Het EEG tijdens de slaap Flashcards

1
Q

Slaapstadia

A

NREM-slaap: N1, N2 (oppervlakkige slaap), N3 (diepe slaap)

REM-slaap (rapid eye movement)

Onderscheiden door te meten van: EEG, kin-EMG, EOG.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Slaapcyclus, leeftijd, slaapefficiëntie

A

Slaapcyclus: patroon waarin de slaapstadia elkaar opvolgen, duurt 90 minuten. REM-slaap langer later in de nacht.

Kinderen slapen langer en hebben meer diepe slaap, oudere mensen meer oppervlakkige slaap (zie tabel klapper)

Slaapefficiëntie: deel van de nacht waarin daadwerkelijk geslapen wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Slaap-waakritme, regulatie

A

Neuronale netwerken voor slaap en waak waarvan er steeds een overheerst, ritmische wisseling is gevolg van interne autonome biologische klok, deze bevindt zich in de suprachiasmatische nucleus, deze stuurt de epifyse (pijnappelklier) aan tot productie van melatonine (slaaphormoon).

Netwerken voor slaap en waak bevinden zich in de formatio reticularis, dit is een diffuus vertakt netwerk van verschillende zenuwcellen en ligt in de centrale gebieden van medulla oblongata, pons, mesencefalon en thalamus met verbindeingen naar de cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Regulatie waak

A

Activering van mesencefale deel van reticulair activerend systeem (RAS) en achetrste deel hypothalamus stimuleert groepen neuronen (nucleus basalis van Meynert) en de cortex. Uit zich in het EEG in desynchronisatie (snelle activiteit, kleine amplitude). RAS stimuleert ook pontine blikcentra, waardoor snelle (on)willekeurige oogbewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Regulatie NREM-slaap

A

Medullaire deel van formatio reticularis en neuronen in andere kernen (n. tractus solitarius, voorste deel hypothalamus, raphe kern en kernen in thalamus) projecteren op nucleus basalis van Meynert en cortex. Vermindere activiteit in dit systeem veroorzaakt afgenomen activatie van de cortex en pontine blikcentra, waardoor NREM-slaap.

Ontstaan synchrone spoelvormige reeksen golven in thalamus, hierdoor blokkade van doorgave van zenuwimpulsen naar de thalamus, daardoor minder impulsen naar cortex, waardoor daling bewustzijn.

Thalamus speelt rol bij vorming delta-golven.

Raphe kernen dempen imput van zintuigen en motore activiteit, beschadiging van kernen veroorzaakt slapeloosheid.

Daling bloeddruk, tragere hartslag, pupilvernauwing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Regulatie REM-slaap

A

Op bepaald moment in NREM-slaap gaan neuronen van formatio reticularis andere neuronen in pontine reticulaire formatie stimuleren, er treedt dan REM-slaap op.

Kenmerken:

  • activering cortex waardoor desynchronisatie.
  • optreden thetaritmen in hippocampus.
  • remming spiertonus, via stimulatie van medullaire reticulaire kernen.
  • beïnvloeding van pontine blikcentrum, waardoor snelle onwillekeurige oogbewegingen.
  • activering basale cortex en visuele systeem, waardoor dromen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Registratie neurofysiologische verschijnselen slaapstadia

A

minstens 3 EEG-kanalen: F4-M1, C4-M1, O2-M1 (M=mastoïd)
2 EOG-kanalen
1 EMG-kanaal kinspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waak met ogen dicht, EEG, EOG, EMG

A

EEG: alfaritme occipitaal

EOG: wisselt per persoon

EMG: hoge spiertonus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Slaapstadium N1, EEG, EOG, EMG

A

EEG: paradoxale alfarespons, vertexgolven, POSTS

EOG: dwalende oogbewegingen, verdwijnen later in stadium

EMG: spiertonus neemt af tov waak, nog relatief hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Slaapstadium N2, EEG, EOG, EMG

A

EEG: slaapspoelen, K-complexen

EOG: geen oogbewegingen

EMG: spiertonus neemt nog verder af, maar nog duidelijk aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Slaapstadium N3, EEG, EOG, EMG

A

EEG: 20% of meer van de tijd deltagolven met amplitude groter dan 75 µV (gebaseerd op kanaal F4-M1), minder slaapsoelen dan in N2, K-complexen

EOG: geen oogbewegingen

EMG: spiertonus neemt nog verder af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

REM-slaap, EEG, EOG, EMG

A

EEG: desynchroon beeld, wisselende frequenties, kleine amplitude (paradoxale slaap), zaagtandgolven (maximum centraal)

EOG: snelle geconjugeerde oogbewegingen

EMG: spiertonus zeer laag (hypotonie, atonie), soms twitches

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Arousals

A

In N1, N2, N3 en REM.

Abrupte verandering in EEG-frequentie, bestaand uit alfa- of theta-activiteit of activiteit van meer dan 16 Hz, duur minstens 3 seconden voorafgegaan door minstens 10 seconden stabiele slaap.

In REM moet gelijktijdig verhoging van spiertonus zijn van minstens 1 seconde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hypnogram

A

Grafiek waarin de slaapstadia in de tijd worden weergegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Indicaties slaaponderzoek

A

Hypersomina ( te veel slapen), insomnia (slecht slapen)

  • OSAS (obstructief slaapapneusyndroom), hypersomnia, slecht slapen door adempauzes, overdag moe en snel in slaap vallen
  • Narcolepsie, hypersomnia, structuur van slaap wijkt af, vaak snel REM-slaap, slaapaanvallen overdag
  • Verhoogd activeringsniveau, insomnia, piekeren, lichamelijke inspanning

Parasomnia: abnormaal gedrag tijdens slaap

Epilepsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly