Hemodynamica Flashcards

1
Q

katabolisme

A

afbreken van substanties om energie vrij te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

anabolisme

A

opbouwen van stoffen, kost energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

energie komt van:

A

koolhydraten (4,1 kcal/g)
eiwitten (4,3 kcal/g)
vetten (9,4 kcal/g) (kost ook meer O2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Darcy’s law (flow)

A
drukverschil/weerstand = flow
CO= (map-cvp)/SVR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

poiseulle’s law

A

visceuze weerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wet van La Place

A

druk in het vat (wandspanning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

compliantie

A

1/stijfheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wet van Ohm

A

U=I*R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

weerstand (serie)

A

Rtot= R1+R2…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

weerstand (paralel)

A

(1/Rtot)=(1/R1)+(1/R2)….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

beste buffercapaciteit

A

pH=pK

buffercapaciteit is de hoeveelheid sterk zuur of base die moet worden toegevoegd om de pH te doen veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pH vs pOH

A

pH+pOH=14, stel pH=2 dan is de pOH 12 en is er dus 10^10 meer H dan OH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fasen actiepotentiaal

A

0: Na kanalen open
1: Na kanalen sluiten
2: K kanalen (gedeeltelijk) open, Ca kanalen open
3: K kanalen nog steeds open (mp neemt af)
4: herstel oorspronkelijke concentraties (kost ATP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onderdrukken Na/K pomp

A

bij ischemie –> geen ATP beschikbaar
Na gaat cel niet meer uit
extra depolarisation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

digoxine

A

onderdrukt ook Na/K pomp
Ca hoopt op in de cel
extra sterke contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

absolute refractaire periode

A

alle na kanalen zijn inactief

geen actiepotentiaal mogelijk

17
Q

relatieve refractaire periode

A

een aantal kanalen zijn wel actief, een aantal niet

wel actiepotentiaal mogelijk, maar pas met veel moeite

18
Q

axiale druk

A

drukverschil binnen een bloedvat

bepaalt de flow

19
Q

hydrostatische druk

A

drukverschil in niet-horizontale bloedvaten door de zwaartekracht (hierdoor ontstaat oedeem)

20
Q

wet van Boyle

A

druk in een afgesloten ruimte neemt toe als het volume van die ruimte afneemt (mits de temp. constant is)

21
Q

wet van dalton

A

de totale gasdruk van een mengsel is opgebouwd uit de bijdragen van elk aanwezig gas.

22
Q

buffercapaciteit

A

hoeveelheid sterk zuur of base die toegevoegd moet worden voordat de pH verandert

23
Q

shear stress

A

afschuifspanning

force/area

24
Q

afschuidsnelheid

A

verschil in snelheid/ verschil in afstand

25
Q

shear rate

A

viscositeit

afschuispanning/afschuifsnelheid

26
Q

wet van Charles

A

V/T is constant bij een constante druk

oftewel als P constant is is V/T constant

27
Q

wet van Regnault

A

P/T is constant bij een constante V

28
Q

wet van Henry

A

de concentratie van een gas in een vloeistof is rechtevenredig met de druk van dat gas in en Boven die vloeistof