A

nettowinst voor belasting in procenten van de omzet

44
Q

bedrijfsvergelijking

A

Externe vergelijking van de financiële ratio’s en gegevens van een bedrijf met die van andere bedrijven.

45
Q

Gederfde interest

A

Is de interest die de eigenaar van een eenmanszaak (VOF) misloopt omdat hij/zij eigen vermogen in het bedrijf stopt en niet belegt buiten het bedrijf

46
Q

Hefboomeffect

A

het aantrekken van vreemd vermogen dat minder kost dan de rentabiliteit van het totale vermogen leidt ertoe dat de rentabiliteit van het eigen vermogen gaat stijgen en is rekenkundig gelijk aan het verschil tussen de rentabiliteit van het eigen vermogen voor aftrek van belasting en de rentabiliteit van het totale vermogen voor aftrek van belasting (REVvb - RTVvb)

47
Q

Hefboomfactor

A

de verhouding vreemd vermogen/eigen vermogen (VV/EV)

48
Q

Interne bedrijfsvergelijking

A

vergelijking van de financiële ratio’s en gegevens van een onderneming in de tijd.

49
Q

Kasstelsel

A

stelsel dat de administratie baseert op de uitgaven en ontvangsten waarbij alles draait om de verandering in de liquide middelen

50
Q

Kasstroomoverzicht

A

is een overzicht waarin staat waar de liquide middelen vandaan zijn gekomen in het afgelopen boekjaar en waaraan ze zijn besteed, met andere woorden de verandering in de liquide middelen (kas + direct opeisbare spaartegoeden +/- RC-tegoed) wordt verklaard

51
Q

Liquidatiebalans

A

een balans waarop de liquidatiewaarde van de bezittingen staat.

52
Q

Liquiditeitsbegroting

A

een overzicht van alle betalingen en ontvangsten die men van plan is te gaan doen in een toekomstige periode.

53
Q

Omlooptijd vermogen

A

de tijd die verstrijkt tussen het moment van investeren in een activum (goederen, debiteuren, machines, etc.) en het moment waarop het geïnvesteerde geld weer vrijkomt.

54
Q

Ondernemersloon

A

het deel van de nettowinst dat de ondernemer bij een eenmanszaak of een VOF zichzelf toerekent als beloning voor de arbeid die hij verricht.

55
Q

Periodetoerekeningsstelsel

A

stelsel dat de administratie baseert op de kosten en opbrengsten in een periode en waarbij alles draait om de verandering in het eigen vermogen

56
Q

formules solvabiliteit

A

=TV/EV (*100%)
norm ≥ 1,5
=> als de uitkomst groter/gelijk is aan 1,5, is de onderneming solvabel

=EV/VV (*100%)= (TV/VV) - 1
norm ≥ 0,5
=> als de uitkomst groter/gelijk is aan 0,5, is de onderneming liquide