HC.5 Complexe overerving in de praktijk Flashcards
Robertiaanse translocatie =
= 2 lange armen van chromosomen breken dicht bij centromeer en versmelten met elkaar-> de korte armen hebben geen nuttige informatie -> gebalanceerd dus gezonde drager -> het kind van deze is dan ongebalanceerd
Haploidinsufficiënt =
= 1 genkopie is verloren of inactief en de ander is niet in staat de normale functie uit te voeren
Hemizygoot =
= 1 allel (zoals X bij de man)
Heteroplasmie =
= als er meerdere types mtDNA’s zijn
Reciproke translocatie =
= 2 delen DNA breken ergens af -> deze verplaatsen van plek -> gebalanceerd dus gezonde drager -> het kind van deze is dan ongebalanceerd
Leber Opticus atrofie =
- Geeft neuritis optica
- Patiënten zijn vaak 15-30 jaar oud
- Dramatische visus daling één oog, tweede volgt kort erop
- 3 mutaties in mtDNA gevonden
Mitochondrieel DNA 2 soorten
- Mitochondrieel coderend (minderheid)
- Kerncoderend (meerderheid)
Trisomic rescue =
= er is een trisomie in de cel, maar bij het delen gaat dat niet goed -> 1 van de 3 “wordt eruit gegooid” -> deze groeit beter dan trisomie cellen -> voordeel, maar kunnen dus unipaternale disomie geven
Constitutioneel mozaïk =
= Mozaïk zit overal in je lichaam
- kan kind met aandoening geven als het ook in kiemcel zit
Somatisch mozaïk =
= niet overal in je lichaam, soms 1 orgaan of 1 plek (tumor achtig)
- kan kind de aandoening NIET geven
- later in je leven pas ontwikkeling van mozaïk
Kiemcel mozaïk =
= alleen in de kiemcel
- kan kind met aandoening geven
- embryonaal al ontwikkeling van mozaïk