Afleidingen Flashcards

1
Q

Afleiding

A

De wijze waarop een signaal weergegeven wordt. Welke elektroden op welke kanalen weergegeven.

Verschillende soorten:
Bipolair serieafleiding (met korte en lange afstanden).
Referentieafleiding (gemeenschappelijke referentie, gemeenschappelijke gemiddelde referentie, source-referentie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Regels voor het samenstellen van afleidingen

A
  • Eenvoudig en overzichtelijk.
  • Gelijke afstanden tussen de elektroden.
  • Bipolaire serie in één lijn.
  • Voor-achterwaarts en van rechts naar links.
  • Symmetrisch opgebouwd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Longitudinale afleiding (korte afstanden), eigenschappen

A

Bijv. dubbele banaan.
Links- en rechtsvergelijking is goed mogelijk.
Gelokaliseerde afwijkingen komen beter naar voren dan diffuse afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Transversale afleiding, eigenschappen

A

Bijv. voorste en achterste coronaire afleiding.
Gelokaliseerde afwijkingen komen beter naar voren dan diffuse afwijkingen.
Kan worden gebruikt voor het bestuderen van epileptiforme activiteit in de temporale gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kruisafleiding, eigenschappen

A

Combinatie van longitudinale en transversale serieafleiding.
Bijv. kruis over C3 en C4, om muritme te bestuderen en lokale afwijkingen in centrale gebieden.
Bijv, kruis over T3 en T4, om lokale afwijkingen in de temporale gebieden te bestuderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bipolaire serieafleiding met grote afstanden tussen de elektroden, eigenschappen

A

Om een algemene indruk van het EEG te krijgen.
Om de amplitude van het alfaritme te meten.
Vaak gebruikt bij hersendood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Afleiding naar de gemeenschappelijke referentie

A

Bijv. naar ipsilaterale oor, om synchronie tussen linker- en rechterhemisfeer te bestuderen.
Bijv. naar Cz of Fz, om de beide hemisferen te vergelijken.
Bijv. naar A1 of A2, om lokale activiteit ter hoogte van de contralaterale temporaalstreek te bestuderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Afleiding naar de gemeenschappelijke gemiddelde referentie, Goldman-effect

A

Geschikt voor het weergeven van gelokaliseerde afwijkingen.

Nadeel: Goldman-effect, verschijnselen die diffuus voorkomen en/of een grote amplitude hebben, beïnvloeden het gemiddelde sterk. Hierdoor kan een verafgelegen neutraal gebied als negatief of positief (afhankelijk van verschijnsel) gezien worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Afleiding met source-referentie

A

Elke elektrode weergeven naar gemiddelde van de omringende elektroden, referentie voor elke elektrode anders (maximum bepalen is onmogelijk).

Geschikt voor het bekijken van lokale verschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly