HC7 Flashcards

1
Q

Scheefheid

A

in hoeverre de beschikbare middelen in de samenleving scheef verdeeld zijn in absolute en relatieve zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Openheid

A
  • mobiliteit (in hoeverre is het mogelijk om jezelf omhoog te werken of terug te vallen op de sociale ladder)
  • sociale afstand (in hoeverre kijkt een groep op tegen een hogere klasse en neer op een lagere klasse)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociale stratificatie

A

systeem waarmee een samenleving categorieën van mensen rangschikt in een bepaalde hiërarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kastenstelsel

A

sociale stratificatie op basis van afkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Reproductie

A

de waarschijnlijkheid dat jij tot dezelfde sociale klasse behoort als je ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mobiliteit

A

Een deel van de bevolking stijgt of daalt op de sociale ladder door individuele prestaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociale kwestie

A

loonwerkers hadden geen keuze om niet te werken door de omstandigheden, omdat ze anders verhongerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Meritocratie

A

het verzwakken van grenzen tussen sociaaleconomische klassen door het stimuleren van sociale mobiliteit zoals gelijke kansen en openheid–> je positie in de samenleving wordt toebedeeld op basis van inzet en kunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Herverdeling

A

het verkleinen van verschillen tussen sociale klassen door inkomensherverdeling van hoge naar lage klassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verzorgingsstaat

A

resultaat van onderhandelingen tussen georganiseerde belangen in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Morele kenmerken

A

waarden die centraal staan in de verzorgingsstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Structurele kenmerken

A

de inrichting en organisatie van de staatsvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3 functies van de verzorgingsstaat

A
  1. Werknemersbescherming (minimumloon en ARBO wetgeving
  2. Horizontale herverdeling (reduceren van inkomensverschillen dmv verzekeringen en uitkeringen
  3. Verticale herverdeling (verkleinen van ongelijkheden dmv toeslagen en belastingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verschuiving verzorginsstaat

A

Paternalistiche verzorgingsstaat–>participatie samenleving met privatisering van de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Globaliseringstheorie

A

Nederland heeft tegenwoordig hoger opgeleiden in de kenniseconomie en verzorgingsstaat, maar alle arbeiders hebben zich gevestigd in andere landen zoals Bangladesh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly